ECLI:NL:TGZREIN:2023:38 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2023/5362
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2023:38 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-08-2023 |
Datum publicatie: | 18-08-2023 |
Zaaknummer(s): | H2023/5362 |
Onderwerp: | Opiumwetmiddelen misbruik |
Beslissingen: | Ontzegging van het recht wederom in het register te worden opgenomen |
Inhoudsindicatie: | Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige. De verpleegkundige heeft tijdens haar werk opiaten (sterke pijnstillers) voor eigen gebruik gestolen. Zij gebruikte deze middelen in privétijd en tijdens haar werk als verpleegkundige in de directe patiëntenzorg. Het college oordeelt dat de verpleegkundige door haar verslaving aan opiaten de geschiktheid voor het uitoefenen van haar beroep mist. Naar het oordeel van het college is het niet verantwoord dat zij nog het beroep van verpleegkundige uitoefent. De verpleegkundige is al uitgeschreven uit het BIG-register. Verbod op wederinschrijving. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 2 augustus 2023 op de voordracht van:
INSPECTIE GEZONDHEIDSZORG EN JEUGD
gevestigd in Utrecht,
klaagster, hierna: de inspectie,
in de persoon van M.C. Egmond-Cools, senior inspecteur, en bijgestaan door
I. de Groot, advocaat van de inspectie,
tegen
A,
verpleegkundige,
destijds werkzaam in B en C,
verweerster, hierna: de verpleegkundige.
1. Samenvatting van de beslissing
1.1 De verpleegkundige heeft tijdens haar werk opiaten (sterke pijnstillers) voor eigen gebruik gestolen. Zij gebruikte deze middelen in privétijd en tijdens haar werk als verpleegkundige in de directe patiëntenzorg. De verpleegkundige heeft dit erkend. Zij heeft ook erkend dat zij verslaafd is (geweest) aan opiaten.
1.2 Het college oordeelt dat de verpleegkundige door haar verslaving aan opiaten de geschiktheid voor het uitoefenen van haar beroep mist. Naar het oordeel van het college is het niet verantwoord dat zij nog het beroep van verpleegkundige uitoefent. De verpleegkundige is al uitgeschreven uit het BIG-register. Het college ontzegt haar daarom het recht om weer in het BIG-register te worden ingeschreven.
2. De procedure
2. Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- de voordracht van de inspectie met de bijlagen, ontvangen op 7 februari 2023;
- het bericht van de verpleegkundige, ontvangen op 14 mei 2023.
2.2 Naast deze voordracht heeft de inspectie bij het tuchtcollege ook een tuchtklacht ingediend tegen de verpleegkundige. Die zaak is bekend onder dossiernummer H2023/5332.
2.3 De inspectie en de verpleegkundige hebben de gelegenheid gekregen om samen met een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.4 De verpleegkundige heeft verzocht om de zaak met gesloten deuren te behandelen.
Dat verzoek is na beraad door het college afgewezen. De reden die de verpleegkundige
aandroeg, werd onvoldoende gewichtig geacht voor behandeling met gesloten deuren.
De voordracht is op 21 juni 2023 op een openbare zitting behandeld. Verweerster was
niet aanwezig. Namens de inspectie zijn verschenen M.C. van Egmond-Cools, I. de Groot
voornoemd en tevens K. Hamoen, eveneens senior inspecteur. Zij hebben de voordracht
toegelicht aan de hand van een pleitnotitie, die aan het procesdossier is toegevoegd.
De voordracht en de klacht zijn op de zitting gevoegd behandeld (artikel 83 lid 3
en lid 4 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidzorg/Wet BIG).
3. De voordracht en de reactie van de verpleegkundige
2. Op 19 april 2021 en op 24 maart 2022 meldden twee ziekenhuizen bij de inspectie het ontslag van de verpleegkundige vanwege (kort gezegd) het zich toe-eigenen van opiaten van het ziekenhuis voor persoonlijke doeleinden en het gebruik daarvan tijdens en vlak voor de dienst. De inspectie is daarop twee opeenvolgende inspectieonderzoeken gestart en heeft de bevindingen en conclusies van beide inspectieonderzoeken samengevoegd in één onderzoeksrapport (het rapport).
2. Volgens de inspectie zijn de verslavingsproblematiek van de verpleegkundige, de diagnose ‘stoornis in middelengebruik’ en haar gedrag niet verenigbaar met de uitoefening van het beroep van verpleegkundige. De inspectie vindt dat de verpleegkundige niet meer geschikt moet worden geacht voor het beroep van verpleegkundige dan wel voor ander beroepsmatig handelen op het gebied van de individuele gezondheidszorg en heeft op die grondslag deze voordracht gedaan.
3. De inspectie heeft geen vertrouwen in het verbetervermogen van de verpleegkundige. Volgens de inspectie is de verpleegkundige vanwege haar verslavingsgevoeligheid niet te vertrouwen, wat een risico vormt voor de patiëntveiligheid en niet verenigbaar is met de uitoefening van de functie van verpleegkundige. Het vertrouwen van de inspectie is geschaad doordat de verpleegkundige, in afwijking van de afspraak met de inspectie, de inspectie bewust niet informeerde over haar werkhervatting in de zorg terwijl zij de nazorg van haar verslaving zelf stopzette (zie ook onder 4.7). De verpleegkundige heeft verteld dat als de ziekte actief is, zij niet te vertrouwen is. Volgens de inspectie kan de verpleegkundige niet op haar woord – dat zij niet meer in de zorg wil werken – worden geloofd, zodat zij haar verzoek handhaaft.
3.4 De inspectie verzoekt de verpleegkundige het recht te ontzeggen zich opnieuw in het BIG-register in te (laten) schrijven.
3.5 De verpleegkundige heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd en dus de door de inspectie gestelde feiten niet betwist. In haar reactie op de voordracht (en de tuchtklacht) heeft de verpleegkundige laten weten dat zij is uitgeschreven uit het BIG-register en geen ambitie heeft om weer werkzaam te zijn in de zorgsector. De verpleegkundige heeft geschreven dat zij een nieuwe passie heeft gevonden in het geven van sporttrainingen.
4. De uitleg van de beslissing
De criteria voor de beoordeling van de voordracht
4.1 Het college kan op voordracht van de inspectie beslissen dat een BIG-geregistreerde zorgverlener (zoals verpleegkundige) in het BIG-register wordt doorgehaald, waardoor hij/zij zijn/haar beroep niet meer kan uitoefenen (artikel 79 lid 1 en artikel 80 Wet BIG). Als de zorgverlener inmiddels (op eigen verzoek) niet meer staat ingeschreven in dat register, kan de voordracht worden geacht te strekken tot ontzegging tot het recht op wederinschrijving (artikel 79 lid 2 en artikel 80 lid 6 Wet BIG). Dit kan het college beslissen als de zorgverlener niet geschikt kan worden geacht tot het uitoefenen van dat beroep wegens:
1⁰ diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid; of
2⁰ diens gewoonte van drankmisbruik of misbruik van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet.
4.2 De verpleegkundige heeft haar inschrijving in het BIG-register laten doorhalen. Omdat de inspectie de voordracht binnen één jaar na de doorhaling op eigen verzoek heeft ingediend, is het college bevoegd een voorziening te treffen (artikel 79 lid 2 Wet BIG).
Relevante gebeurtenissen
4.3 De verpleegkundige is vanaf 2016 tot haar ontslag als verpleegkundige werkzaam geweest in B. Op 19 april 2021 ontving de inspectie een melding van B over het ontslag van de verpleegkundige vanwege het zich toe-eigenen van opiaten (Dipidolor, een opioïde pijnstiller) voor eigen doeleinden en het gebruik hiervan tijdens en vlak voor de dienst. Na onderzoek van de melding (zie ook hierna onder 4.5), heeft de inspectie op 22 maart 2022 het conceptrapport aan de verpleegkundige voorgelegd.
4.4 Na het voorleggen van het conceptrapport aan de verpleegkundige, meldde op
24 maart 2022 C bij de inspectie het ontslag van de verpleegkundige. Deze melding zag op het ontvreemden en het zichzelf toedienen van een ampul Sufenta Forte (een opioïde pijnstiller) tijdens een dienst op de recovery. De inspectie onderzocht ook deze tweede melding.
4.5 De bevindingen en conclusies van beide onderzoeken heeft de inspectie in concept aan de verpleegkundige voorgelegd. De verpleegkundige heeft daar niet op gereageerd, waarna het rapport in januari 2023 definitief werd.
4.6 Uit het rapport blijkt dat de verpleegkundige de diefstallen en het gebruik heeft erkend. De verpleegkundige heeft de inspectie op 23 juni 2021 verteld dat zij verslaafd is. Zij heeft toegelicht dat zij na een operatie na een bootongeluk in 2012 en de daaropvolgende hersteloperatie in 2014 pijnstilling (oxycodon, OxyNorm en tramadol) had voorgeschreven gekregen en dat zij vanaf 2017 restjes medicatie (sufentanil en Dipidolor) van de recovery mee naar huis nam. De verpleegkundige vertelde dat haar verslaving sinds de coronauitbraak in 2020 verergerde. Zij is toen meer gaan gebruiken. Niet alleen thuis, maar ook op het werk. De verpleegkundige vertelde dat zij sinds 31 mei 2021 bij een verslavingsinstelling werd behandeld en dat zij naar Narcotics Anonymous (NA)-meetings ging. Ook vertelde zij dat zij besefte dat zij een gevaar was voor zichzelf, voor patiënten en voor haar collega’s. De verpleegkundige vertelde de inspectie in het gesprek op 23 juni 2021 dat het duidelijk is dat ze nooit meer kan werken op plekken waar medicatie voorhanden is. Op 18 augustus 2021 liet de verpleegkundige de inspectie weten dat het traject bij de verslavingsinstelling afgerond was en het stukken beter met haar ging. In het kader van het onderzoek heeft de inspectie, met toestemming van de verpleegkundige, op 18 oktober 2021 informatie opgevraagd bij haar verslavingsarts. De verslavingsarts schreef de inspectie onder andere dat de diagnose ‘verslaving (afhankelijkheid van opioïde pijnstillers, inmiddels gestopt)’ was. De prognose bij de verpleegkundige was volgens de verslavingsarts positief, mits zij ook na de behandeling bij de verslavingsinstelling naar NA-meetings zou blijven gaan en actief aan haar herstel zou blijven werken. Op 14 januari 2022 erkende de verpleegkundige telefonisch dat verslaving een ziekte is, die gepaard ging met depressies, waarvoor zij nu behandeld is.
4.7 Tijdens het telefoongesprek op 28 maart 2022 – dus na de tweede melding – vertelde de verpleegkundige de inspectie dat zij een terugval had gehad. Zij was via een detacheringsbureau in januari 2022 weer aan het werk gegaan in C als recoveryverpleegkundige, waar zij zichzelf per ongeluk een overdosis Sufenta had toegediend. De verpleegkundige vertelde dat zij de inspectie niet eerder had durven te vertellen dat zij weer aan het werk was gegaan. Op 8 april 2022 sprak de inspectie de verpleegkundige. De verpleegkundige vertelde dat zij tijdens iedere dienst in het C gefocust was op gebruikte medicatieampullen. In het gesprek vertelde de verpleegkundige dat zij zich in november 2021 bewust had ingeschreven bij een detacheringsbureau. Zij had dat gedaan omdat dan waarschijnlijk geen sprake zou zijn van een sollicitatiegesprek of referentenonderzoek. Het inspectieonderzoek naar de eerste melding was toen nog niet afgerond. Omdat haar Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) en BIG-registratie in orde waren, kon zij aan het werk in het C. Hoewel de inspectie met haar had afgesproken dat zij de inspectie zou informeren als zij weer aan het werk zou gaan in de patiëntenzorg, had de verpleegkundige dat bewust niet gedaan en vertelde zij in het telefoongesprek op 14 januari 2022 (zie ook onder 4.6) dat zij niet aan het werk was. De verpleegkundige gaf te kennen er inmiddels van doordrongen te zijn dat verslaving een ziekte is die levenslang duurt. De verpleegkundige vertelde dat als de ziekte actief is, zij niet te vertrouwen is. Zij vertelde dat zij sinds januari 2022 niet meer naar NA-meetings ging, dat geen klinische behandeling was gepland, dat een detox volgens haar niet nodig was en op dat moment geen risico op recidive werd gezien. De verpleegkundige had zich aangemeld bij een psycholoog en de aangeboden (na-)zorg van de huisarts afgewezen.
4.8 In het kader van haar onderzoek heeft de inspectie een externe deskundige op het gebied van psychiatrie en verslavingsproblematiek (een psychiater) opdracht gegeven onderzoek te doen naar de (actuele) gezondheidstoestand van de verpleegkundige en de mogelijke invloed daarvan op haar beroepsmatig functioneren. Ondanks dat de verpleegkundige op 8 april 2022 met dit onderzoek had ingestemd, heeft zij daar niet aan meegewerkt. Zij heeft het onderzoek eerst tijdens de zomer van 2022 uitgesteld en is daarna zonder bericht tweemaal niet op de afspraak bij de psychiater verschenen.
4.9 Op 12 september 2022 heeft de verpleegkundige het BIG-register verzocht haar registratie als verpleegkundige door te halen.
5. De beslissing en de voorziening
De overwegingen van het college
5.1 Het college stelt vast dat uit het voorgaande moet worden opgemaakt dat de verslavingsbehandeling van de verpleegkundige niet tot een afdoende resultaat heeft geleid in die zin dat het verantwoord zou zijn dat zij weer in de patiëntenzorg komt te werken. Het college is van oordeel dat zij daarvoor de geschiktheid mist. Gelet op het rapport van de inspectie en het ontbreken van enige (inhoudelijke) reactie van de verpleegkundige, kan het college niet anders dan vaststellen dat de verpleegkundige een gewoonte van middelenmisbruik (van opiaten) heeft (gehad) en dat er een (groot) risico op terugval is. Het is te verwachten dat zij bij werk in een ziekenhuis of een andere vorm van patiëntenzorg opnieuw opiaten of andere middelen zal wegnemen voor eigen gebruik en deze middelen in privétijd, maar ook tijdens het werk, zal gebruiken. In elke zorgsetting kan immers medicatie voorhanden zijn. Dit klemt temeer nu de verpleegkundige naar eigen zeggen ook niet te vertrouwen is als zij weer is teruggevallen in middelengebruik en iedere hulp vermijdt. Daarmee is sprake van ernstige risico’s voor patiënten: het maken van fouten, het onjuist inschatten van situaties en het niet meer adequaat kunnen handelen. Daarnaast leidt het college uit het rapport af dat de verpleegkundige, door het geven van een verkeerde voorstelling van zaken (dat zij niet aan het werk zou zijn), de inspectie heeft gehinderd in het uitvoeren van haar toezichthoudende taak. Ook heeft de verpleegkundige nagelaten medewerking te verlenen aan een onafhankelijke expertise, om inzicht te (kunnen) geven in haar geschiktheid tot uitoefening van het beroep van verpleegkundige.
5.2 Het college ziet, mede in het licht van de hiervoor geschetste opstelling, ook geen mogelijkheden om bijzondere waarborgen te stellen waaronder de verpleegkundige nog wel in dit beroep zou kunnen werken zonder risico’s voor haar patiënten, omdat er geen duidelijk perspectief is op een afzienbare termijn waarbinnen die risico’s voldoende zouden zijn afgenomen. Bij de verpleegkundige is sprake van een langdurige stoornis in middelengesbruik (onder andere Dipidolor, Sufenta en Sufenta Forte 200) als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet.
5.3 Nu de verpleegkundige niet heeft gereageerd op het conceptrapport van de inspectie en ook niet heeft gereageerd op de voordracht, heeft de verpleegkundige zich niet toetsbaar opgesteld. Uit het uitblijven van een reactie op het rapport en de voordracht en het feit dat de verpleegkundige zich uit het BIG-register heeft laten uitschrijven, concludeert het college dat de verpleegkundige de door de inspectie gestelde feiten niet betwist en zich neerlegt bij de door het college te treffen voorziening.
5.4 Dit alles betekent dat haar gewoonte van misbruik van middelen de verpleegkundige ongeschikt maakt voor de uitoefening van het beroep van verpleegkundige.
De voorziening
5.5 Nu de verpleegkundige zich al uit het BIG-register heeft laten uitschrijven, wordt de voordracht van de inspectie geacht te strekken tot ontzegging van het recht op wederinschrijving. Het college zal de voordracht van de inspectie volgen en de verpleegkundige het recht ontzeggen zich opnieuw in het BIG-register te laten inschrijven (artikel 79 lid 2 jo artikel 80 lid 6 Wet BIG).
5.6 In de periode tot aan het onherroepelijk worden van deze uitspraak zijn er geen wettelijke belemmeringen voor de verpleegkundige om zich weer in het BIG-register te laten inschrijven en als verpleegkundige te werken. Voor het geval de verpleegkundige zich opnieuw zou laten inschrijven, zal het college - in het belang van de individuele gezondheidszorg - daarom als voorlopige voorziening haar bevoegdheid schorsen om de aan die inschrijving verbonden bevoegdheden uit te oefenen (artikel 80 lid 5 jo artikel 48 lid 1, aanhef en onder d, Wet BIG).
6. De beslissing
Het college:
- wijst de voordracht toe;
- ontzegt de verpleegkundige, voor het geval zij op het moment van onherroepelijk worden van deze beslissing niet is ingeschreven in het BIG-register, het recht om weer in het BIG-register te worden ingeschreven;
- voor het geval de verpleegkundige zich in de periode totdat deze beslissing onherroepelijk wordt opnieuw heeft ingeschreven of zal laten inschrijven in het
BIG-register: schorst, bij wijze van voorlopige voorziening, de bevoegdheid van de verpleegkundige om de aan die inschrijving verbonden bevoegdheden uit te oefenen totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd.
Deze beslissing is gegeven door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter,
F.C. Alink-Steinberg lid-jurist, L.G. Jak, lid-arts maatschappij en gezondheid, T.P. Waning, lid-psychiater en C.H.J.A.M. van de Vijfeijken, lid-gz-psycholoog, bijgestaan door
C.I.M. de Haan, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
3. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
2. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
3. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te ’s-Hertogenbosch. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing
aan u is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.