ECLI:NL:TGZREIN:2015:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 14211

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2015:63
Datum uitspraak: 13-07-2015
Datum publicatie: 13-07-2015
Zaaknummer(s): 14211
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder, bedrijfsarts, dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door een mail van klager aan verweerder met hierin patiënten-informatie door te sturen aan zijn directeur en manager, beiden geen arts. Tevens verwijt klager verweerder dat hij oncollegiaal is heeft gehandeld jegens haar. Klacht niet-ontvankelijk.

Uitspraak: 13 juli 2015

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 14 oktober 2014 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

tegen:

[C]

bedrijfsarts

wonende te [D]

verweerder

gemachtigde mr. J.S. Dallinga te Alkmaar

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek

- het proces-verbaal van het mondeling vooronderzoek van 13 april 2015.

De klacht is ter openbare zitting van 1 juni 2015 behandeld. Partijen waren aanwezig, waarbij verweerder werd bijgestaan door de gemachtigde.

Bij de aanvang van de behandeling van de klacht heeft het college partijen verzocht eerst in te gaan op de vraag of de klacht wel of niet ontvankelijk is, met mededeling dat na de behandeling van de ontvankelijkheidsvraag allereerst daarover een oordeel zal worden gegeven.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster is werkzaam als (externe) stafarts en bedrijfsarts. Tot voor kort maakte zij gebruik van de arbodienst waar verweerder als bedrijfsarts werkzaam is. Verweerder heeft met klaagster vanaf juni 2014 een e-mailwisseling gevoerd over een zieke werknemer, waarvan hij de sociaal-medische begeleiding verzorgde. Begin september 2014 heeft verweerder een mail aan klaagster gestuurd waaraan deze eerdere mailwisseling “hing” met vertrouwelijke informatie over de zieke werknemer. Verweerder heeft deze mail, inclusief de eerdere vertrouwelijke e-mailwisseling doorgestuurd naar de eigenaar/directeur en de manager van zijn organisatie. Deze beide personen zijn geen medicus. Klaagster heeft hiervan kennis genomen doordat en nadat deze e-mailwisseling door de eigenaar/directeur van de organisatie waar verweerder werkzaam is, werd doorgestuurd naar de landelijk manager van haar organisatie.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

De klacht, zoals ook door verweerder begrepen, luidt als volgt:

a. verweerder heeft de privacywetgeving en zijn beroepsgeheim geschonden door een vertrouwelijke medische e-mailwisseling aan zijn werkgever ter beschikking te stellen;

b. verweerder heeft oncollegiaal gehandeld omdat hij niet bereid was mee te werken aan een gesprek met een werknemer die hij op 10 juni 2014 heeft verzocht zijn spreekkamer te verlaten.

Klaagster is van mening dat zij intercollegiaal is geschaad, zeker als er gesprekken of mails gewisseld worden met vertrouwelijke informatie en deze naar derden wordt gestuurd. Zij vindt het onverkwikkelijk dat er medisch inhoudelijke zaken bij onbevoegde derden terecht zijn gekomen. Dat is voor klaagster als professional niet goed, omdat patiënten van haar verwachten dat zij correct met hun privacy-gevoelige informatie om gaat. Dit is niet goed voor de vertrouwensband. Niet alleen haar geloofwaardigheid staat op het spel, maar ook die van haar organisatie.

Verweerder had een gesprek moeten aangaan met de betrokken werknemer; de intentie van de werknemer was bekend. Toen de werknemer hoorde dat verweerder wegging als bedrijfsarts wilde hij persoonlijk aan verweerder uitleggen dat het niet zijn bedoeling was dat verweerder het gesprek destijds als vervelend had ervaren.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder is van mening dat de klacht niet-ontvankelijk is. Klaagster is niet rechtstreeks in haar belang geschaad en dus geen belanghebbende. Als er al een belang is, is dit een afgeleid belang. Verweerder acht het tekenend om klaagster te horen zeggen dat zaken van de patiënt in kwestie op straat zijn komen te liggen. Dat is niet gebeurd; de e-mailwisseling is - overigens ten onrechte maar wel onopzettelijk - bij de directie van verweerder terecht gekomen. Klaagster is bovendien niet de gemachtigde van de patiënt in kwestie, want zij zit hier niet namens die patiënt maar namens zichzelf. Verweerder weet ook niet wat de patiënt in kwestie hiervan vindt en dat kan op deze zitting ook niet getoetst worden. Verweerder is van mening dat niet iedere Nederlander een beroep kan doen op het algemeen belang om dan een klacht in te dienen over schending van het beroepsgeheim. Voor wat betreft de inter-collegialiteit is verweerder van mening dat dit een afgeleid belang is nu het hier gaat over iemand anders dan klaagster zelf.

5. De overwegingen van het college

Het college is van mening, dat klaagster niet als 'rechtstreeks belanghebbende' kan worden aangemerkt. Voor de klacht dat zij als collega/beroepsbeoefenaar is geschaad, wordt geen althans onvoldoende onderbouwing gegeven. Het belang van de organisatie waar zij werkzaam is en van de patiënt in kwestie kunnen niet als haar belang worden gezien.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist door mr. P. Vlaardingerbroek als voorzitter, mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, J.L.M. van Helmond, B.C.A.M. van Casteren-van Gils en E.H. The-van Leeuwen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2015 in aanwezigheid van de secretaris.