ECLI:NL:TGZRGRO:2012:YG2402 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2012/43

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2012:YG2402
Datum uitspraak: 06-11-2012
Datum publicatie: 07-11-2012
Zaaknummer(s): G2012/43
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder geen adequaat onderzoek te hebben verricht en hem geen goede medische zorg te hebben geboden bij (slijtage)problemen van een knie. Klacht ongegrond. Voor wat betreft klacht over wachttijd ziekenhuis, klager niet-ontvankelijk

Rep.nr. G2012/43

6 november 2012

Def. 144

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 6 april 2012 bij het College

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B ,

klager,

tegen

C ,

wonende te D,

verweerder,

BIG reg.nr: -,

gemachtigde: mr. M.J. Bos

werkzaam bij: DAS Rechtsbijstand.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift van 20 februari 2012 , op 28 februari 2012 ingekomen bij het College te Eindhoven en ingekomen bij het College te Groningen op 6 april 2012 ;

- het verweerschrift van 27 april 2012 , ingekomen op 2 mei 2012 ;

- de repliek van 24 juli 2012 , ingekomen op 26 juli 2012 ;

- de brief met bijlagen van mr. Bos d.d. 23 augustus 2012, ingekomen op 27 augustus 2012 ,

- de brief van klager d.d. 30 augustus 2012, ingekomen op 31 augustus 2012.

In het kader van het vooronderzoek zijn partijen in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Partijen hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 4 september 2012 . Verschenen zijn: verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Bos voornoemd. Klager is met kennisgeving niet verschenen. Ter zitting is als getuige gehoord, mevrouw E, de doktersassistente van verweerder, die tijdens het consult met klager aanwezig was.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.1.

Klager, al langer bekend met problemen aan zijn rechterknie, heeft op 31 januari 2012 deze knie verdraaid. Als gevolg hiervan werd de knie dik en kreeg klager een verdoofd gevoel in zijn enkel. Klager is hiermee op 2 februari 2012 op consult bij zijn huisarts geweest. De huisarts heeft röntgenfoto’s van de knie laten maken en klager verwezen naar verweerder, waar hij op 9 februari 2012 een afspraak had.

2.2.

Op 9 februari 2012 heeft het consult plaatsgevonden. Verweerder heeft tijdens dit consult lichamelijk onderzoek verricht en de eerder gemaakte röntgenfoto’s beoordeeld. Verweerder heeft geconcludeerd dat er sprake was van een getraumatiseerde slijtage van de knie. Op basis van zijn bevindingen heeft verweerder voorgesteld om een fysiotherapeut in te schakelen om de pijnklachten te verminderen. Daarnaast heeft verweerder, gezien het verminderde gevoel bij de hiel, voorgesteld een neuroloog te consulteren.

2.3.

Klager was het niet eens met de bevindingen van verweerder en heeft het spreekuur uiteindelijk boos verlaten.

3. Beoordeling van de klachten

3.1.

Het College wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

3.2.

Het eerste klachtonderdeel komt er op neer dat klager verweerder verwijt dat hij onvoldoende medisch onderzoek heeft verricht, door alleen af te gaan op twee röntgenfoto’s en uitwendig onderzoek. Klager is van mening dat er een MRI scan of een kijkoperatie had moeten worden verricht om een goede diagnose te kunnen stellen. Het College kan zich vinden in het verweer dat de twee röntgenfoto’s al een duidelijke arthrose laten zien, terwijl een MRI scan van het kniegewricht in afwezigheid van slotklachten of mechanische beperkingen geen aanvullende informatie oplevert, conform de richtlijnen van de beroepsgroep. Verweerder heeft aldus bij klager voldoende onderzoek verricht om tot zijn bevindingen te komen. Het klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

3.3.

Ook het tweede klachtonderdeel, waarin klager verweerder verwijt dat door hem niet is gekeken naar een medische oplossing voor de (pijn) klachten en geen integrale behandeling is aangeboden, is naar het oordeel van het College ongegrond. Verweerder heeft klager fysiotherapie aangeboden om de pijn te verminderen, terwijl hij eveneens heeft aangegeven dat bij aanhoudende klachten op termijn een knieprothese geplaatst moet worden. Voor het verminderde gevoel in de enkel/ hiel heeft verweerder voorgesteld een neuroloog in te schakelen, hetgeen naar het oordeel van het College in de gegeven omstandigheden juist is.

3.4.

Ten slotte is klager in zijn derde klachtonderdeel, dat erop neer komt dat de wachttijd in het ziekenhuis waar verweerder werkt te lang is, niet-ontvankelijk nu dit verweerder niet verweten kan worden. Het ziekenhuis is niet onderworpen aan tuchtrechtspraak in de zin van de wet BIG.

4. Slotsom

De klacht is voor wat betreft het eerste en het tweede klachtonderdeel ongegrond. Voor wat betreft het derde klachtonderdeel is klager niet-ontvankelijk.

5. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

Verklaart de klacht voor wat betreft het eerste en tweede klachtonderdeel ongegrond en wijst deze af en v erklaart klager voor wat betreft het derde klachtonderdeel niet-ontvankelijk.

Aldus gegeven door:

Mw. Mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,

mr. P.W.M. Huisman , lid-jurist,

drs. W.P. Haanstra , lid-geneeskundige,

drs. H.R. van Dop , lid-geneeskundige,

mevrouw drs. E.M. ter Braak, lid-geneeskundige,

bijgestaan door mevrouw mr. H.D. de Groot, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2012 door mr. P.W.M. Huisman, de voorzitter, in tegenwoordigheid van mevrouw mr. N. Brouwer,de secretaris.

De secretaris: De voorzitter: