ECLI:NL:TGZRGRO:2012:YG1709 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen T2011/03

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2012:YG1709
Datum uitspraak: 17-01-2012
Datum publicatie: 18-01-2012
Zaaknummer(s): T2011/03
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een tandarts wegens het geven van een te lichte verdoving. Klacht ongegrond.

Rep.nr. T2011/03

17 januari 2012

Def. 003

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 28 februari 2011

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

gemachtigde: mevrouw mr. C.B. Jalink,

tegen,

C,

wonende B,

tandarts,

BIG-reg.nr.: -,

advocaat: mevrouw mr. J.G.H. Borgdorff.

1. Verloop van de procedure

Het College heeft onder meer kennisgenomen van:

- het klaagschrift van 24 februari 2011, ingekomen op 28 februari 2011;

- het verweerschrift van 18 april 2011, ingekomen op 20 april 2011.

In het kader van het mondeling vooronderzoek zijn partijen op 7 juni 2011 gehoord.

Van dit verhoor is proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 22 november 2011. Klaagster is verschenen met haar gemachtigde mr. C.B. Jalink, verweerster met haar gemachtigde mr. J.O.H. Borgdorff.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten,

die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

- Op 20 januari 2011 heeft klaagster zich tot haar tandarts gewend met reeds enkele dagen bestaande kiespijnklachten in de onderkaak. Er is toen een foto van de onderkaak gemaakt, maar omdat de uitslag daarvan niet voldoende duidelijkheid gaf is er op dat moment niet verder behandeld.

- Op 22 januari 2011 kreeg klaagster zoveel pijn dat zij ’s avonds naar de in het weekend dienstdoende tandarts in Borger is geweest. Die heeft opnieuw een foto van de onderkaak gemaakt en een ontsteking aan de achterste kies geconstateerd. Er is toen een wortelkanaalbehandeling begonnen, maar niet afgemaakt, omdat de behandelend tandarts slechts twee van de vier kanalen kon bereiken. De kies is met een noodvulling gedicht en de eigen tandarts van klaagster zou de behandeling, zoals gebruikelijk, verder moeten afmaken.

- Klaagster bleef pijn houden en heeft op 24 januari 2011 contact opgenomen met de praktijk van haar eigen tandarts. Zij is daar diezelfde dag behandeld door verweerster.

3. De klacht

Verweerster heeft klaagster een te lichte verdoving gegeven. Deze verdoving werkte niet, waardoor klaagster veel pijn heeft ondervonden tijdens de behandeling. Verweerster had een zware verdoving moeten geven, dan had klaagster geen pijn hoeven hebben. Verweerster had bij de vervangend tandarts moeten vragen hoe de eerste behandeling was verlopen.

4. Het verweer

Verweerster heeft klaagster een intraligamentaire verdoving in de onderkaak gegeven. Dit is een verdoving die sneller is uitgewerkt dan de langer werkende mandibulaire geleidingsanesthesie. Een kortdurende verdoving werkt net zo goed als een langdurende verdoving, maar heeft als voordeel dat de patiënt niet urenlang een doof gevoel in de lip houdt. Toen verweerster merkte dat klaagster tijdens de behandeling pijn had is er meerdere malen intraligamentair bijverdoofd. Normaal gesproken is dat meer dan voldoende om een element alsnog gevoelloos te krijgen. Verweerster wist niet dat er nog zenuwen in de kies aanwezig waren. Tijdens de behandeling bleek dat door de vervangend tandarts slechts twee kanalen (distobuccaal en distolinguaal) waren geopend. Dit heeft de overblijvende pulparesten geïrriteerd, waardoor het element hypersensitief en niet goed te verdoven bleek te zijn. Verweerster betreurt dit zeer en heeft tijdens de behandeling excuses aangeboden. Verweerster is echter van oordeel dat haar tuchtrechtelijk gezien geen verwijt te maken valt.

5. De beoordeling van de klacht

Naar aanleiding van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het College als volgt.

5.1

Het College zal aan de hand van de klacht beoordelen of de tandarts ter zake van de behandeling van verweerster een tuchtrechtelijk verwijt moet worden gemaakt. Daarbij wordt vooropgesteld dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de arts bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het door klaagster klachtwaardig geachte handelen en met wat er toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

5.2

Vooropgesteld moet worden dat wanneer een patiënt in de weekenddienst is behandeld door een vervangend tandarts en vervolgens voor het afmaken van die behandeling naar de eigen tandarts teruggaat, er duidelijkheid moet bestaan wat de behandeling door de vervangend tandarts precies heeft behelst. Normaliter zal een verslag van de behandeling op schrift worden gesteld en door de vervangend tandarts aan de eigen arts worden overgedragen. In het onderhavige geval was de tijd tussen de behandeling van de vervangend tandarts en die van de eigen tandarts zo kort dat een schriftelijke overdracht nog niet had plaatsgevonden. Als niet weersproken staat echter vast dat de assistente van verweerster heeft gebeld met de weekendtandarts, waarbij is gevraagd om informatie op te sturen. Er is toen een e-mail met een foto van de kies gestuurd met daarbij de mededeling dat de wortelkanaalbehandeling van de kies was gestart. Verweerster is door de weekendtandarts niet geïnformeerd dat er slechts twee van de vier kanalen waren gevonden en gereinigd. Naar het oordeel van het College is er geen sprake van feiten en omstandigheden die maken dat het op de weg van verweerster had gelegen om na de ontvangen e-mail nader informatie in te winnen bij de vervangend tandarts. Veeleer had het op de weg van laatstgenoemde gelegen om melding te maken van het feit dat niet zij er niet in was geslaagd alle kanalen te bereiken. Bij dit oordeel betrekt het College de omstandigheid dat het te doen gebruikelijk is dat een wortelkanaalbehandeling niet bij één bezoek kan worden afgerond.

Het College overweegt dat klaagster weliswaar stelt dat zij zelf aan verweerster heeft medegedeeld “dat er nog een zenuw in de kies zat”, maar verweerster ontkent dit. Voor het College is, nu het dossier daarvoor ook overigens geen aanknopingspunten biedt, thans niet meer vast te stellen of klaagster al dan niet de door haar gestelde mededeling heeft gedaan. Zoals echter hierna zal blijken is dit niet relevant voor de beoordeling van de klacht die er immers in de kern genomen op neerkomt dat verweerster een onjuiste verdoving heeft toegepast.

5.3

Indien er veronderstellenderwijs van zou worden uitgegaan dat verweerster was geïnformeerd over het feit dat slechts twee van de vier kanalen waren behandeld, dan wel “dat er nog een zenuw in de kies zat” had dit naar verweerster stelt geen verschil gemaakt voor de wijze waarop zij de kies van klaagster zou hebben verdoofd. Ook in dat geval zou zij intraligamentair hebben verdoofd. Het College is van oordeel dat verweerster daarmee niet onjuist heeft gehandeld. De verdovingstechniek als door verweerster toegepast is gangbaar in de praktijk. Ook in de vakliteratuur wordt deze wijze van verdoven omschreven als een van de technieken om een betrouwbare anesthesiediepte te bereiken.

Het komt incidenteel voor dat een wortelkanaalbehandeling niet goed pijnvrij te krijgen is. Dat dit bij verweerster het geval was acht het College te betreuren, maar daarvan kan verweerster, nu zij geheel lege artis heeft gehandeld, geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het College overweegt ten overvloede nog dat het zich niet aan de indruk kan onttrekken dat klaagster door de mededeling van verweerster “een lichte verdoving te zullen geven” op het verkeerde been is gezet. Verweerster heeft aangegeven deze uitdrukking te hebben gebruikt om aan te geven dat zij een kortdurende verdoving zou geven. Het College is van oordeel dat het duidelijker was geweest als verweerster in plaats van de term lichte verdoving, de term kortdurende verdoving had gebruikt, maar acht dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.4.

Voor zover de klacht nog behelst dat verweerster niet zou hebben geluisterd naar klaagster is het College van oordeel dat daaraan voorbij moet worden gegaan. Naar als onweersproken vaststaat heeft verweerster steeds gehoor gegeven aan de signalen van klaagster gedurende de behandeling door meerdere malen bij te verdoven. Ook overigens zijn in de gedingstukken geen aanknopingspunten te vinden voor het door klaagster gestelde.

5.3

Op grond van het bovenstaande zal de klacht dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht ongegrond;

Aldus gegeven door:

mw. mr. K.M. Makkinga, voorzitter,

mw. mr. M. Griffioen, lid-jurist,

dr. J.H. van der Veen, lid- tandarts,

drs. J.R. Eikelenboom, lid-tandart,

drs. P. de Haan, lid-tandarts,

mw. mr. N. Brouwer, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2012 door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris De voorzitter