ECLI:NL:TGZREIN:2014:102 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 14149

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2014:102
Datum uitspraak: 02-12-2014
Datum publicatie: 02-12-2014
Zaaknummer(s): 14149
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen: Gegrond, gedeeltelijke ontzegging
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan grensoverschrijdend seksueel gedrag jegens een minderjarige verstandelijke gehandicapte. H et is niet verantwoord dat verweerder zich met de zorg van minderjarigen en verstandelijk gehandicapten bezig houdt, omdat hij geen inzicht heeft in zijn gedrag. Het college volgt de suggestie van de IGZ met betrekking tot de oplegging van de maatregel en een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid om het beroep van verpleegkundige, in het register ingeschreven staande, uit te oefenen. Publicatie van de uitspraak.

Uitspraak: 2 december 2014

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 28 juli 2014 binnengekomen klacht van:

INSPECTIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE UTRECHT

in de persoon van mw. mr. R.C. van der Veen en mw. K. Stekelenburg, senior inspecteurs

klaagster

tegen:

[C]

verpleegkundige

werkzaam te [D]

verweerder

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- het verweerschrift;

- de rapportages van Pro Justitia en van de reclassering ontvangen van verweerder;

- de pleitnotitie overgelegd door klaagster.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 22 oktober 2014 behandeld. Partijen waren aanwezig.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

In 2001 werd een verstandelijk beperkte jongen, hierna de cliënt, op driejarige leeftijd geplaatst binnen een gezinshuis van een instelling voor gehandicapten, waar verweerder in dienst was als verpleegkundige. De woning van verweerder en zijn echtgenote was het gezinshuis, waar de cliënt opgroeide. In het gezinshuis maakt de cliënt, die een ernstige verstandelijke beperking en een autistische stoornis heeft, gedurende zes jaar een ontwikkeling door. Hij leert zelfstandig eten en begint woordjes te zeggen. In die zes jaar ontstaat een hechte band met verweerder, diens echtgenote en de andere kinderen die in het gezinshuis wonen. De ontwikkelingsleeftijd van de cliënt is 1,5 jaar en zijn emotioneel functioneren tussen de zes en achttien maanden. In 2008, op de leeftijd van 8 jaar, is de cliënt vanwege zijn probleemgedrag bij het gezinshuis weggegaan en in een 24-uursvoorziening van de instelling geplaatst. Verweerder, inmiddels P&O functionaris en gezinshouder bij de instelling, werd “bezoekvriend”/vrijwilliger van de cliënt bij de instelling. Hij ondernam activiteiten met de cliënt zoals wandelen en zwemmen.

Op 13 februari 2012 heeft verweerder de cliënt in zijn woonvoorziening in de instelling opgehaald om te gaan zwemmen in een openbaar zwembad. Medewerkers van het zwembad, die verweerder met de cliënt bezig zagen, kregen argwaan en waarschuwden de politie, die verweerder in het zwembad heeft aangehouden op verdenking van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

De instelling heeft klaagster in kennis gesteld, een intern onderzoek ingesteld en de

rapportage naar klaagster gezonden. Ook klaagster heeft een onderzoek ingesteld. De

arbeidsovereenkomst tussen de instelling en verweerder is per 1 augustus 2012 geëindigd.

Tegen verweerder is een strafvervolging ingesteld. Op 13 juni 2013 heeft het gerechtshof

in hoger beroep arrest gewezen. In het (inmiddels onherroepelijke) arrest verklaart het hof

bewezen dat verweerder in de periode van 1 januari 2012 tot en met 13 februari 2012 met

iemand beneden de leeftijd van 16 jaar, te weten met de cliënt, zijnde een kind dat aan zijn

zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,

namelijk het wrijven over de billen en de penis van de cliënt. Verweerder is veroordeeld tot

een voorwaardelijke gevangenisstraf. Hij is thans werkzaam als vrachtwagenchauffeur.

Verweerder is per 1 januari 2014 niet meer ingeschreven in het BIG-register.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Verweerder heeft als ervaren verpleegkundige in de privésfeer grensoverschrijdend gedrag vertoond bij een minderjarige verstandelijk gehandicapte jongen die aan hem was toevertrouwd en daardoor misbruik gemaakt van de zeer afhankelijke positie waarin die jongen verkeerde. Hoewel zijn optreden in de privésfeer heeft plaatsgevonden, is er in dit geval voldoende weerslag op het belang van de individuele gezondheidszorg nu onvoldoende zekerheid bestaat dat in geval van patiënten/cliëntencontacten het belang (de veiligheid) van de minderjarige en/of geestelijk gehandicapte patiënt/cliënt voldoende is gewaarborgd.

De klaarblijkelijke behoefte om een minderjarige gehandicapte jongen seksueel te misbruiken is onlosmakelijk verbonden met de persoon van de verpleegkundige. Het kan niet aannemelijk worden geacht dat verweerder, indien hij zijn beroepsuitoefening zou hervatten, wel de juiste grenzen kan bewaken.

Klaagster is van mening dat verweerder tijdens zijn gesprekken met haar onvoldoende blijk heeft geven van het vermogen om te reflecteren op zijn handelen. Hij is, ondanks het arrest van het hof, blijven volhouden dat hij nooit de intentie heeft gehad om de cliënt grensoverschrijdend te bejegenen.

Gedacht zou kunnen worden aan de maatregel van gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid om het beroep van verpleegkundige uit te oefenen. Verweerder zou verboden kunnen worden om individuele gezondheidszorg aan minderjarigen en geestelijk gehandicapten te verlenen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt in zijn verweerschrift dat hij wel degelijk inzicht in zijn eigen handelen heeft getoond en dat de bejegening niet juist is. Achteraf bezien is niet juist geweest dat hij een dertienjarige jongen aan zijn kruis en zijn billen heeft gevoeld of de jongen had gepoept. Ook heeft verweerder aangegeven dat hij niet meer met hem had moeten gaan zwemmen nadat verweerder een erectie had gekregen toen hij op zijn schoot zat en hij in het bubbelbad niet naast verweerder wilde zitten.

Steeds weer heeft verweerder aangegeven dat hij puur functioneel heeft gehandeld omdat hij de cliënt wilde blijven laten zwemmen, omdat deze daar veel plezier aan beleefde. Achteraf een verkeerde keuze. Nooit heeft er een seksuele bedoeling achter gezeten. Verweerder verwijst naar het Forensisch Psychologisch onderzoek Pro Justitia, naar rapportage van de reclassering en wijst op de inhoud van in totaal dertien gesprekken met een gz-psycholoog.

Ten slotte wijst hij erop dat het hof hem geen bijzondere voorwaarden heeft opgelegd, zoals behandeling of begeleiding door de reclassering. Dat zou wel zijn gebeurd als er sprake zou zijn van een niet afgemaakte behandeling of onvoldoende inzicht in het eigen handelen.

Ter zitting heeft verweerder nog aangevoerd dat hij met zijn handelen nooit seksuele bedoelingen heeft gehad en dat zijn handelingen louter functioneel bedoeld waren; hij wilde alleen maar voelen of de cliënt gepoept had. Hij is het dan ook niet eens met de voornoemde beslissing van het hof.

5. De overwegingen van het college

De ontvankelijkheid

Voor zover verweerder wil betogen dat de klacht niet-ontvankelijk is om reden dat zijn handelingen in de privésfeer plaatsvonden, overweegt het college het volgende.

Het college stelt voorop dat verweerder, door de verstandelijk en lichamelijk gehandicapte cliënt van de instelling te helpen met zwemmen, handelingen verrichtte op het gebied van de individuele gezondheidszorg. Bij deze activiteit is ervaring en kennis van een gespecialiseerd verpleegkundige, zoals verweerder, welhaast onontbeerlijk. De activiteit is ook verricht in de functie van vrijwilliger van de instelling. Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat verweerder in de hoedanigheid van (gespecialiseerd) verpleegkundige heeft gehandeld, althans dat er voldoende verband is tussen het handelen en de hoedanigheid van verpleegkundige. Dat er (gedeeltelijk) sprake is van handelen in de privésfeer, doet daaraan in dit geval niet af. De klacht is daarom ontvankelijk.

De inhoudelijke beoordeling

Het tuchtcollege gaat uit van de juistheid van hetgeen het hof in zijn onherroepelijke oordeel bewezen heeft verklaard. Dat houdt in dat in deze tuchtprocedure onweerlegbaar vaststaat dat sprake is geweest van ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag van verweerder jegens de aan zijn zorgen toevertrouwde ernstig gehandicapte minderjarige cliënt. Het tuchtcollege tekent hierbij ten overvloede nog aan dat er ruim voldoende bewijs is, zowel bestaande uit verklaringen van getuigen als uit door verweerder ten overstaan van de politie en rechter-commissaris afgelegde erkennende verklaringen, die later naar het oordeel van het hof en ook naar de mening van het college op onaannemelijk wijze door verweerder zijn ingetrokken.

Het voorgaande houdt in dat deze zeer ernstige klacht gegrond is.

De maatregel

Het college is zich ervan bewust dat verweerder al zwaar gestraft is, enerzijds door de strafrechter maar anderzijds ook door het verlies van zijn werk als verpleegkundige en het moeten afstaan van een aantal al vele jaren aan de zorgen van hem en zijn vrouw verzorgde pupillen. Ook heeft het college voor ogen dat verweerder zeker vele verdiensten als verpleegkundige heeft gehad.

Anderzijds dient de door het college op te leggen maatregel de veiligheid van aan de zorgen van verweerder toevertrouwde minderjarigen en verstandelijk gehandicapten te waarborgen.

Het college is van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerder zich met deze specifieke zorg bezig houdt. Dit oordeel is, naast de ernst van de gedraging, gebaseerd op de vaststelling en overtuiging van het college dat verweerder, in weerwil van hetgeen hij daarover zelf zegt, geen inzicht heeft in zijn gedrag, ondanks de behandeling die hij heeft ondergaan. Het college leidt dit af uit het feit dat verweerder ter zitting als zijn mening heeft gegeven dat hij geen enkel seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond en dat hij het daarom ook niet eens is met de uitspraak van het hof. Dat verweerder deze opvatting, ondanks alles, nog steeds huldigt, kan niet anders betekenen dan dat hij niets heeft geleerd. Op grond hiervan zal het college de suggestie van klaagster met betrekking tot de oplegging van de maatregel volgen en een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid opleggen om het beroep van verpleegkundige, in het register ingeschreven staande, uit te oefenen.

Het college zal, om redenen aan het algemeen belang ontleend, bepalen dat deze beslissing, zodra zij onherroepelijk zal zijn, zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact en Nursing.

6. De beslissing

Het college:

- legt aan verweerder op een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid om het beroep van verpleegkundige, in het register ingeschreven staande, uit te oefenen in deze zin dat het hem verboden is om individuele gezondheidszorg aan minderjarigen en verstandelijk gehandicapten te verlenen.

- bepaalt dat deze beslissing, zodra zij onherroepelijk zal zijn, zal worden gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact en Nursing.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. I.F. Schouwink als lid-jurist,

G.J.T. Kooiman, M. IJzerman en C.E.B. Driessen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2014 in aanwezigheid van de secretaris.