ECLI:NL:TGZRGRO:2016:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2015/88
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2016:16 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-06-2016 |
Datum publicatie: | 14-06-2016 |
Zaaknummer(s): | G2015/88 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klager verwijt uroloog onvolledig informeren over medicatie en het benodigde controletraject en het niet-inzetten van dat controletraject. Klacht ongegrond. |
Rep.nr. G2015/88
14 juni 2016
Def. 102
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Beslissing op de klacht van:
a,
klager,
wonende te B,
tegen
C ,
werkzaam als uroloog te D,
verweerster,
BIG-reg.nr:,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot
1. Verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met bijlagen van 29 augustus 2015, ingekomen op 2 september 2015;
- het verweerschrift met bijlagen van 15 oktober 2015, ingekomen op 16 oktober 2015;
- de repliek met bijlagen van 31 januari 2016, ingekomen op 4 februari 2016;
- proces-verbaal van het op 4 februari 2016 gehouden mondeling vooronderzoek gehouden door mr. drs. W.J. de Boer;
- aanvullend repliek met bijlagen van 14 februari 2016, ingekomen op 16 februari 2016;
- de dupliek van 19 februari 2016, ingekomen op 24 februari 2016.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 26 april 2016. De klacht is behandeld tezamen met de andere, met de klacht samenhangende, klacht zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, die bekend is onder het dossiernummer G2015/89 (betreffende huisarts E). Partijen zijn verschenen. Klager werd vergezeld door zijn broer; verweerster werd ter zitting bijgestaan door haar gemachtigde.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.
2.1
Klager is in verband met mictieklachten op 2 november 2005 door zijn toenmalige huisarts naar een uroloog verwezen. Verweerster heeft op 25 november 2005 bij klager, aan de hand van de anamnese en na lichamelijk onderzoek, de diagnose goedaardige prostaatvergroting gesteld. De PSA-waarde (2.2) was recentelijk door de huisarts bepaald; dit bloedonderzoek is niet herhaald. Verweerster heeft klager Xatral (alfuzosine) voorgeschreven.
2.2
Op 27 januari 2006 is klager bij verweerster op controle geweest. Verweerster heeft hem toen Omnic (tamsulosine) voorgeschreven in plaats van Xatral. Op het consult van 15 februari 2006 heeft verweerster klager naast Omnic tevens Avodart (dustasteride) voorgeschreven en nader onderzoek ingesteld. Bij brief van 22 februari 2006 heeft verweerster de huisarts van klager de drie consulten op de hoogte gesteld.
2.3
Bij het controleconsult op 30 juni 2006 hebben klager en verweerster onder meer over de bijwerking libidoverlies gesproken. Verweerster heeft klager geadviseerd na te denken over een Trans-Urethrale Resectie van de Prostaat (TURP). In een brief van 13 juli 2006 heeft verweerster de toenmalige huisarts van klager hiervan op de hoogte gesteld en heeft zij in de brief tevens vermeld dat zij klager adviseerde het gebruik van Avodart te staken, in verband met het libidoverlies.
2.4
Op het consult van 12 januari 2007 bleek klager het gebruik van Avodart niet te hebben gestaakt en gaf hij aan een periode zonder medicatie te willen proberen. In haar brief aan de huisarts van 3 mei 2007, heeft verweerster geschreven dat op het laatste consult van klager, op 12 april 2007, bleek dat hij Xatral-afhankelijk was. Tevens schreef zij “Revisie: alleen zonodig.” Hierna is klager niet meer bij verweerster op consult geweest.
2.5
Op 22 juni 2011 is de PSA-waarde van klager gecontroleerd, deze was op dat moment 3.7 en op 21 november 2014 was die waarde gestegen naar 10. Uit het aansluitend onderzoek door een uroloog en een second opinion bleek van prostaatkanker met metatstasen naar regionale lymfklieren.
2.6
Klager heeft in Duitsland zijn prostaat en regionale lymfeklieren laten verwijderen. Twee maanden na de operatie blijkt sprake van (ongeneeslijke) uitgezaaide prostaatkanker.
3. De klacht
De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Verweerster heeft nalatig en incompetent gehandeld, namelijk zij heeft :
1. klager niet volledig geïnformeerd over de medicatie Avodart;
2. klager niet gewezen op het bijbehorende controletraject, en
3. het controletraject niet geïmplementeerd.
4. Het verweer
Verweerster heeft het middel Avodart slechts korte tijd voorgeschreven en zij verkeerde in de veronderstelling dat zij het gebruik van dat middel had stopgezet (in verband met libidoverlies). Zij heeft na 30 juni 2006 geen herhaalrecepten voor Avodart meer uitgeschreven. Voor een nieuwe bepaling van de PSA-waarde was alleen daarom al geen aanleiding. De richtlijn ‘Diagnostiek en behandeling van LUTS/BPH’ geeft aan dat bij onverdachte prostaat- en mictieklachten passend bij BPH geen PSA bepaald behoeft te worden. Eerst in 2010 werd een relatie tussen dutasteride en prostaatcarcinoom bekend. Benigne prostaathyperplasie en prostaatcarcinoom zijn twee verschillende ziekten en leiden niet tot elkaar. Dutasteride remt waarschijnlijk de groei van minder agressieve prostaatkanker. Sinds 2007 heeft verweerster geen behandelrelatie meer met klager.
5. Beoordeling van de klacht
5.1
Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsbeoefening is gebleven, rekening houden met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klager klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm was aanvaard.
5.2 Onvolledige informatie over de medicatie
Het college merkt op dat verweerster gehouden was om van de voorgeschreven medicatie de meest voorkomende bijwerkingen met klager te bespreken. Dit betekent evenwel niet dat zij de hele bijsluiter met hem diende door te nemen. Gebleken is dat verweerster en klager in ieder geval over de veel voorkomende bijwerking ‘libidoverlies’ hebben gesproken. De ‘halverende werking van Avodart op de PSA-waarde’ is geen bijwerking die verweerster tegenover klager had behoeven te benoemen omdat dit geen bijwerking is die als zodanig behandeld dan wel vermeden kan worden.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.3 Niet-instellen van een controletraject en de huisarts overeenkomstig informeren
Uit het medisch dossier en uit de brief van verweerster aan de huisarts blijkt dat zij Avodart slechts voor een korte periode (15 februari 2006 – 30 juni 2006) aan klager heeft voorgeschreven en dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij het gebruik daarvan had gestopt. In verband hiermee heeft verweerster voor klager geen controletraject hoeven instellen. De PSA-waarde van 2.2 voor het gebruik van Avodart en het lichamelijk onderzoek dat verweerster heeft verricht, wezen niet in de richting van een verdenking op prostaatcarcinoom. Gezien de stopzetting van het gebruik van Avodart en het vorenstaande behoefde verweerster over de halverende werking van dat middel op de PSA-waarde geen waarschuwing aan de huisarts te doen uitgaan.
Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.
6. Slotsom
Nu de klacht faalt, zal deze ongegrond worden verklaard.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
verklaart de klacht ongegrond en wijst de klacht af.
Aldus gegeven door:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. dr. L. Groefsema, lid-jurist,
dr. R.F. Kropman, lid-beroepsgenoot,
dr. W.F.R.M. Koch, lid-beroepsgenoot,
drs. H. Rumpt, lid-beroepsgenoot,
bijgestaan door mr. Y.M.C. Bouman, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2016 door mr. P.W.M. Huisman, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Commandeur, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klager, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.