ECLI:NL:TGZREIN:2018:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 17169
ECLI: | ECLI:NL:TGZREIN:2018:5 |
---|---|
Datum uitspraak: | 15-01-2018 |
Datum publicatie: | 15-01-2018 |
Zaaknummer(s): | 17169 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | X |
Uitspraak: 15 januari 2018
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 31 augustus 2017 binnengekomen klacht van:
[A]
wonende te [B]
klager
gemachtigde mr. drs. A.H.J. de Kort te St. Michielsgestel
tegen:
[C]
huisarts
werkzaam te [D]
verweerster
gemachtigde mr. J.S.M. Brouwer te Amsterdam
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met bijlagen
- het verweerschrift met bijlagen
- de namens klager ter zitting overgelegde pleitnota
Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.
De klacht is ter openbare zitting van 18 december 2017 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klager heeft op 23 september 2015 om 20.40 uur de huisartsenpost bezocht in verband met sedert die middag toenemende pijn in de rechter teelbal. Verweerster was op dat tijdstip de dienstdoende huisarts op de huisartsenpost en heeft klager onderzocht. Na de anamnese, lichamelijk en urine onderzoek alsmede een telefonisch overleg met de dienstdoende uroloog, stelde zij de diagnose epididymitis en schreef zij een kuur ciprofloxacine tabletten voor.
Zij noteerde (inclusief taal/spelfouten):
“(…)
Deelcontact: (Y05.00) epidydimitis
(S) (MVT) Pijnlijke zaadbal Mickey heeft jaren geleden een teelbal ontsteking gehad. Nu sinds vanmiddag toenemende pijn teelbal, en 1 is er groter dan de andere, balzak ziet rood. (KLE) geleidelijk last re in scrotum, geen mictieklachten. 5 jaar gelden verdenking torsio, was ontsteking. Geen uitvloed penis. Wel sex. aktief
(O) (KLE) scrotum re zijde mogelijk iets dikker, bijbal voelt hard aan. Niet rood. Urine schoon, CRP < 5
(P) (KLE) iom dr. [naam dienstdoende uroloog]: geen torsio, maar toch epidydimitis
Medicatie: CIPROFLOXACINE TABLET OMHULD 500MG
2 maal per dfag 1 tablet, levering van 28 tabletten
(…)”
Verweerster heeft klager na dit spreekuurcontact niet meer gezien. Op 25 september heeft klager zich gemeld op de SEH van het ziekenhuis. Bij nader onderzoek en een daarop volgende operatie werd de diagnose torsio testis gesteld.
3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerster dat zij ongemotiveerd is afgeweken van de NHG-Farmacotherapeutische richtlijn Acute epididymitis, waardoor klager (destijds 15 jaar) dagen lang nodeloos pijn heeft gehad en zijn zaadbal rechts is afgestorven. Verweerster had nader onderzoek dienen te doen dat een torsio testis uitsloot. In plaats daarvan is zij van de onjuiste diagnose epididymitis uitgegaan.
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster merkt – zakelijk weergegeven – op dat klager weliswaar stelt dat de rechter zaadbal groter was dan de linker zaadbal en dat het scrotum rood zag, maar dat uit de verslaglegging van het consult blijkt dat dit bij onderzoek niet is gebleken.
Verweerster heeft lichamelijk en aanvullend onderzoek verricht en daarbij gemerkt dat klager goed te onderzoeken was en dat er geen sprake was van acuut ontstane pijn. Zij heeft differentiaal diagnostisch zeker de diagnose torsio testis overwogen en heeft daarom telefonisch contact opgenomen met de dienstdoende uroloog. De uroloog heeft vervolgens de diagnose epididymitis gesteld. Verweerster is dan ook van mening dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.
5. De overwegingen van het college
Het college wijst erop, dat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.
Vast staat dat er bij klager, zoals gebleken is na onderzoek en operatie op 25 september 2015, sprake was van een torsio testis en niet van epididymitis waar verweerster van uitgegaan is.
Het meest verstrekkende verwijt dat klager verweerster dan ook maakt is dat zij een diagnose gemist heeft. Het college hecht eraan op te merken dat het feit dat achteraf een andere diagnose gesteld wordt, niet zonder meer maakt dat aan verweerster een gegrond tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Daarvan is pas sprake indien verweerster klager niet gedegen en zorgvuldig onderzocht zou hebben. In dat kader mag van een arts verwacht worden dat zij zich daarbij houdt aan de richtlijnen, protocollen en de gebruikelijke gedragsregels die voor haar vakgebied zijn ontwikkeld; in casu in het bijzonder de NHG- Farmacotherapeutische richtlijn Acute epididymitis. Uit de medische verslaglegging en hetgeen daarover nog nader door verweerster is toegelicht ter zitting leidt het college af dat verweerster conform voornoemde richtlijn heeft gehandeld en daarvan niet is afgeweken. Immers, zij heeft een anamnese afgenomen en daarbij de vragen gesteld zoals onder het kopje “diagnostiek” in de richtlijn is opgenomen, zij heeft klager vervolgens gedegen en zorgvuldig onderzocht en zij heeft de urine en CRP getest. Het college acht het aannemelijk dat, zoals verweerster stelt, en uit de overgelegde transcriptie met de uroloog blijkt, zij wel degelijk gedacht heeft aan de diagnose torsio testis. Voorts acht het college het aannemelijk dat verweerster op basis van de klachtenpresentatie van klager alsmede de resultaten van het onderzoek welke atypisch waren voor een torsio testis eveneens heeft gedacht aan een epididymitis waarbij nog een rol speelde dat klager zelf had vermeld al eerder een epididymitis doorgemaakt te hebben. In dit kader merkt het college op dat de stelling van klager, voor het eerst ter zitting naar voren gebracht, dat er geen lichamelijk onderzoek gedaan zou zijn en dat hij strompelend van de pijn bij verweerster is aangekomen, door verweerster gemotiveerd is betwist en overigens ook geen steun vindt in de verslaglegging, zodat het college aan die stelling voorbijgaat. Verweerster heeft contact opgenomen met de dienstdoende uroloog, enerzijds vanwege de twijfel omtrent de te stellen diagnose en anderzijds omdat het haar als arts op de HAP niet mogelijk was zelfstandig te verwijzen naar een ziekenhuis voor het vervaardigen van een echo. Uit de door klager overgelegde transcriptie van het gesprek van verweerster met de uroloog blijkt dat verweerster de klachten van klager, de resultaten van het lichamelijk en ander onderzoek alsmede het feit dat uit de anamnese gebleken was dat klager op 11-jarige leeftijd een epididymitis had doorgemaakt, heeft besproken. Zij heeft in dit gesprek ook melding gemaakt van haar twijfels omtrent de diagnose: epididymitis of een torsio testis. De uroloog en verweerster kwamen in dit gesprek uiteindelijk tot de werkdiagnose epididymitis. Gezien het vorenstaande was er geen grond voor verweerster om nader onderzoek te laten verrichten om de diagnose torsio testis uit te sluiten. Verweerster mocht op basis van haar onderzoek en overleg met de uroloog het beleid voeren zoals zij dat gedaan heeft en klager met antibiotica naar huis sturen.
De conclusie is dat verweerster met betrekking tot de klacht geen gegrond verwijt gemaakt kan worden. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.
6. De beslissing
Het college:
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. M.J. van Laarhoven als voorzitter, mr. C.D.M. Lamers als lid-jurist, J.D.M. Schelfhout, E.J.G.M. van Oosterhout en P.G.M. Boom-Poels als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2018 in aanwezigheid van de secretaris.