ECLI:NL:TGZREIN:2023:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2023/3926
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2023:41 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-08-2023 |
Datum publicatie: | 09-08-2023 |
Zaaknummer(s): | H2023/3926 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Deels gegronde klacht tegen een anesthesioloog. Onheuse bejegening voorafgaand aan de operatie op de OK komt niet vast te staan. Wel komt vast te staan dat de anesthesioloog tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het ongemotiveerd en het standaard niet gebruiken van pre-oxygenatie. De anesthesioloog laat de patiënt daarmee een te vermijden risico lopen. Daarnaast had het op de weg van de anesthesioloog gelegen om voor de operatie kennis te nemen van het medisch dossier en er zorg voor te dragen dat over de vragen van klaagster met betrekking tot de anesthesie voor de operatie contact met klaagster zou worden opgenomen dan wel dit punt zelf ter sprake te brengen voordat klaagster onder narcose zou gaan. Het resultaat was dat van gemaakte afspraken ten aanzien van de anesthesietechniek geen sprake was en van overeenstemming over het gebruik van een plexus block evenmin. Met klaagster is onvoldoende besproken welke anesthesietechniek zou worden toegepast. Het tekenen van een voorgedrukt en vooraf ingevuld toestemmingsformulier vlak vóór de operatie en zonder de mogelijkheid van bespreking en zo nodig toelichting, voldoet niet aan het vereiste van een adequaat informed consent. Van adequate informatie en samen beslissen, zoals voorgeschreven in de WGBO, is geen sprake geweest. De gevolgde procedure voldoet ook niet aan de richtlijnen uit het veld. Hoewel er sprake kan zijn van taakverschuiving, vervalt hiermee niet de verantwoordelijkheid van de anesthesioloog. De anesthesioloog heeft geen blijk gegeven inzicht in de nadelen van de weergegeven werkwijze. Hij heeft bovendien, ook achteraf, geen verantwoordelijkheid gevoeld en/of genomen voor het gebrek aan communicatie met klaagster. Klacht deels gegrond verklaard, voorwaardelijke schorsing van zes maanden. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 8 augustus 2023 op de klacht van:
A,
wonende in B,
klaagster,
gemachtigde: mr. C.W. Noorduyn, werkzaam in Den Haag,
tegen
C, anesthesioloog,
werkzaam in D,
verweerder, hierna ook: de anesthesioloog,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
1.1 De anesthesioloog heeft klaagster anesthesie toegediend ten behoeve van een schouderoperatie
op 29 juli 2021. De schouderoperatie is goed verlopen, maar klaagster is ontevreden
over de gegeven anesthesie, over de wijze waarop het informed consent voor de anesthesie
is verkregen en over de bejegening van de anesthesioloog.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de anesthesioloog tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld en dat de klacht grotendeels gegrond is. Het college legt de maatregel
van een voorwaardelijke schorsing van een half jaar op met een proeftijd van twee
jaar. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 16 februari 2022 door RTG Amsterdam en door dat college doorgestuurd naar RTG ‘s Hertogenbosch;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de e-mail met bijlagen van de gemachtigde van klaagster van 13 juni 2023, binnengekomen op 13 juni 2023.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt. Omdat een zitting in ’s-Hertogenbosch niet op kortere termijn
gepland kon worden is de zaak, met instemming van partijen, voor een zitting overgedragen
aan het college in Amsterdam.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 28 juni 2023 in Amsterdam. De
partijen zijn verschenen. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden. De partijen
en hun gemachtigden hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van
klaagster heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. De feiten
3.1 Klaagster had ten gevolge van een val van haar fiets in 2013 schouderklachten
die uiteindelijk hebben geleid tot een schouderoperatie op 29 juli 2021. De operatie
is uitgevoerd in een zelfstandig behandelcentrum (verder: zbc) waar de anesthesioloog
drie à vier dagen in de week werkt.
3.2 Op 3 mei 2021 heeft klaagster een preoperatief gesprek gehad met de orthopedisch chirurg die haar zou opereren. Tijdens dat gesprek is o.a. de anesthesie aan de orde geweest en met name het gebruik van een plexus block. Klaagster, die als oogarts werkzaam is, heeft daartegen bedenkingen geuit vanwege vrees voor mogelijke schade aan één of meer zenuwen. Klaagster heeft toen tegenover de orthopedisch chirurg wel ingestemd met het gebruik van een plexus block.
3.3 Op diezelfde dag heeft klaagster een toestemmingsformulier voor de operatie getekend waarin onder andere is opgenomen (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
‘De keuze tussen het gebruik van algehele narcose of andere door de anesthesist toegepaste
vormen van regionale of lokale anesthesietechnieken is de verantwoordelijkheid van
de anesthesist. De vormen van anesthesietechniek kunnen in overleg met u worden afgesproken.’
3.4 Op 7 mei 2021 heeft klaagster een telefonisch consult gehad met een anesthesiemedewerkster waarbij de anamnese is afgenomen en o.a. de anesthesie is besproken. Klaagster heeft toen haar aarzelingen over een plexus block wederom geuit. In het dossier is daarover onder andere aangetekend:
‘Conclusie en beleid (+) …….. ‘Anesthesieplan
Voorgestelde anesthesietechniek (specialist): Algeheel
Voorkeur anesthesie patiënt: algeheel
Geplande anesthesietechniek: Algeheel
………………………..
Operatiememo zijligging
nog nadenken over cervicaal blok’
3.5 Op de dag van de operatie, 29 juli 2021, heeft klaagster voorafgaand aan de operatie een toestemmingsformulier anesthesiologie ter ondertekening aangeboden gekregen waarin onder andere het volgende staat:
‘In overleg met de medewerker PreOperatieve screening zal ik de volgende ingreep…..uitgevoerd door …..ondergaan met de volgende verdovingstechniek (aankruisen wat van toepassing is meerdere keuzes mogelijk)
R Algehele anesthesie (narcose)
£ Spinale anesthesie (ruggenprik)
R Locoregionale anesthesie
R Sedatie’
3.6 Klaagsters eerste contact met de anesthesioloog vond plaats toen zij, vlak voor de operatie, op de operatietafel lag. Over wat toen nog besproken is en de toon van het gesprek verschillen partijen van mening. Klaagster is daarna onder anesthesie gebracht.
3.7 Klaagster en de anesthesioloog hebben op 21 september 2021 telefonisch over de gang van zaken voorafgaand aan de operatie gesproken. Ook ten aanzien van de toon en inhoud van dit gesprek verschillen de herinneringen van de partijen. De anesthesioloog heeft excuses gemaakt. Dat heeft de lucht niet geklaard.
4. De klacht en de reactie van de anesthesioloog
4.1 Klaagster verwijt de anesthesioloog dat hij:
a) haar onheus heeft bejegend op 29 juli 2021;
b) in strijd met de professionele standaard geen pre-oxygenatie (dat wil zeggen voor de inleiding zuurstof toedienen) heeft toegepast bij de anesthesie;
c) in strijd met de gemaakte afspraken en zonder nader overleg een plexus block heeft toegepast zonder gebruikmaking van electrostimulatie;
d) voorafgaand aan de ingreep geen contact met haar heeft gehad en het toestemmingsformulier niet inhoudelijk met haar heeft besproken
4.2 De anesthesioloog heeft zich verweerd en de klacht bestreden. Kort samengevat herkent hij zich niet in het verwijt over onheuse bejegening. Het gebruik van pre-oxygenatie was volgens hem niet nodig evenmin als het gebruikmaken van electrostimulatie. Hij stelt niet op de hoogte te zijn geweest van de vragen van klaagster over het plexus block en verder conform de procedures binnen het zbc gewerkt te hebben. Verder heeft hij weinig herinneringen aan de communicatie tussen partijen voorafgaand aan de operatie. Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de anesthesioloog de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende anesthesioloog.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de anesthesioloog geldende
beroepsnormen en andere professionele standaarden.
Klachtonderdeel a) onheuse bejegening op 29 juli 2021
5.2 Klaagster heeft de opstelling en communicatie van de anesthesioloog op de operatiekamer
(hierna: de OK) als onheus en traumatisch ervaren. Klaagster zegt dat zij geprobeerd
heeft het al dan niet toepassen van een plexus block te bespreken, maar dat de anesthesioloog
daarop een misplaatste grap maakte. Er was volgens haar geen overleg mogelijk. Zij
is bijna direct onder anesthesie gebracht. De anesthesioloog zegt zich niets te kunnen
herinneren van een discussie over een plexus block maar wel dat klaagster gespannen
was en dat hij die spanning heeft willen reduceren met een luchtige opmerking die
blijkbaar geheel verkeerd gevallen is.
Verwijten over de inhoud en wijze van communicatie laten zich moeilijk op hun juistheid
beoordelen. Het college was niet op de OK aanwezig en bovendien is het vaak de toon
die de muziek maakt. Die toon is aan derden (zoals het college) niet goed over te
brengen. Het college kan ook in dit geval niet vaststellen hoe de communicatie op
OK is verlopen. Het is vaste rechtspraak dat in een geval als dit, waarbij sprake
is van het woord van de één tegen dat van de ander, geen oordeel door het college
kan worden gevormd. Aan het woord van de één kan immers niet meer waarde worden gehecht
dan aan het woord van de ander. Nu niet kan worden vastgesteld dat de anesthesioloog
klachtwaardig heeft gehandeld door klaagster onheus te bejegenen, is dit deel van
de klacht ongegrond.
Klachtonderdeel b) de anesthesioloog heeft in strijd met de professionele standaard
geen pre-oxygenatie gebruikt bij de anesthesie
5.3 De anesthesioloog heeft bij de anesthesie geen pre-oxygenatie gebruikt en
heeft in zijn verweer en ter zitting verklaard dat pre-oxygenatie niet nodig is, omdat
hij een larynxmasker gebruikt.
Pre-oxygenatie voorafgaand aan de inductie van anesthesie is een algemeen erkende
strategie die gericht is op het verhogen van de zuurstofopslag in het lichaam en dus
de ontwikkeling van arteriële zuurstof desaturatie (zuurstoftekort) tijdens de apneu-periode
uitstelt. De literatuur levert overtuigend bewijs van het feit dat pre-oxygenatie
voor inductie van anesthesie het ontstaan van hypoxemie(zuurstofgebrek) tijdens apneu
(ademstilstand) significant vertraagt (Azam Danish M (February 09, 2021) Preoxygenation
and Anesthesia: A Detailed Review. Cureus 13(2): e13240. DOI 10.7759/cureus.13240;
C. Baillard, M. Boubaya, E. Statescu, M. Collet, A. Solis, J. Guezennec, V. Levy and
O. Langeron, Incidence and risk factors of hypoxaemia after preoxygenation at induction
of anaesthesia, BJA 122 (3): 388-394 (2019); Elena Bignami Full professora, Francesco
Saglietti, MDb, Alessandro Girombelli, MDb, Andrea Briolini, MDa, Tiziana Bove Associate
professorc, Luigi Vetrugno, MDc, Preoxygenation during induction of anesthesia in
non-critically ill patients: A systematic review, Journal of Clinical Anesthesia 52
(2019) 85–90).
5.4 Pre-oxygenatie is met name relevant als er onverwacht een “Cannot ventilate, cannot intubate” situatie ontstaat, waarbij er grote kans is op schade door zuurstoftekort met een geschatte incidentie van 0.01 – 2% in 10.000 casus (Tachibana, Nobuko, et al. "Incidence of cannot intubate-cannot ventilate (CICV): results of a 3-year retrospective multicenter clinical study in a network of university hospitals." Journal of Anesthesia, vol. 29, no. 3, June 2015, pp. 326 en Heard AM, Green RJ, Eakins P. The formulation and introduction of a ‘can’t intubate, can’t ventilate’ algorithm into clinical practice. Anaesthesia. 2008;64:601–8).
Daarnaast staat vast dat anesthesiologische algoritmen voor luchtwegbeoordeling en bevindingen bij lichamelijk onderzoek niet altijd goed correleren met bevindingen tijdens het daadwerkelijk luchtwegmanagement bij de patiënt en de anesthesioloog dus tijdens de operatie onaangenaam verrast kan worden.
5.5 De anesthesioloog heeft aangevoerd dat deze risico’s worden geminimaliseerd door een larynxmasker te gebruiken. Hoewel er niet veel studies zijn over problemen bij het inbrengen van een larynxmasker, werd in een recente studie bij 432 patiënten tijdens het inbrengen van een larynxmasker gevonden dat bij 70 patiënten twee of meer pogingen nodig waren om het larynxmasker in te brengen en dat bij 9 patiënten een verandering van luchtweg strategie nodig was. Deze studie laat in ieder geval zien dat de kans op oxygenatie problemen rondom het inbrengen van een larynxmasker niet volledig afwezig is (zie: Minerva Anesthesiol 2021 May;87(5):533-540). Ook in deze casus stelt het college op grond van het anesthesieverslag vast dat het inbrengen van het larynxmasker niet makkelijk is gegaan waarbij een desaturatie tot 86% is ontstaan.
5.6 Pre-oxygenatie is een simpele, veilige en goed te verdragen procedure die de kans
op schade rondom de inductie van algehele anesthesie door zuurstoftekort vermindert
en dient bij alle patiënten toegepast te worden. Dit wordt in de opleiding anesthesiologie
als standaard procedure bij de inleiding van algehele anesthesie aangeleerd en als
zodanig in veel ziekenhuizen in protocollen beschreven. Het behoort dus, anders gezegd,
tot de professionele standaard. Het college acht het ongemotiveerd en standaard niet
gebruiken van pre-oxygenatie niet conform deze professionele standaard. In feite laat
de anesthesioloog daarmee de patiënt een te vermijden risico lopen. Dit acht het college
tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Klachtonderdeel c) de anesthesioloog heeft in strijd met de gemaakte afspraken en zonder nader overleg een plexus block toegepast zonder gebruikmaking van electrostimulatie
5.7 Het eerste deel van dit verwijt is dat de anesthesioloog in strijd met de gemaakte
afspraken en zonder nader overleg een plexus block heeft toegepast.
Volgens de anesthesioloog vindt de eerste anesthesiologische screening en het informed
consent gesprek in het zbc waar klaagster is geopereerd, plaats op de pre-operatieve
polikliniek of telefonisch met een medewerker. Op de pre-operatieve polikliniek is
wel een arts, maar niet standaard een anesthesioloog aanwezig. De anesthesiologen
in de kliniek hebben geen poliklinisch spreekuur, aldus de anesthesioloog.
Uit het toestemmingsformulier voor de operatie dat klaagster op 3 mei 2021 getekend
heeft, blijkt dat de vorm van anesthesie in overleg met de patiënt besproken kan worden.
Tijdens het telefonisch consult met de anesthesiemedewerkster op 7 mei 2021 heeft
klaagster verteld heeft dat zij aarzelingen had over het toepassen van een plexus
block en daarvan is ook aantekening in het dossier is gemaakt. Gezien de aarzelingen
van klaagster over een plexus block was er in dit geval reden voor overleg. Dat is
hier niet gebeurd, maar had wel gemoeten.
Op de dag van operatie heeft klaagster wederom haar aarzelingen kenbaar gemaakt. Deze
aarzelingen hebben de anesthesioloog niet bereikt. De anesthesioloog heeft naar zijn
zeggen het dossier van klaagster voor de OK niet geraadpleegd; hij heeft alleen kennis
genomen van een samenvatting waarin niets vermeld stond van vragen over een plexus
block. Het had echter op de weg van de anesthesioloog gelegen om voor de operatie
kennis te nemen van het medisch dossier en er voor zorg te dragen dat over de vragen
van klaagster met betrekking tot de anesthesie voor de operatie contact met klaagster
zou worden opgenomen dan wel dit punt zelf ter sprake te brengen voordat klaagster
onder narcose zou gaan. Door geen kennis te nemen van het medisch dossier voordat
de operatie (en de anesthesie) plaatsvond, heeft de anesthesioloog niet gehandeld
volgens de professionele normen. Volgens de anesthesioloog is het gebruik/de procedure
dat indien er twijfel bestaat over de anesthesietechniek dat de anesthesioloog wordt
gebeld voor overleg op de poli, of op de afdeling of op de holding, de voorbereidingsruimte
voor de OK. De anesthesioloog kon niet verklaren waarom dat in dit geval niet is gebeurd.
Het resultaat is dat van gemaakte afspraken ten aanzien van de anesthesietechniek
geen sprake was en van overeenstemming over het gebruik van een plexus block evenmin.
Overleg met klaagster daarover heeft immers niet plaatsgevonden. Dat de anesthesioloog
niet op de hoogte was van de aarzelingen van klaagster, is mede een gevolg van de
wijze waarop de werkwijze van de anesthesiologen in het zbc is georganiseerd en is
mede zijn verantwoordelijkheid. Dit deel van de klacht is gegrond.
5.8 Klaagster klaagt er verder over dat zij met de orthopedisch chirurg en met de
anesthesiemedewerker had afgesproken dat, als het plexus block al zou worden toegepast,
daarbij gebruik zou moeten worden gemaakt van electrostimulatie. De anesthesioloog
heeft daar tegenover aangevoerd dat hij daar niets over heeft vernomen voorafgaand
aan de operatie. De anesthesioloog heeft verder gewezen op de schriftelijke voorlichting
vanuit de kliniek over locoregionale anesthesie waarin verwezen wordt naar het gebruiken
van echo apparatuur om de zenuw op te zoeken, zodat de verdovingsvloeistof heel nauwkeurig
rondom de zenuw kan worden gespoten. Verder wordt in het informatieboekje van de kliniek
vermeld dat tegenwoordig bij schouderoperaties alle verdoving met behulp van een echo
wordt geprikt.
In het dossier dat het college ter beschikking staat, is over een afspraak over electrostimulatie
niets terug te vinden. Het college kan, nu partijen hierover van mening verschillen,
daarom niet vaststellen dat afgesproken zou zijn dat electrostimulatie zou worden
gebruikt. De anesthesioloog heeft in zijn schriftelijk verweer en ter zitting uitgelegd
dat de toediening van het plexus block echogeleid plaatsvindt en dat daarnaast elektrosimulatie
niet nodig is. Het college is het daarmee eens; door de echogeleiding is er een voldoende
beeld van de zenuwbundels en waar het beste het verdovingsmiddel kan worden geïnjecteerd.
Dit deel van de klacht is ongegrond.
Klachtonderdeel d) de anesthesioloog heeft voorafgaand aan de ingreep geen contact
met klaagster gehad en het toestemmingsformulier niet met haar besproken
5.9 Klaagster verwijt de anesthesioloog dat hij voorafgaand aan de OK geen contact
met haar heeft gehad en dat hij het toestemmingsformulier niet met haar heeft besproken.
Uit het verweer van de anesthesioloog en hetgeen hij ter zitting heeft toegelicht,
is het college gebleken dat het in het zbc standaard praktijk is dat patiënten pas
voor het eerst op de OK met een anesthesioloog kennismaken. De anesthesioloog heeft
ter zitting toegelicht dat hij ervan uitgaat dat alles is uitgekristalliseerd of besproken
als de patiënt op de OK komt. De anesthesioloog kon niet goed reproduceren wat in
de time-out procedure besproken is en welke anesthesiologische aandachtspunten tijdens
de time-out, een laatste moment waarop voorafgaand aan de operatie nog communicatie
met de patiënt mogelijk is, worden nagelopen. De anesthesioloog vindt naar zijn zeggen
de time-out de verantwoordelijkheid van de opererend specialist.
Klaagsters dossier is door de anesthesioloog niet van tevoren geraadpleegd; hij heeft
voorafgaand aan de operatie slechts een samenvatting gezien. In de samenvatting stond
volgens de anesthesioloog niet vermeld dat klaagster nog wilde nadenken over een plexus
block. De anesthesioloog was voorafgaand aan de OK niet op de hoogte van een discussie
over het plexus block of kan zich daarvan niets herinneren. Mede ten gevolge van het
feit dat de anesthesioloog klaagster pas voor het eerst op de OK ontmoette, zijn in
deze zaak de aarzelingen en zorgen van klaagster niet door de anesthesioloog opgemerkt.
De anesthesioloog wist desgevraagd ter zitting niet óf het toestemmingsformulier anesthesiologie
dat de patiënt gevraagd wordt voor de OK te tekenen inhoudelijk met de patiënt wordt
besproken en/of door wie. De anesthesioloog raadpleegt volgens zijn zeggen het ingevulde
en getekende toestemmingsformulier anesthesiologie niet. Hij heeft dus bijvoorbeeld
niet gezien dat ook het hokje sedatie was aangevinkt, hetgeen bij deze operatie zinledig
is.
Door de hierboven geschetste gang van zaken is onvoldoende met klaagster besproken
welke anesthesietechniek zou worden toegepast. In feite was er met klaagster geen
afspraak over de anesthesietechniek. Het tekenen van een voorgedrukt en vooraf ingevuld
toestemmingsformulier vlak vóór de operatie en zonder de mogelijkheid van bespreking
en zo nodig toelichting, voldoet niet aan het vereiste van een adequaat informed consent.
5.10 Het college stelt vast dat het aan communicatie tussen de anesthesioloog en klaagster heeft ontbroken; van adequate informatie en samen beslissen zoals artikel 7:448 lid 1, 2 en 3 van het Burgerlijk Wetboek (WGBO) voorschrijft is geen sprake geweest. Evenmin voldoet de gevolgde procedure aan de richtlijn van de Federatie Medisch Specialisten(FMS) ”het Perioperatief proces” (verder: de Richtlijn), tot stand gekomen op initiatief van Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (verder: NVA), waarin staat dat het doel van ‘samen beslissen’ is dat de patiënt geïnformeerd wordt over de verschillende anesthesie mogelijkheden inclusief de voor- en nadelen hiervan, de voorkeuren van de patiënt worden besproken, en dat de patiënt samen met zijn/haar arts beslist wat de beste zorg is (Visiedocument Samen beslissen, 2019). In deze Richtlijn is ook vastgelegd dat de time-out procedure een gezamenlijke verantwoordelijkheid van operateur en anesthesioloog is. Ook is niet voldaan aan de NVA Leidraad Anesthesiologische Zorgverlening in het perioperatieve proces (2019) (verder: de Leidraad) waarin wordt gesteld dat de anesthesioloog op de polikliniek aanwezig moet zijn en dat na het geven van informatie de patiënt om toestemming gevraagd wordt voor de anesthesiologische behandeling, eventueel afgesproken locoregionale technieken, centrale veneuze lijnen etc. De gegeven toestemming en ieder(e) besproken risico en bijwerking dient volgens deze Leidraad te worden benoemd in het medisch dossier. De behandelend anesthesioloog is verantwoordelijk voor het nakomen van de afspraken. Indien wordt afgeweken van de gemaakte afspraken dan wordt dit – met de reden waarom – in het medisch dossier vastgelegd, aldus de Leidraad.
5.11 Het college is zich er van bewust dat het in de praktijk gebruikelijk is dat
een aantal taken van de anesthesioloog worden verricht door medewerkers. Daar is,
mits er goede afspraken zijn gemaakt en de medewerkers bekwaam zijn, niets op tegen.
Het Beroepskader Informed Consent in de Anesthesiologie (2019) (verder: het Beroepskader)
heeft als uitgangspunt dat de anesthesioloog de enige professional is die bekwaam
is voor het geven van anesthesie. Dit betekent dat de anesthesioloog een zelfstandige
behandelovereenkomst met de patiënt heeft. Het informed consent moet deel uitmaken
van deze behandelovereenkomst, aldus het Beroepskader. De wetgeving geeft niet expliciet
aan dat de anesthesioloog zélf het informed consent dient te verkrijgen van de patiënt
ten behoeve van de verrichting. Echter, het feit dat ‘onder narcose brengen’ een voorbehouden
handeling is en informed consent een onlosmakelijk onderdeel vormt van deze behandeling,
impliceert dat de eindverantwoordelijkheid voor het verkrijgen van informed consent
voor narcose bij de anesthesioloog ligt, aldus het Beroepskader. De erkenning van
eindverantwoordelijkheid betekent ook dat iedere delegatie van taken samenhangend
met narcose –waaronder het bereiken van informed consent-, niet meer kan zijn dan
taakverschuiving. Er kan geen sprake zijn van een zelfstandige bevoegdheid bij het
verkrijgen van informed consent door een andere zorgprofessional, ofwel er kan geen
sprake zijn van taakherschikking. Het uitgangspunt is dan ook dat de anesthesioloog
altijd eindverantwoordelijk is voor het preoperatieve proces, inclusief het informed
consent voor de anesthesie, aldus het Beroepskader.
Naar het oordeel van het college kan taakverschuiving er dan ook niet toe leiden dat
de anesthesioloog zich volledig aan het vragen van informed consent onttrekt, niet
weet wie er voor het bespreken van de inhoud van het toestemmingsformulier anesthesiologie
verantwoordelijk is, het dossier van de patiënt niet tevoren bestudeert en de patiënt
pas voor het eerst ziet op de OK, zonder dat de patiënt in de gelegenheid is geweest
vragen over de anesthesie tijdig aan een anesthesioloog te stellen. In dit geval heeft
klaagster ook uitgelegd dat haar vragen en aarzelingen over een plexus block gelegen
zijn in haar beroepsuitoefening waarbij zij extra alert was op mogelijke zenuwschade
die haar in haar beroepsuitoefening zouden kunnen belemmeren.
5.12 Het college beoordeelt de hier gevolgde procedure als onzorgvuldig. Het verweer van de anesthesioloog dat hij niet op de hoogte was van de vragen van klaagster treft geen doel. Immers, de anesthesioloog heeft zelf gekozen om werkzaam te zijn in een zbc waarbij de te volgen procedure bij anesthesie kennelijk niet optimaal is uitgewerkt. De anesthesioloog blijft echter als professional gehouden om volgens de beroepsstandaarden te handelen. Bovendien had de anesthesioloog zelf kennis dienen te nemen van het medisch dossier, te weten tenminste van de verslaglegging van het pre-operatieve consult en het toestemmingsformulier en gezien de vragen die deze registraties opriepen, tijdig voorafgaand aan de operatie met klaagster het gesprek daarover dienen te voeren. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Slotsom
5.13 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel a) ongegrond is, dat klachtonderdeel
c) deels gegrond is en dat de klachtonderdelen b) en d) gegrond zijn.
Maatregel
5.14 De anesthesioloog heeft in zijn schriftelijk verweer noch ter zitting blijk
gegeven van inzicht in de nadelen van de hierboven weergegeven werkwijze. De anesthesioloog
lijkt het geven van anesthesie als een technische handeling te zien waarbij patiëntencontact
geen item is. De time-out op de OK acht hij de verantwoordelijkheid van de operateur.
De anesthesioloog bestudeert naar eigen zeggen het dossier van de patiënt voor de
operatie niet, maar volstaat met het lezen van een samenvatting die hem wordt aangereikt.
Hij gaat ervan uit dat het ondertekenen van een schriftelijk toestemmingsformulier
anesthesiologie voldoende is voor een informed consent. Hij heeft bovendien, ook achteraf,
geen verantwoordelijkheid gevoeld en/of genomen voor het gebrek aan communicatie met
klaagster. Het gebruiken van een relatief eenvoudige veiligheidsmaatregel zoals pre-oxygenatie
acht hij niet nodig omdat hij een larynxmasker gebruikt. Hiermee veronachtzaamt de
anesthesioloog de veiligheid van de patiënt en handelt de anesthesioloog in strijd
met de beroepsnormen en literatuur.
De ernst van de verweten gedragingen rechtvaardigt als uitgangspunt, vanwege de veiligheid
en het gevaar voor patiënten en de nadelige gevolgen voor klaagster in dit concrete
geval, een maatregel die een beroepsbeperking meebrengt, zoals een schorsing. Zorgelijk
vindt het college het bovendien dat de anesthesioloog ter zitting op vragen van het
college op geen enkel moment blijk heeft gegeven van inzicht in de problematische
wijze van anesthesiologische praktijkvoering die volgens zijn zeggen in het zbc gebruikelijk
is en daarvoor ook geen verantwoordelijkheid heeft genomen. De anesthesioloog lijkt
niet op de hoogte van de hiervoor aangehaalde regelgeving, richtlijnen, beroepsnormen,
en -kaders. Evenmin heeft de anesthesioloog tot op het moment van de zitting deze
casus intern binnen het zbc met collegae besproken. Het college acht de kans op herhaling
van zijn werkwijze dan ook aanwezig. Bij deze feiten en omstandigheden past een voorwaardelijke
schorsing van de bevoegdheid om de aan de inschrijving van de anesthesioloog in het
BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor een periode van zes maanden
met een proeftijd van twee jaar.
Anonieme publicatie
5.15 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang
is erin gelegen dat andere anesthesiologen en instellingen mogelijk iets kunnen leren
van wat hiervoor onder 5.3 t/m 5.12 is overwogen. De publicatie zal plaatsvinden zonder
vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klachtonderdelen b en d gegrond en klachtonderdeel c deels gegrond;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
- schorst de bevoegdheid van de anesthesioloog om de aan de inschrijving in het register verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van zes maanden;
- beveelt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het college later anders mocht bepalen omdat de anesthesioloog voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die hij als anesthesioloog behoort te betrachten, of in strijd is met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt;
- bepaalt dat de proeftijd ingaat op de dag dat deze beslissing onherroepelijk is geworden;
- bepaalt dat de proeftijd uitsluitend loopt gedurende de periode dat de anesthesioloog in het register is ingeschreven en bevoegd is de daaraan verbonden bevoegdheden uit te oefenen;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact en het Nederlands Tijdschrift voor Anesthesiologie.
Deze beslissing is gegeven door R.A. Dozy, voorzitter, W.R. Kastelein, lid-jurist,
G.J. Scheffer, R.J. Stolker, en C. Keijzer, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door E.A. Weiland, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus
2023.