ECLI:NL:TGZREIN:2015:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 14173

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2015:44
Datum uitspraak: 26-05-2015
Datum publicatie: 26-05-2015
Zaaknummer(s): 14173
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder, orthopedisch chirurg dat hij geen alternatieve behandeling heeft overwogen dan het plaatsen van een arthrodese heeft en dat verweerder heeft geopereerd terwijl er op dat moment sprake was van een jicht-aanval die verweerder ook niet onderkend heeft. Verweerder heeft alles gemotiveerd betwist. College is van oordeel dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld en zich als een redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar heeft gedragen. Klacht ongegrond.

Uitspraak: 26 mei 2015

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 29 augustus 2014 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

gemachtigde mr. drs. J. Versluis te Eindhoven

tegen:

[C]

orthopedisch chirurg

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde mr. S.J. Berkhoff te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de brief van de gemachtigde van verweerder

- de brief van de gemachtigde van klager

- de pleitnotitie overgelegd door de gemachtigde van klager.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 13 april 2015 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager kwam in 2005 ten val over een klaptegel waardoor hij een distale radiusfractuur links opliep. Klager is geopereerd en enige tijd onder behandeling geweest in een revalidatiecentrum. In 2008 en 2009 is klager onder meer voor klachten van de rechter voet onder behandeling geweest bij een collega van verweerder.

Verweerder is sinds 2005 orthopedisch chirurg en sinds 2006 werkzaam in het [D] te [B].

Op 24 augustus 2009 werd klager gezien door de betreffende collega. Tijdens het consult werd naast de polsklachten ook de klachten besproken die klager had aan beide voeten ter plaatse van de grote teen. In het medisch dossier staat daaromtrent onder meer vermeld:

“(…)

tevens pijn MTP1

forse Rom beperkt R hallux rigidus

“ “ “ L

heeft afwikkelvoorziening

adv A’dese MTP1 L/R

(…)”

Tevens werd op 24 augustus 2009 een röntgenfoto gemaakt. In het medisch dossier is daarover, voor zover thans van belang, het volgende genoteerd:

“(…)

TEEN R rechts

Gewrichtsspleetversmalling en haakvorming MTP-1, passend bij artrose.

Overige ossale structuren en weke delen geen bijzonderheden.

conclusie:

forse degeneratieve veranderingen MTP-1 rechts.

(…)”

Klager werd door de collega verwezen naar verweerder vanwege de expertise van verweerder op voetgebied. Door de collega werd nog een brief verzonden aan de huisarts van 3 september 2009 waarin onder meer, voor zover thans van belang, werd meegedeeld:

“(…)

Tevens heeft patiënt last van het MTP-1-gewricht van beide voeten.

Lichamelijk onderzoek toonde een hallux rigidus.

Röntgenonderzoek van de voet toonde artrose van het MTP-1-gewricht van beide voeten.

(…)

Voor wat betreft de klachten van de MTP-1-gewrichten is de enige optie een arthrodese.

Ik heb dit uitgebreid met patiënt besproken.

hij zal hierover nadenken. (…)”

Op 25 november 2009 werd klager voor de eerste maal op consult gezien door verweerder. Door verweerder werd een anamnese afgenomen en werd onderzoek gedaan. In het medisch dossier is, voor zover thans van belang, daaromtrent het volgende opgenomen:

“(…)

Hallux rigidus et arthrodicus

O/beperkte functie

Arthrodese MTP1 bdz

voorstel MTP 1 Arthrodese bdz

Pt denkt erover na

(…)”

Op 11 januari 2010 en 2 maart 2010 is klager op consult geweest bij een collega.

Op 10 maart 2010 is klager opnieuw op consult geweest bij verweerder. In het medisch dossier is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:

“(…)

in een sessie plannen van arthrodese MTP 1

pijn in ruim gebied; fietsen gaat goed

nogmaals uitleg:

- geen ingreep aan fibula zoals patiënt dacht. wel aan meniscusletsel

- geen mobiliteit na MTP 1 arthrodese

- effect met reserves

- 2 weken gips en Darco

(…)”

Door verweerder werd tevens een brief aan de huisarts gestuurd op 18 maart 2010. Na verkregen toestemming van klager werd een operatiedatum gepland op 29 april 2010 , waarbij werd uitgegaan van een opnameduur van 1 nacht.

De datum van de operatie werd uitgesteld op verzoek van klager. Niet alleen was er op 23 april 2010 een ernstige infectie geconstateerd, maar klager gaf aan dat zijn huishoudster ziek was en hij geen vervoer had. Door de huisarts werd contact gezocht met de polikliniek voor medicatie. Klager berichtte een en ander eveneens bij faxbericht van 23 april 2010. Verweerder was niet bij deze beoordeling, diagnose en beslissing betrokken.

Op 17 mei 2010 werd klager opnieuw gezien tijdens een poliklinisch consult door een collega van verweerder. In het medisch dossier is daaromtrent, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:

“(…)

O/rustige teen

ROM MTP rustig

Enkel rustig ROM pijnvrij

B/verkeerd gangpatroon bij doorgemaakte ontsteking dig 1

(…)”

Er werd een nieuwe datum gepland voor de operatie en wel op 28 mei 2010.

Klager is op 28 mei 2010 daadwerkelijk geopereerd door verweerder. Voorafgaand aan de operatie is klager conform de Time-out procedure wakker gezien door verweerder. Van de Time-out procedure is een verslag gemaakt. Verweerder heeft tijdens deze Time-out procedure de gehele procedure nogmaals met klager besproken, het operatiegebied bekeken, de zijde gemarkeerd en aan patiënt gevraagd of er nog onduidelijkheden/vragen waren. Aan klager werd tevens pre-operatief eenmalig een dosis antibiotica (gift Kefzol 2 gr.) gegeven vanwege het inbrengen van vreemd materiaal.

In het operatieverslag is onder meer, voor zover thans van belang en met taal- en spelfouten, het volgende opgenomen:

“(…)

Nu over naar rechter hallux. (…) open kapsel verwijderen osteofyten. Er zin forse tophy aanwezig bij een volledig gedestrueerd gewricht. Nu centraal plaatsen van k draad in de metatarsale om frase 20 te fixeren. Nu frasen aan falanxzijde. Mooi containment. Proximaal fixeren van de halufixplaat. Voorboren met K draad, plaatsen schroef in ovale gat. Plaatsing 2e schroef in proximale deel. Nu distaal fixeren. alle schroeven hebben goede grip. Spoelen, sluiten kapsel (…)”

Op 29 mei 2010 had verweerder contact met klager en is het operatieverloop besproken. Klager werd op 29 mei 2010 ontslagen uit het ziekenhuis. In de status staat onder meer vermeld dat sprake is van jicht en dat dit wordt vervolgd op de poli wanneer nodig.

Op 4 juni 2010 werd door de huisarts een wondcontrole gedaan. Vanwege de bevindingen van de huisarts werd klager direct doorverwezen naar het ziekenhuis waar klager diezelfde dag werd opgenomen. Verweerder was niet betrokken bij de opname op 4 en 5 juni 2010.

Verweerder had op 8 juni 2010 telefonisch contact met klager over de weekendopname. Klager gaf daarbij tevens aan dat hij klachten had over het medicijn colchicine. Verweerder nam contact op met de reumatoloog en schreef Zaldiar voor aan klager. Op 15 juni 2010 bezocht klager de nurse practicioner en heeft verweerder klager mee beoordeeld. Klager werd vervolgens door diverse collega’s gezien op 14 juli 2010, 6 september 2010 en 8 oktober 2010. Verweerder heeft klager opnieuw gezien op 8 december 2010. Na een telefonisch consult op 22 december 2010 is verweerder niet meer betrokken geweest bij de behandeling van klager.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager stelt dat hij verschillende faxberichten heeft verstuurd waarop door verweerder niet is gereageerd, bijvoorbeeld niet op het faxbericht van 23 mei 2010 waarin klager verweerder meedeelt dat hij angstig is voor een operatie en de problemen die hij thuis zal ondervinden na operatie, de beperkte mobiliteit etc. Hoewel later is gebleken dat klager al op 23 april 2010 een jichtaanval heeft gehad, heeft geen van de behandelend artsen deze diagnose gesteld. Verweerder is daarvoor als hoofdbehandelaar wel verantwoordelijk. Hij had ook zelf de diagnose jicht moeten stellen, maar hij heeft voorafgaand aan de operatie van 28 mei 2010 de teen niet meer geïnspecteerd. In het operatieverslag wordt wel melding gemaakt van forse tophi in een volledig gedestrueerd gewricht, maar er wordt geen verdere melding gemaakt van wat is aangetroffen. Ook wordt in het operatieverslag geen opmerking gemaakt over de verdenking van jicht. Klager heeft na de operatie vreselijk veel pijnen gehad en is eveneens als gevolg van de voorgeschreven medicijnen zeer ernstig ziek geweest.

Op 4 juni 2010 is klager opgenomen vanwege een ernstig gezwollen rechterbeen en verkleuringen. Eerst toen is er een bloedonderzoek gedaan en werd een verhoogd urinezuurgehalte in het bloed gevonden, waaruit bleek dat inderdaad sprake was van jicht. Klager is tijdens deze opname niet bezocht door verweerder.

De klacht van klager luidt als volgt:

1) verweerder heeft geen alternatieve behandeling van het pijnlijke MTP 1 rechts overwogen, maar op advies van zijn collega direct en zonder nader eigen onderzoek besloten om tot arthrodese van de rechtervoet over te gaan. Er is in het dossier niets genoteerd over een alternatieve behandeling terwijl conservatieve behandeling is aangewezen. Er is geen nader onderzoek gedaan of röntgenfoto’s gemaakt en er is ook geen bloedonderzoek gedaan. Verweerder mocht niet afgaan op de bevindingen van een collega.

2) verweerder heeft voorafgaande aan de operatie van 28 mei 2010 niet gereageerd op de telefonische mededeling van de huisarts van klager en de twee faxberichten van klager dat aan de grote teen rechts een fel rode huidverkleuring was ontstaan, dat de teen zeer gezwollen was en dat klager ondragelijk veel pijn aan de teen had. Hoewel klager een brief had ontvange n, waarin stond dat bij wondjes of infectie contact moest worden opgenome n, en klager dat ook heeft gedaan , is er geen contact geweest. Verweerder heeft klager evenmin op consult gezien. Verweerder was hoofdbehandelaar en had uit dien hoofde kennis moeten nemen van de mededeling huisarts en faxberichten. Dan had hij kunnen vaststellen of operatie mogelijk was of uitgesteld of geannuleerd moest worden.

3) Verweerder heeft op 28 mei 2010 de rechtervoet van klager voorafgaand aan de operatie niet meer geïnspecteerd en voorafgaande aan de operatie geen nadere anamnese afgenomen terwijl klager kort voorafgaande aan de operatie ernstige klachten aan de rechtervoet had gehad. Verweerder had het bestaan van jicht moeten uitsluiten alvorens aan de operatie te beginnen.

4) Door verweerder is bij het voorstel van de collega om de arthrodese uit te voeren ten onrechte niet gedacht aan de mogelijkheid dat er helemaal geen arthrodese noodzakelijk zou kunnen zijn, mede omdat er een andere factor, bijvoorbeeld jicht in het geding zou kunnen zijn en de artrose zodanig matig was dat er nog een conservatieve behandeling ingezet diende te worden alvorens tot het vastzetten van het gewricht over te gaan.

5) Het operatieverslag van verweerder is volstrekt onvolledig.

Zo wordt in het verslag geen melding gemaakt van het aantreffen van een gelige pasteuze massa in het gewricht en wordt geen conclusie getrokken dat dit mogelijk het gevolg is van jicht. Ook is in het verslag niet aangegeven waar de osteofyten zaten en of deze oorzaak van pijn zouden kunnen zijn geweest.

6) Operatie is niet uitgevoerd zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend orthopedisch chirurg mag worden verwacht, want er is geen behoorlijke en adequate nettoyage verricht.

7) Verweerder heeft na de operatie ten onrechte gedacht aan een bacteriële ontsteking en een antibioticum voorgeschreven. Pas op 4 juni 2010 heeft verweerder een medicijn tegen jicht voorgeschreven.

8) Verweerder heeft aan klager ter bestrijding van de pijn het medicijn naproxen voorgeschreven terwijl klager allergisch is voor NSAID medicamenten. Voorts heeft klager tweemaal een startdosis colchicine gegeven waardoor klager ziek is geworden. Verweerder heeft klager na het gebruik van de medicatie niet nader onderzocht en klager op 5 juni gewoon laten vertrekken.

4. Het standpunt van verweerder

Klager is destijds door een collega doorgestuurd nadat het conservatieve traject reeds was afgesloten. Er was voor klager reeds een afwikkelvoorziening getroffen maar dit leverde geen vermindering op van de klachten. Dat klager naar verweerder werd doorverwezen was gelegen in het feit dat verweerder de expertise heeft op voetgebied. Dat er gesproken wordt over een operatie waarbij ook de knie zou worden bekeken is gelegen in het feit dat klager dan slechts eenmaal een narcose zou hoeven ondergaan. Verwijzing is ook pas gebruikelijk als het conservatieve traject is afgesloten. Het inschakelen van een podotherapeut bij een pijnlijke hallux rigidus et arthrodicus is geen alternatief. Verweerder heeft klager voor de eerste maal gezien op 25 november 2009 en heeft toen een uitgebreide anamnese afgenomen, onderzoek gedaan en de röntgenfoto’s bekeken. Daarnaast heeft verweerder gekeken naar de uitslagen van de conservatieve behandeling. Volgens verweerder is het onjuist dat hij enkel zou zijn afgegaan op constateringen van een collega. Verweerder zag op dat moment geen aanleiding voor een aanvullend bloedonderzoek of een extra röntgenfoto. De radioloog had immers op 24 augustus 2009 duidelijk beschreven dat sprake was van een gewrichtsspleetversmalling en haakvorming in het MTP 1 gewricht, passend bij artrose. Dat verweerder niet zou hebben gereageerd op de faxberichten is onjuist. De operatie werd immers geannuleerd en klager werd extra gezien op het spreekuur van een collega omdat verweerder geen ruimte meer had in zijn agenda. Nadat er diverse controles waren uitgevoerd bleek er geen contra-indicatie meer te zijn voor een operatieve ingreep. Alle faxberichten maken ook deel uit van het dossier maar de inhoud maakt echter nog niet dat het medisch ingestelde beleid moest worden aangepast.

Voorafgaand aan de operatie is de Time-out procedure gevolgd. Verweerder merkt daarbij op dat ook als hij toen al jicht zou hebben geconstateerd, dit voor hem geen reden zou zijn geweest om de operatie uit te stellen, nu een afgekoelde jichtaanval geen contra-indicatie is voor een operatie aan de voet. Integendeel, juist in een afgekoelde situatie dient te worden geopereerd. Op 28 mei 2010 heeft verweerder geen actieve ontstekingsreactie waargenomen. Tijdens de operatie zijn vervolgens wel forse jicht-tophi aangetroffen. Daarmee werd de verdenking van jicht gesteld.

Verweerder is voorts van mening dat het operatieverslag volledig is en voldoet aan de eisen. Osteofyten worden altijd verwijderd en bevinden zich altijd op dezelfde plaats waardoor nadere locatiebeschrijving in het verslag achterwege kan blijven. Er is tevens een nettoyage uitgevoerd. Bij elke arthrodese van de grote teen worden frasen gebruikt. In het operatieverslag staat ook dat frase 20 is gebruikt.

Door verweerder is geen antibiotica voorgeschreven na de operatie, maar wel voor de operatie. Dit is een standaard dosis omdat sprake is van het inbrengen van vreemd materiaal in het lichaam. De antibiotica die voorafgaand aan de operatie werd voorgeschreven door de huisarts op 23 april 2010, is voorgeschreven in overleg met een collega. Verweerder was daar niet bij betrokken. Ten slotte merkt verweerder op dat, anders dan klager aanvoert, tijdens de opname van 28 en 29 mei 2010 door hem geen NSAID’s zijn voorgeschreven. Verweerder heeft na de heropname van 4 en 5 juni 2010 wel Zaldiar voorgeschreven. Bij de heropname van 4 en 5 juni 2010 was verweerder overigens niet betrokken omdat hij toen geen dienst had.

Verweerder is van mening dat geen sprake is van verwijtbaar handelen en dat hij is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.

5. De overwegingen van het college

Vooropgesteld zij dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar dat daarbij beslissend is het antwoord op de vraag of de arts vanuit tuchtrechtelijk standpunt gebleven is binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep terzake als norm of standaard was aanvaard. Daarbij is tevens van belang dat aan de verweerder slechts kan worden tegengeworpen datgene waarbij hij zelf betrokken is geweest. Daaraan doet niet af dat verweerder als hoofdbehandelaar kan worden aangemerkt, tenzij aan hem specifieke klachten over het invullen van zijn hoofdbehandelaarschap, zoals bijvoorbeeld het intern en/of extern communiceren ten laste worden gelegd. Van een klacht daarover is echter niet gebleken, waaraan het tuchtcollege nog toevoegt dat ook niet is gebleken dat verweerder in zijn hoedanigheid van hoofdbehandelaar tekortgeschoten is, zodat enkel het eigen handelen van verweerder dient te worden beoordeeld.

Het college is van oordeel dat de klachtonderdelen 1 en 4 zich lenen voor een gezamenlijke behandeling vanwege hun nauwe samenhang. Het college overweegt omtrent deze klachtonderdelen als volgt. Uit het medisch dossier kan worden opgemaakt dat klager onder behandeling was van een collega van verweerder en dat aan klager een afwikkelvoorziening was voorgeschreven. Klager bleef klachten houden. Voorts kan uit het medisch dossier worden opgemaakt dat de grote teen rechts op de röntgenfoto van 24 augustus 2009 een gewrichtsspleetversmalling en haakvorming vertoonde aan het MTP-1 gewricht, passend bij artrose. Voorts werd door de radioloog als conclusie opgenomen dat er dus sprake was van forse degeneratieve veranderingen aan het MTP-1 gewricht rechts. Naar het oordeel van het college kunnen deze medische feiten en omstandigheden tot niets anders leiden dan de conclusie dat er geen mogelijkheden meer waren voor een alternatieve behandeling. Een conservatief traject was al doorlopen, ook reeds bij een ander ziekenhuis, maar geen van de trajecten had tot een vermindering van de klachten van klager geleid. Verweerder hoefde dan ook geen alternatief traject te overwegen. Verweerder heeft klager op 25 november 2009 zelf gezien en daarbij is volgens het medisch dossier een anamnese afgenomen en is nader onderzoek gedaan. Ook de foto van 24 augustus 2009 heeft verweerder opnieuw bekeken. Nu reeds op deze foto sprake was van een evident forse artrose was er geen reden om opnieuw een röntgenfoto te laten maken. Een bloedonderzoek was gelet op de bevindingen van verweerder evenmin geïndiceerd. Verweerder heeft op 25 november 2009 op goede gronden kunnen komen tot de diagnose en het advies om een arthrodese uit te voeren.

Anders dan klager veronderstelt leidt ook de op 23 april 2010 opgetreden jichtaanval niet ertoe dat verweerder zijn oorspronkelijke advies aan klager had moeten herzien Er was immers al op 25 november 2009 vastgesteld dat sprake was van een forse artrose die tot een operatie noodzaakte. Het college is van oordeel dat de klachtonderdelen 1 en 4 ongegrond zijn.

Ook klachtonderdeel 2 is naar het oordeel van het college ongegrond. Het college overweegt daartoe als volgt. Anders dan klager kennelijk veronderstelt is het hebben van jicht als zodanig geen contra-indicatie om te opereren. Slechts bij een acute jichtaanval dient de operatie te worden uitgesteld. Blijkens het medisch dossier is de operatie op 29 april 2010 geannuleerd op verzoek van klager, nadat door de huisarts van klager en klager de mededeling was gedaan van een geconstateerde ontsteking op 23 april 2010 en het probleem dat klager geen vervoer had en de huishoudster afwezig was. Klager is vervolgens op 17 mei 2010 gezien door een collega van verweerde r, die de teen heeft onderzocht en een rustige teen constateerde na een doorgemaakte ontsteking. Klager is voorts gezien door verweerder op de dag van de operati e, waarbij verweerder de teen nogmaals heeft gecontroleerd tijdens de Time-out procedure en geen afwijkingen heeft geconstateerd , die tot uitstel van de operatie noodzaakten. Het faxbericht dat klager zond op 23 mei 2010 noopte naar het oordeel van het college ook niet tot uitstel reeds omdat in dit faxbericht niet wordt aangegeven dat de jichtaanval opnieuw zou zijn opgevlamd.

Met betrekking tot klachtonderdeel 3 overweegt het college als volgt. Blijkens het medisch dossier heeft verweerder voorafgaand aan de operatie de Time-out procedure gevolgd. Verweerder heeft het daarvoor bestemde formulier ook duidelijk en volledig ingevuld. Er waren geen redenen om tot uitstel van de operatie over te gaan. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel 5 en 6 lenen zich naar het oordeel van het college tevens voor een gezamenlijke behandeling vanwege hun nauwe samenhang. Daarbij overweegt het college als volgt. Een operatieverslag dient ertoe verslag te doen van hetgeen tijdens de operatie heeft plaatsgevonden en de waarnemingen van de operateur en/of assistenten bij de operatie. Het college is van oordeel dat het operatieverslag voldoet aan voornoemde eisen. Dat in het operatieverslag melding wordt gemaakt van “tophus” en niet van “jichttophi” kan bezwaarlijk ertoe leiden dat het operatieverslag niet deugt nu immers met “tophus” enkel jichttophi kan zijn bedoeld. Anders dan klager veronderstelt zijn in het operatieverslag ook de gebruikte materialen benoemd nu immers in het operatieverslag het gebruik van “frase 20” wordt benoemd. Ook kan uit het verslag worden opgemaakt dat een nettoyage is uitgevoerd. Ten slotte kan blijkens het verslag worden geconcludeerd dat sprake is van een technisch goed uitgevoerde operatie, wat ook blijkt uit de na de operatie gemaakte röntgenfoto’s. De klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel 7 is naar het oordeel van het college ongegrond reeds omdat verweerder bij de opname op 4 juni 2010 en het ontslag op 5 juni 2010 niet betrokken is geweest. Voor zover klager met deze klacht tevens heeft beoogd te stellen dat verweerder de aangetroffen “pasteuze massa” had moeten laten onderzoeken, zodat zijn collega’s op de hoogte waren geweest van de aandoening jicht, oordeelt het college als volgt. Weliswaar had met een onderzoek de diagnose jicht eerder kunnen worden gesteld, maar dat verweerder dit onderzoek niet heeft laten verrichten is naar het oordeel van het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De behandeling van klager voor deze aandoening was bij eerdere vaststelling van de diagnose jicht immers niet anders geweest.

Ook klachtonderdeel 8 is naar het oordeel van het college ongegrond omdat verweerder niet bij de opname betrokken is geweest en derhalve ook niet bij het voorschrijven van het medicijn colchicine. Overigens is niet gebleken dat sprake is van het voorschrijven van een toxische dosering colchicine.

Gelet op al het voren overwogene is het college van oordeel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard en zal de klacht worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af;

Aldus beslist door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths als voorzitter,

mr. H.P.H. van Griensven als lid-jurist, M. Bonnet, dr. C.J.C.M. Hamilton en H.J. Weltevrede als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2015 in aanwezigheid van de secretaris.