ECLI:NL:TGZRGRO:2015:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2015/06

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2015:48
Datum uitspraak: 04-08-2015
Datum publicatie: 04-08-2015
Zaaknummer(s): G2015/06
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klaagster is in bewaring gesteld, omdat zij een gevaar voor zichzelf en anderen zou zijn. Klaagster verwijt verweerder dat hij een verkeerde diagnose heeft gesteld, haar verkeerde medicatie heeft voorgeschreven en verstrekt, grensoverschrijdende bejegening, gedwongen medicatie en dat hij haar noodmedicatie per injectie heeft toegediend. Het College oordeelt dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt treft en verklaart de klacht ongegrond.

Rep.nr. G2015/06

4 augustus 2015

Def. 097

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 29 januari 2015

binnengekomen klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen

C,

psychiater,

werkende te B,

verweerder,

BIG reg.nr:

gemachtigde: mr. H.A. Lammerts.
1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift van 28 januari 2015, ingekomen op 29 januari 2015;

- het verweerschrift van 25 maart 2015, ingekomen op 26 maart 2015;

- de repliek van 24 april 2015, ingekomen op 28 april 2015;

- de brief van 1 mei 2015 namens verweerder betreffende het medisch dossier, ingekomen op 4 mei 2015;

- de dupliek van 19 mei 2015, ingekomen op 26 mei 2015.

De klacht is behandeld in raadkamer.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.1

Klaagster is van 24 december 2014 tot en met 22 januari 2015 gedwongen opgenomen bij D te E omdat zij een gevaar voor zichzelf (suïcidaal) en voor anderen zou zijn.

2.2

Vóór de inbewaringstelling (hierna: IBS) was klaagster bij het F te G (hierna: F) gediagnostiseerd met een schizoaffectieve stoornis en het chronisch vermoeidheidssyndroom. Voorafgaand aan de IBS was tevens sprake geweest van slaapdeprivatie. Klaagster was bij F onder behandeling. Op 24 december 2014 heeft de psychiater die de IBS-beoordeling van klaagster uitvoerde de diagnose ‘dysfoor manisch psychotisch toestandsbeeld’ gesteld. Een collega van verweerder constateerde, in samenspraak met de verpleegkundige en de eerste contactpersoon, dat er sprake was van oordeels- en kritiekstoornissen, een dysfore stemming, versneld en associatief denken, een afwerende contactname, verhoogde prikkelbaarheid met plotseling optredende agitatie en achterdocht. Verweerder onderschreef de eerder gestelde diagnose ‘dysfoor manisch psychotisch toestandsbeeld’.

2.3

Klaagster kreeg door een collega van verweerder een verhoogde dosis Seroquel voorgeschreven: 800 mg daags óf Seroquel 400 daags in combinatie met haloperidol in plaats van Seroquel 400 mg daags. Klaagster weigerde mee te werken aan het innemen van deze verhoogde medicatie, waarop een procedure tot dwangbehandeling is gestart.

2.4

Verweerder heeft in het kader van een second opinion geoordeeld dat de toediening van dwangmedicatie proportioneel, subsidiair en doelmatig was, zowel op grond van het interne als het externe gevaar ex artikel 38c Wet Bopz. De dwangbehandeling is klaagster door een collega van verweerder (mondeling en schriftelijk) aangezegd per 12 januari 2015, op grond van artikel 38c, lid 1a (extern gevaar) en artikel 38c, lid 1b (intern gevaar) van de Wet Bopz, maar in verband met voldoende remissie van het toestandsbeeld nooit geëffectueerd.

2.5

Klaagster heeft in de tijd dat zij bij D gedwongen opgenomen is geweest driemaal noodmedicatie toegediend gekregen, bestaande uit haloperidol, prometazine en lorazepam. Deze noodmedicatie is haar toegediend op 28 december 2014, 31 december 2014 en 6 januari 2015.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klaagster verwijt verweerder dat hij:

1. een verkeerde diagnose heeft gesteld;

2. haar verkeerde medicatie heeft voorgeschreven en verstrekt en

3. klaagter grensoverschrijdend heeft bejegend, gedwongen medicatie en noodmedicatie heeft toegediend.

4. Het verweer

Verweerder is in beperkte mate bij klaagster betrokken geweest. Hij heeft haar tweemaal gesproken in het kader van een second opinion inzake dwangbehandeling en hij heeft de diagnose ‘dysfoor manisch psychotisch toestandsbeeld’ gesteld, die in lijn is met het ziektebeeld van klaagster en door meerdere collegae wordt bevestigd. Verweerder heeft later – als waarnemer- de voorgenomen dwangmedicatie opgeschort toen hij vernam dat klaagster daartegen een klacht had ingediend.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het College heeft geen aanwijzingen dat verweerder met de diagnose ‘dysfoor manisch psychotisch toestandsbeeld’ een verkeerde diagnose heeft gesteld. De diagnose is in lijn met het ziektebeeld van klaagster en wordt door meerdere collegae bevestigd.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.2

Het College heeft geen aanwijzingen dat verweerder – als niet behandelaar- een rol heeft gehad om medicatie voor te schrijven, laat staan het voorschrijven van een hogere dosis medicatie. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3

Het College heeft geen aanwijzingen dat verweerder grensoverschrijdend heeft gehandeld. Verweerder heeft geen medicatie voorgeschreven of toegediend; hij heeft betrokkene beoordeeld in het kader van een second opinion. Het College heeft geen aanwijzingen dat verweerder daarbij niet zorgvuldig heeft gehandeld. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

6. Slotsom

Het College is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht zal kennelijk ongegrond worden verklaard.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter

mr. dr. L. Groefsema, lid-jurist,

dr. A.J.K. Hondius, lid-geneeskundige,

drs. E.M. ter Braak, lid-geneeskundige,

drs. M.J.T. Tijkotte, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mr. Y.M.C. Bouman, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2015 door voornoemde voorzitter, in

tegenwoordigheid van voornoemde secretaris

De secretaris: De voorzitter:

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klager, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.