ECLI:NL:TGZREIN:2021:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/2082-20120e

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2021:53
Datum uitspraak: 18-08-2021
Datum publicatie: 18-08-2021
Zaaknummer(s): E2021/2082-20120e
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Verpleegkundige. Klacht: 1) onzorgvuldig gehandeld door niet meteen hulp te bieden toen klagers hun zoon (patiënt) levenloos aantroffen. Ter zitting uitgebreid met 2) niet adequaat gereageerd op ernstige situatie eerder die dag en 3) tijdens opleiding geleerde vaardigheden op sociaal, communicatief gebied, inlevingsvermogen, integriteit en alert handelen onbenut gelaten. College: 1) ongegrond: verpleegkundige was bezig met bereiden medicatie. Zo snel mogelijk gekomen 2) ongegrond: patiënt werd niet levenloos aangetroffen, want reageerde op pijnprikkels en was dan aanspreekbaar. Beleid was ‘observeren’, neuroloog was net geweest en wist van aanvallen. Verpleegkundige had niet anders behoeven te handelen. 3) Ter zitting pas genoemd. Niet-ontvankelijk.

Uitspraak: 18 augustus 2021

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 29 september 2020 ingekomen klacht van:

[A] en [B]

wonende te [C]

klagers

tegen:

[D]

verpleegkundige

werkzaam te [C]

verweerster

gemachtigde mr. C. van der Kolk-Heinsbroek te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- de brief van 21 oktober 2020 van de secretaris aan klager

- de reactie daarop van klagers, ontvangen op 4 november 2020

- het verweerschrift, ontvangen op 29 december 2020

- de brief van 13 januari 2020 van de secretaris aan de gemachtigde van verweerster

- de brief van 25 januari 2020 van de gemachtigde van verweerster

- het medisch dossier ontvangen van klagers op 28 januari 2021

- de CD-rom ontvangen van klagers op 28 januari 2021

- de repliek, ontvangen op 25 februari 2021

- de brief met bijlagen ontvangen van klagers op 25 februari 2021

- de dupliek, ontvangen op 2 april 2021

- de pleitnotitie van klagers, overgelegd ter zitting.

De klacht is ter openbare zitting van 5 juli 2021 behandeld (gelijktijdig met de zaak

met dossiernummer E2021/2082-20120d ). Partijen waren aanwezig, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

2.1 Klagers zijn de ouders van de in oktober 2010 overleden [E] (hierna te noemen: patiënt), geboren in november 1988. Verweerster is verpleegkundige en heeft patiënt tijdens zijn opname in het ziekenhuis in ieder geval op 1 oktober 2010 vanaf het einde van de middag verzorgd en begeleid. Patiënt was op het moment van opname 21 jaar, maar functioneerde op het niveau van een 10- tot 12-jarige. Patiënt woonde daarom door de week weliswaar zelfstandig, maar begeleid, en in het weekeinde bij klagers.

2.2 In maart 1989 is bij patiënt een ventrikulo peritoneale drainage geplaatst in verband met een te snelle schedelgroei. Op 13 mei 1989 werd een ventrikulo cardiale drain aangebracht, die in november 1991 werd verlengd. Twee jaar later, in november 1993, had patiënt klachten van hoofdpijn en braken; er was een draindysfunctie van de distale drain, die vervangen werd. In maart 1994 werd een drain geplaatst in de occipitale cyste links, subcutaan verbonden met de aanwezige ventriculo-cardiale drain, die daarna herhaaldelijk werd gereviseerd. In februari 2001 had patiënt weer last van heftige toenemende hoofdpijnklachten en braken. Er bleek een disconnectie onder de klep en werd een fors asymmetrisch ventrikelsysteem met cyste geconstateerd. De Sophi-klep werd vervangen door een Delta-klep. In 2009 werd patiënt gezien door neurologen verbonden aan het ziekenhuis in verband met -kort gezegd- hoofdpijn, misselijkheid en braken.

2.3 In augustus 2010 waren er wederom klachten van hoofdpijn, duizeligheid, pijn aan de zijde achter het rechter oor waar de drain ligt en heeft een drainrevisie door een neuroloog plaatsgevonden.

2.4 Op 22 september 2010 is patiënt weer opgenomen. Uit het verpleegkundig dossier blijkt onder meer het volgende (alle citaten inclusief taal- en typfouten):

“22-09-’10 14:16

verpleegkundige rapportage

Dhr. werd opgenomen ivm hoofdpijnklachten. Dhr. heeft al lange tijd een drain. Is in aug hier geweest voor een drainrevisie. Toen was het slangetje losgeschoten. Is gisteren hier op de SEH geweest, maar klachten zijn niet minder geworden. Wachten nu op Dr [naam arts-assistent in opleiding tot neuroloog (hierna: de arts-assistent).

22-09-’10 14:53

Verpleegkundige rapportage

Dr [naam arts-assistent] is geweest. Op de scan is onderdruk te zien. Weten niet echt waar het vandaan komt. Beleid is dhr nu observeren en behandelen met pijnmedicatie. Als dat nog voldoende helpt moet er verder gekeken worden. (...)

23-09-’10 10:43

Artsen visite

[Patiënt] heeft hoofdpijn. Drain lijkt goed te functioneren (geen infectie/ misschien een klein beetje overdruk), dit kan niet de oorzaak zijn van de hoofdpijn. Wrs. heeft [patiënt] een griepje onder de leden. Blijven observeren. (…) [Patiënt] krijgt extra pijnstilling. (..)

24-09-’10 08:42

Artsen visite

PA [naam physician assistant]: Klachten lijken afgenomen, nog onduidelijk waar de klachten vandaan komen, Blijven observeren. Gaat zich nog verder inlezen om beleid te bepalen. (..)”.

24-09-’10 10:38

Artsen visite

po dr. [ naam arts-assistent]: [Patiënt] mag naar huis. Controleafspraken e.d. blijven staan.”.

2.5 Op 27 september 2010 is de arts-assistent gebeld omdat patiënt nog veel last bleef houden van hoofdpijn. Op 29 september 2010 heeft de huisarts in overleg met de arts-assistent patiënt ingestuurd ter beoordeling. Patiënt werd onderzocht op de Spoedeisende Hulp en werd opgenomen ter observatie. In het verpleegkundig dossier is op de daarop volgende dagen onder meer het volgende vermeld:

“(..) 29-09-’10 17:01

Verpleegkundige rapportage

Voelt zich erg ziek, temp 37.5 op EH. Maakt op mij ook een zieke indruk, is bradyfreen. (..)

29-09-’10 20:53

Verpleegkundige rapportage

Heeft af en toe flink last van duizelingen, geen temp, momenteel 36.8. Hoofdpijn blijft aanwezig en is in golfbewegingen erger in combinatie met de duizeligheid. (…).

30-09-’10 02:39

Verpleegkundige rapportage

Hoofdpijn en duizeligheidsklachten zijn weer aanwezig, kreeg op eigen verzoek tramal 50 mg.

30-09-’10 06:37

Verpleegkundige rapportage

Dhr geeft aan dat hoofdpijn en duizeligheidsklachten aanwezig blijven. (…)

30-09-’10 12:10

Verpleegkundige rapportage

[Patiënt] heeft baat gehad bij de paracetamol, hoofdpijn was minder. (…) Met hem naar toilet gelopen, hij heeft een beetje een dronkemansgang. Op mijn vraag of hij duizelig was gaf hij aan dat hij dit een beetje was. Toen ik met hem terugliep naar de kamer begon hij alles vast te grijpen en gaf hij aan dat hij erg duizelig was. Werd weer in bed geholpen.”.

30-09-’10 12:13

Verpleegkundige rapportage

“Visite: dexa kuur afwachten en maandag gaat Dr [naam neurochirurg] verder beleid bepalen.”.

30-09-’10 12:14

Verpleegkundige rapportage

PA [naam physician assistant] heeft met familie gesproken. Moeder dringt erop aan om eerder stappen te ondernemen omdat dit zo niet meer kan. [Naam physician assistant] heeft uitgelegd dat het vandaag met de aanwezige neurochirurgen besproken wordt. (...)”.

30-09-’10 20:00

Bijzondere rapportage

dr [naam neurochirurg] en dr [naam arts-assistent] hebben gesproken met [patiënt] en moeder. drain trajekt geen bijzonderheden momenteel vertoont drain onderdruk door overdrainage (klachten hoofdpijn / duizeligheid) dus dat wil zeggen dat de pomp werkt. deze situatie is niet levens bedreigend en richt geen schade aan ogen of hersenen. het lichaam zal moeten wennen aan deze situatie, daarom afwachten en tijd geven. doorgaan dexa, dr [naam neurochirurg] is na het weekend terug dan overleggen beleid. risico’s / complicaties van evt een OK zijn uitgesproken door dr [naam neurochirurg].(..)”.

01-10-’10 06:39

Verpleegkundige rapportage

[Patiënt] blijft erg duizelig als hij komt staan voor te urineren, staat dan ook wankel op de been. Hoofdpijn is goed te verdragen (..)”.

01-10-’10 12:55

Verpleegkundige rapportage

“(…) Dexa mag van Dr [naam neurochirurg] gestopt worden.”.

2.8 Op 1 oktober 2010 is om 16:45 uur door verweerster in het verpleegkundig dossier vermeld:

Vader heeft [naam neurochirurg] nog gesproken. Nog eens uitleg waarom nu niet verder te handelen. Onderdruk, kan geen schade geven, nu geen ok. Onderzoeken gehad. Nu observeren hoe het met [patiënt] gaat.Vader lijkt het goed te begrijpen. Maakt zich enorme zorgen.”.

2.9 Over dit gesprek is door de neurochirurg in het dossier neurochirurgie het volgende vermeld:

Opnieuw opname ivm klachten van hoofdpijn bij mobiliseren. CT verleden week weer conform mei 2009. Met kleine schil hygroom en weer gyri en sulci zichtbaar. Verleden week bij dezelfde klachten geen papiloedeem.

Gister uitvoerig gesprokem met moeder.

Vindt dat het niet gaat. Klep moet doorgemeten worden.

Aangegeven dat wij de klachten vinden passen bij overdrainage. Dat is ook wat de ouders vinden/denken. Snappen niet waarom het dan eerst 6 weken goed gaat. In verband met overdrainage gestart met dexa: dit helpt niet. [Patiënt] krijgt hier zweetaanvallen van. Tevens bij mobiliseren en in rust in bed aanvallen van duizeligheid waarbij de ogen niet meedoen (geen nystagmus). Deze aanvallen treden heel wisselend op. Tijdens begin gesprek waren ze er niet en zodra de aanvallen benoemd zijn zijn ze er wel.

Mijns inziens klachten passend bij overdrainage> CT: conform eerder mei 2009, drainoverzicht geen disconnectie en fundoscopie geen papiloedeem. Alhier geen braken of andere fenomen bij hoge druk gezien.

Klachten behoeven ondanks dat ze vervelend zijn geen acute actie.

Dit beeld van overdrainage kan na een revisie van de drain. Waarom?? Mogelijk toch partiele obstructie die door recente Ok zijn verwijderd zodat de drain nu relatief meer af loopt. Dit geheel kan van voorbijgaande aard zijn. Dus afwachten. Dit begrijpt moeder maar vindt dathet eigenlijk zo niet kan.

Andere optie is klepwissel, met risico op andere klachten en eventueel infectie. Dit wil moeder niet.(…)”.

2.10 Op 1 oktober 2010 is voorts door verweerster in het verpleegkundig dossier vermeld:

- om 17.45 uur: “Vader belt in paniek [patiënt] is niet aanspreekbaar reageert niet. Nadat collega pijnprikkel gegeven had reageerde hij. Vader vindt dat hij slecht spreekt. Is ontzettend geschrokken. [Patiënt] aangesproken en op zijn ademhaling te laten letten. Gaat dan weer wat beter. Tijdens zijn paniek heeft hij veel slijm waardoor spraak moeilijker is en spierspanningen die zich weer ontspannen als hij zich daarop concentreert met hulp.. Heeft zijn mond gespoeld met water en is dan goed verstaanbaar. Vader beaamt dit. (..)”.

- om 18.45 uur: “Moeder en vader zijn in paniek, want [patiënt] doet het “niet”. Nadat moeder collega’s had geroepen reageert [patiënt]. Kijkt gericht en reageert op vragen. Toen ik kwam reageerde [patiënt] net als vanmiddag. Ouders zeer in paniek en wilde dat ik per accuut een arts ging bellen anders deed ze het zelf. Kon ouders niet direct rustig krijgen en kon moeilijk [patiënt] observeren door de onrust van hen. Heb aangegeven dat ik hun bezorgdheid goed begrijp en dat ik met mijn rug tegen de muur sta. Heb in overleg met mijn collega’s Dr [naam neurochirurg] gebeld. Gesproken, situatie uitgelegd. Staat vast op ok, maar als [patiënt] geen opdrachten uitvoert dan terugbellen.

Collega’s waren bij [patiënt] op mijn verzoek en hebben 3010 gebeld, omdat [patiënt] vlug achteruit ging. Dr [naam neurochirurg] was in dit telefoongesprek hiervan op de hoogte gesteld. Alles in gang gezet. Ct-scan en ok volgt.”.

2.11 Klagers hebben jegens (onder anderen) verweerster een klacht ingediend bij de klachtencommissie van het ziekenhuis. In het verslag van de hoorzitting van de klachtencommissie d.d. 8 december 2010, waarbij alleen de artsen en verpleegkundigen aanwezig waren, is onder meer opgenomen:

“(..) Mw. [naam neurochirurg] zegt dat de duizeligheid bekend was. Zij heeft hierover met mw.[klaagster] gesproken. Tijdens het benoemen van de duizeligheid door de moeder kreeg [patiënt] een aanval. Mw. [naam neurochirurg] is ermee bekend dat [patiënt] meerdere aanvallen heeft gehad. Zij heeft dit genoteerd maar verder gelaten voor wat het was omdat zij het niet goed kon plaatsen. (..)”.

Klagers hebben hun klacht bij de klachtencommissie ingetrokken.

3. De klacht

3.1 Klagers verwijten verweerster in het klaagschrift dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld doordat zij op 1 oktober 2010, toen klagers de patiënt levenloos in bed aantroffen, in eerste instantie niet is verschenen om hulp te bieden.

3.2 Ter zitting hebben klagers de klacht in hun pleitnotitie op een andere wijze geformuleerd en drie klachtonderdelen genoemd. Blijkens de toelichting ter zitting komt het erop neer dat aan bovenstaand klachtonderdeel (1) (in de pleitnotitie opgenomen als klachtonderdeel 3) de volgende klachtonderdelen zijn toegevoegd:

2. dat verweerster niet adequaat heeft gereageerd op de ernstige situatie op 1 oktober 2010 om 17.00 uur (pleitnotitie, klachtonderdeel 2);

3. dat verweerster de tijdens de opleiding geleerde vaardigheden op sociaal, communicatief gebied, inlevingsvermogen, integriteit en alert handelen onbenut heeft gelaten (pleitnotitie, klachtonderdeel 1).

Klagers stellen dat zij hebben gebeld toen zij patiënt levenloos en met blauwe lippen aantroffen rond 18.45 uur. Verweerster kwam niet en er kwam ook niemand anders toen zij om hulp riepen. Op de gang heeft klaagster twee verpleegkundigen gevraagd mee te komen. Een van hen heeft verweerster gehaald. Zij is na een aantal minuten gekomen. Eerst heeft ze toen gezegd dat klaagster rustig moet blijven en pas daarna ondernam ze actie.

4. Het standpunt van verweerster

4.1 Verweerster vindt het verschrikkelijk wat er is gebeurd. Verweerster is echter van mening dat de in het klaagschrift geformuleerde klacht ongegrond is en dient te worden afgewezen.

4.2 De gemachtigde van verweerster heeft bezwaar gemaakt tegen beoordeling van het pas ter zitting opgeworpen klachtonderdeel 3, aangezien verweerster niet in de gelegenheid was om hierop te reageren. Het klachtonderdeel is daarnaast onvoldoende concreet en niet onderbouwd.

4.3 Verweerster wijst erop dat de gebeurtenissen waar de klacht betrekking op heeft zich 10 jaar geleden hebben afgespeeld. Zij kan zich niet meer goed herinneren wat er op 1 oktober 2010 exact is besproken tussen haar en klagers. Ze moet zich daarom baseren op hetgeen zij in het verpleegkundig dossier heeft genoteerd en op hetgeen zij destijds heeft genoteerd voor haar verweer bij de klachtencommissie.

4.4 In dat verweer heeft verweerster destijds ten aanzien van hetgeen haar nu wordt verweten onder klachtonderdeel 1 het volgende genoteerd:

“9+10+12. Tussen 18.15uur en 18.45uur zijn ouders in open zitje om [patiënt] even te laten rusten. Dit op mijn advies. Vader was de gehele middag bij [patiënt] en met [patiënt] bezig.

Ik ben in die tussentijd mijn medicatie gaan klaar maken voor mijn andere patiënten op de afdeling. Nadat 2 keer mijn sein is afgegaan ben ik vanuit de medicijnruimte op de afdeling naar [patiënt] gegaan. Ouders hadden gebeld. Twee collega’s waren al bij [patiënt]. Moeder was naar hen toe gelopen. Omdat [patiënt] niet de patiënt van mijn collega’s was wilden zij mij erbij roepen, ik liep hen tegemoet. Ik heb me gelijk op [patiënt] gericht om hem klinisch te beoordelen. Dit is de eerste controle als ik een kamer oploop waar iemand gebeld heeft. Dit was niet goed mogelijk doordat ouders tegen mij en tegen elkaar en over [patiënt] heen hard aan het roepen waren. In de korte tijd dat de ouders persé een arts wilden raadplegen heb ik [patiënt] aangesproken en aangekeken. [Patiënt] reageerde op mij door zijn ogen te openen en iets te zeggen. Hij had een normale kleur in het gelaat.

Aan ouders wilde ik duidelijk maken waarom ik nu geen arts wilde bellen. Dit lukte niet door het geroep. Ik ben van de kamer afgegaan om de situatie te bespreken met collega's en heb vervolgens gehandeld. Ik heb één van mijn collega's gevraagd om naar [patiënt] toe te gaan, zodat vader niet bij mij aan de balie stond terwijl ik aan het bellen was en om rust te creëren bij [patiënt]. Ik heb Dr. […] gebeld met de vraag of er een mogelijkheid is de ouders van [patiënt] te woord te kunnen staan.

Tijdens het telefoongesprek met Dr. […] heeft mijn collega een 3010 melding (= een melding voor het QRT (Quick Respons Team)) gedaan voor [patiënt]. Dit heb ik meteen aan Dr. […] medegedeeld.”

4.4 Hieruit en uit het verpleegkundig dossier blijkt dat verweerster naar patiënt is gegaan nadat haar sein twee keer was afgegaan. Ze is dus vrijwel direct naar hem toegegaan om hulp te bieden. Ze was echter in een andere kamer bezig met medicijnen, waardoor het wellicht voor klagers leek alsof ze niet direct gehoor heeft gegeven aan hun oproep. Toen verweerster op de kamer aan kwam, heeft zij direct geprobeerd de klinische toestand van patiënt te beoordelen en heeft zij de benodigde actie ondernomen.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel 2 heeft verweerster aangevoerd dat zij aanwezig was bij het gesprek met de neurochirurg om 16.45 uur. Tijdens dit gesprek gaf de arts aan dat er sprake was van een onderdruk die het lichaam zelf zou moeten oplossen. Er was geen reden met spoed iets te doen en er moest geobserveerd worden om te kijken hoe het verder ging. Verweerster achtte het daarom niet nodig de neuroloog te bellen toen patiënt weer een aanval kreeg. Dat de medische situatie van patiënt later abrupt verslechterde, heeft verweerster niet kunnen voorzien.

4.6 Dat patiënt is overleden heeft een diepe indruk op verweerster gemaakt. Ook is ze hiervan erg geschrokken. Verweerster heeft te allen tijde het beste voor gehad met patiënt en klagers. Ook zij had graag gezien dat het anders was gelopen en realiseert zich dat klagers dagelijks worden herinnerd aan dit grote verlies.

5 De overwegingen van het college

5.1 Het overlijden van patiënt is een tragische gebeurtenis. Het college moet het handelen van verweerster echter beoordelen in het licht van wat haar op dat moment bekend was en bekend kon zijn. Het gaat daarbij om de vraag of verweerster bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen waar de klacht over gaat en met hetgeen destijds in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Klachtonderdeel 2

5.2 Het college zal eerst dit klachtonderdeel behandelen, dat ziet op hetgeen is gebeurd op 1 oktober 2010 rond 17.00 uur (opgetekend in het dossier om 17.45 uur).

Uit het dossier blijkt dat op 30 september 2010 de artsen hebben aangegeven dat het draintraject op dat moment geen bijzonderheden vertoonde, dat er drainonderdruk was door overdrainage en de pomp werkte, dat de situatie niet levensbedreigend was en geen schade aan ogen of hersenen aanrichtte, dat tijd moest worden gegeven, en dat na het weekend overleg zou worden gevoerd. Tevens is in het dossier vastgelegd dat op 1 oktober 2010 om 16.45 uur de neurochirurg bij patiënt is geweest en dat zij ermee bekend was dat hij al meerdere aanvallen had gehad ‘waarbij de ogen niet meedoen ’.

5.3 Uit het dossier blijkt niet dat patiënt ‘levenloos’ was toen klagers hem aantroffen rond 17.00 uur en rond 18.45 uur. Patiënt reageerde immers op pijnprikkels en was (daarna) aanspreekbaar.

5.4 Gezien het afgesproken beleid en gezien het feit dat de neurochirurg ervan op de hoogte was dat patiënt al verschillende aanvallen had gehad, had verweerster naar het oordeel van het college niet anders behoeven te handelen dan zij heeft gehandeld toen patiënt rond 17.00 uur nogmaals een dergelijke aanval kreeg. Er was geen aanleiding om de neurochirurg op dat moment terug te roepen, aangezien de gezondheidssituatie van patiënt voor het overige niet was veranderd.

Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel 1

5.5 Naar het oordeel van het college is het niet verwijtbaar dat verweerster rond 18.45 uur op het moment dat haar sein voor de tweede keer ging naar patiënt is gegaan en niet direct toen haar sein voor de eerste keer ging. Verweerster was immers bezig met het gereed maken van medicatie voor haar (andere) patiënten toen de patiënten-bel werd ingedrukt. Uit het oogpunt van patiënt-veiligheid (correcte medicatieverstrekking) kan deze handeling doorgaans in principe niet abrupt worden afgebroken. Het is daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerster eerst de medicatie waarmee zij op dat moment bezig was, heeft afgemaakt en dat zij daarna naar patiënt is gegaan.

Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 3

5.4 De klacht dat verweerster de tijdens de opleiding geleerde vaardigheden op sociaal, communicatief gebied, inlevingsvermogen, integriteit en alert handelen onbenut heeft gelaten, is voor het eerst ter zitting opgeworpen. De gemachtigde van verweerster heeft bezwaar gemaakt tegen de uitbreiding van de klacht met dit klachtonderdeel op grond van het feit dat het voor verweerster niet mogelijk was zich hierop voor te bereiden en hierop ter zitting te reageren, en op grond van het feit dat de aanvulling daarnaast niet concreet is gemaakt.

5.5 Op grond van artikel 65c van de Wet BIG kan een klager de klacht tot uiterlijk twee weken voor de behandeling van de zaak op de terechtzitting schriftelijk wijzigen of aanvullen. Nu klagers hun klacht noch in de schriftelijke aanvulling op hun klacht, noch in de repliek hebben aangevuld met dit klachtonderdeel, en de gemachtigde van verweerster naar het oordeel van het college op goede gronden bezwaar heeft gemaakt tegen deze uitbreiding ter zitting, moet het college klagers ten aanzien van dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaren.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond;

- verklaart klagers niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 3.

Aldus beslist door E.P. van Unen, voorzitter, L.A.J. Nuijten, lid-jurist, G.J.T. Kooiman, C.E.B. Driessen en M. IJzerman, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van M. van der Hart, secretaris, en uitgesproken op 18 augustus 2021 in aanwezigheid van de secretaris.