ECLI:NL:TGZRAMS:2021:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/131

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:4
Datum uitspraak: 07-01-2021
Datum publicatie: 07-01-2021
Zaaknummer(s): 2020/131
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder, tandarts in een cosmetische kliniek voor tandheelkunde, onder meer onherstelbare schade aan haar gebit te hebben aangericht door dit af te slijpen. Zij stelt nooit toestemming voor de uitgevoerde behandeling te hebben gegeven. Ook is er volgens haar geen behandelplan en kostenbegroting opgesteld en zijn te veel kosten gedeclareerd. Verweerder voert verweer. Gegrond. Voorwaardelijke schorsing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 5 juni 2020 binnengekomen klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

gemachtigde: mr. M.A.M. de Vries-Meijer, advocaat te Alkmaar.

tegen:

C,

tandarts

werkzaam te D,

verweerster,

gemachtigde: mr. M.C. Hazenberg, verbonden aan VvAA-rechtsbijstand.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen;

- het verweerschrift met bijlagen;

- de conclusie van repliek met bijlagen;

- de conclusie van dupliek met bijlagen;

- stukken ten behoeve van de zitting met aanvulling eis van de zijde van klaagster.

1.2       De mondelinge behandeling door het college heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 27 november 2020. De partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. M r. De Vries-Meijer heeft een toelichting gegeven aan de hand van een pleitnota met aangehechte stukken, die aan het college en de wederpartij zijn overgelegd.

1.3       De klacht is behandeld tezamen met een andere, met de klacht samenhangende zaak zoals bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Die zaak is bekend onder dossiernummer 2020-130.

2.         De feiten

2.1       Klaagster wilde haar boventanden cosmetisch verbeteren en heeft hiertoe contact opgenomen met E (verder: de kliniek). Het intakegesprek vond plaats op 25 september 2019 met verweerster, als tandarts op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaam voor de kliniek. De patiëntenkaart vermeldt hierover:

“P; 05-09-2019: NP VIA GOOGLE INFO FAC. 180 E INTAKE GEZEGD

T1; 25-09-2019:

Plan; wil porselein en meer lipvulling, graag ook witter

1) naar mh

2)bleken

3)de 13 tm 23 porselein (elementen beetje aanpassen met comp)

4)kronen en vull 3e kw kr 3637 vull 34 35

5)kronen en vull 4e kw kr 46 47 vull 45

Begroot 800 euro per stuk, vullingen ca 100 euro per stuk

Bleken 495.

Patiënt akkoord, afspr gbr en BS ingepland (…)

De patiëntenkaart vermeldt op deze datum:

“25-09-2019      =X21 Orthopantomogram

Diagnose: Beoordelen van approximale vlakken op schade tgv cariës

Bplan    Bespreken behandelplan”

2.2       Op 11 oktober 2019 is bij klaagster door verweerster een gebitsreinigingsbehandeling uitgevoerd en op 10 oktober 2019 is haar gebit boven en onder gebleekt.

2.3        Op 18 oktober 2019 heeft verweerster een ‘mock-up’ van composiet gemaakt op klaagsters voortanden. Het resultaat is met klaagster besproken. Vervolgens heeft verweersters klaagster tanden geprepareerd door deze te slijpen aan drie zijden. De afdruk van de mock-up en de foto’s die tijdens het proces zijn gemaakt zijn aan de tandtechnieker verstrekt voor het maken van keramische partiële kronen.

2.4       Op 23 oktober 2019 heeft klaagster de tandtechnieker bezocht ter bepaling van de kleur en vorm van de kronen. Klaagster heeft toen een foto gezien van haar geslepen tanden.  

2.5       Op 29 oktober 2019 heeft klaagster meermalen telefonisch contact opgenomen met de kliniek met het verzoek om verweerster te spreken. De praktijkhouder, verweerder in procedure met nummer 2020-130, heeft klaagster hierop teruggebeld. Klaagster heeft haar klachten geuit.

2.6       Op 1 november 2019 hebben klaagster en haar man een persoonlijk gesprek gehad met verweerster en de assistente, F, van ongeveer een uur op de praktijk, nadat zij eerder die dag telefonisch contact met de kliniek had opgenomen. Klaagster heeft dit gesprek heimelijk opgenomen. Er is afgesproken de behandeling voort te zetten en hiertoe is een afspraak gemaakt voor 6 november 2019. Op die dag zijn de kronen definitief geplaatst. Verweerster heeft voorts een gipsmodel gemaakt van de geslepen tanden.

2.7       Op 15 november 2019 is klaagster teruggekomen bij verweerster met klachten over gevoeligheid en slissen. Verweerster heeft hierop uitleg gegeven en de kronen op de cuspidaten wat bijgeslepen.

2.8       Op 19 november 2019 heeft klaagster de tandtechnieker een WhatsApp-bericht gestuurd, inhoudende een foto en de tekst: “Hoi H, mijn tanden zijn heel erg mooi geworden! Je hebt het prachtig gemaakt. En ookal wilde ik geen kronen maar facings (ik ben er erg van geschrokken), daar kan jij niets asn doen. Ik stuur je hierbij een foto zoals je hebt gevraagd. Groetjes ( …)”.  

2.9       Op 19 november 2019 heeft klaagster een schriftelijke klacht ingediend bij de kliniek. Hierop is op 27 november 2019 door verweerster en de kliniekhouder gereageerd. Bij schrijven van 27 maart 2020 heeft de toenmalige gemachtigde van klaagster de kliniek aansprakelijk gesteld voor de door klaagster geleden en nog te lijden schade.   

2.10     Bij schrijven van 2 juni 2020 vermeldt I, tandarts verbonden aan het J, afdeling Tandheelkunde, het volgende, voor zover hier van belang:

“Heden zag ik A (…) met klachten aan haar bovenfront elementen.

Mevrouw klaagde over bloedend tandvlees, pijn bij afbijten en een met haar tong irritant aanvoelende dikke rand aan de achterzijde. (…)

Intra-oraal constateerde ik, ondanks een goede mondhygiëne, een forse gingivitis wegens te dikke buccale randen en een slechte randaansluiting. De cosmetische vraag van mevrouw bleek niet opgelost met behulp van facings, maar met volledige kronen. Ik heb geen inzicht in de oude situatie, noch heb ik oude patiënt gegevens, dus ik kan niet beoordelen wat de reden is en/of het terecht is dat hier veel gezond weefsel opgeofferd is.

Het gevoel dat mevrouw heeft wanneer ze met haar tong aan de rechterkant van haar tanden voelt, wordt veroorzaakt door een slechte palatinale randaansluiting. De kronen zijn zeker 1 mm te kort, of tijdens het cementeren niet goed op hun plaats gekomen, hetgeen tevens de slechte buccale randaansluiting met als gevolg de gingivits zou kunnen verklaren.

(…)

Ik heb geen Röntgenfoto’s en lichtfoto’s gemaakt, noch heb ik de beschikking over oude patiëntgegevens. Informatie over de door de praktijk gevolgde procedure heb ik van mevrouw zelf.”

2.11     Bij schrijven van 15 oktober 2020 vermeldt K, verbonden aan het L, het volgende, voor zover hier van belang:

“Naar aanleiding van uw schrijven zag ik d.d. 8 oktober jl. uw cliënte A. U vroeg mij de volgende vragen betreffende de behandeling van haar fronttanden in de bovenkaak te beantwoorden. N.B. Ik beantwoord deze vragen op basis van mijn contact met uw cliënte en wat zij mij heeft verteld. Ik kan derhalve e.e.a. niet verifiëren bij de behandelaar. U dient mijn beantwoording vanuit dit perspectief te bezien.

(…) Op basis van de door patiënte meegenomen foto’s van de beslepen tanden en gipsmodellen daarvan concludeer ik dat sprake is van driekwart kronen. (..) Er was sprake van een cosmetische behandeling waar geen enkele tandheelkundige reden voor bestond. (…)

Een tandheelkundige behandeling dient men te beoordelen op een groot aantal aspecten waarvan bij deze casus een aantal niet voldoen aan wat men van een zorgprofessional mag verwachten. De procedure van ‘informed consent’ lijkt niet te zijn gevolgd. Er is voor een behandeling met kosten hoger dan 250 Euro geen schriftelijke toestemming gevraagd nog verkregen. Nog is de patiënte uitgelegd welke alternatieven er bestaan en wat de consequenties van deze verschillende behandelingen kunnen zijn. Ik kan niet goed beoordelen of de gezondheid van de zes tanden te voren dmv Röntgenfoto’s en parodontale pocketmetingen is beoordeeld. Op de matige print van de panorama Röntgenopname vermoed ik enig parodontaal botverlies, met nam bij gebitselement 21. In dat geval is er aangevangen met een esthetische behandeling op ongezonde gebitselementen. Het uitgangspunt is om het gebit eerst ontstekingsvrij en gezond te maken en pas daarna ingrijpende kostbare behandelingen uit te voeren is dan geschonden. Technisch lijkt sprake van een aantal tekortkomingen:

Gebrekkige randaansluiting van de voorzieningen. De randen van de restauraties zijn sondeerbaar en al bruin verkleurd. Wat toegepast keramiek betreft laten de Röntgenfoto’s van de restauraties een Röntgenopmaak beeld van het keramiek zien. Dit is waarschijnlijk Zirconia. Het is zeer ongebruikelijk om zirconia als facing toe te passen, mede omdat kunststofcementen er slecht aan ‘plakken’. Bij het consult was er sprake van zeer snel bloedend tandvlees dat zo pijnlijk was dat het sonderen van de pockets om de parodontale status te beoordelen niet goed mogelijk bleek. Op de kleurenfoto’s van voor de behandeling, maar na bleken, was er sprake van een gezonder uitziende tandvleessituatie en op wat snijrandslijtage na, vrijwel gave voortanden. N.B. De tanden zijn langer geworden. A lijkt licht te slissen bij het spreken. Ik kan niet beoordelen of dat voor de ingreep ook het geval is geweest. (…)

De parodontale situatie is thans ernstig te noemen. Dit lijkt in hoofdzaak te zijn veroorzaakt door niet goed passende ¾ kronen.

(…)”

2.12     Op 18 oktober en 25 oktober 2019 zijn via M facturen verzonden aan klaagster ter hoogte van 497,28 Euro respectievelijk 4.878,88 Euro. Deze zijn tot op heden niet voldaan. Op de facturen staat de naam van de kliniek en daaronder de naam van verweerder in de zaak 2020/130. Als declaratiecodes zijn op laatstgenoemde factuur opgevoerd: M03, A10 (6X), R24 (6x), R14 (6x), G10 en X10 (2x). Verder is zes keer het bedrag van 498,- Euro opgevoerd aan Techniek/Materiaalkosten. De eerstgenoemde factuur is voor het per kaak uitwendig bleken (2x).

2.13     In het dossier bevindt zich een ongedateerde nota met hierop vermeld, voor zover van belang:

“E.

Betreft: specificatie tandtechniek eigen beheer

Opgebakken keramische partiële kronen schouderporselein 13,12,11,21,22,23 voor A November 2019:

Per element:      Code:    Omschrijving:

                        0011     Ontwerp                                                            e 34,93

                        0101     Kleurbepaling op laboratorium                              e 18,80

                        0103     Desinfectie in opdracht van de tandarts                  e 3,50

                        0105     Verzendkosten                                                  e 6,60

                        0106     Arbo-en milieutoeslag                                         e 2,54

                        0120     Bruikleen Dentatus articulator                              e 18,60

                        0121     Bruikleen etskit                                                 e 16,45

                        0201     Foto in verband met kleur/vorm bepaling               e 13,67

                        4002     Gipsmodel                                                        e 9,85

                        4003     Superhard gipsmodel                                          e 13,50

                        4054     Model monteren in meerv. inst. articulator              e 25,77

                        4101     Zaagmodel                                                       e 15,43

                        4103     Vuurvaste stomp                                               e 22,72

                        4115     Stompen inkerven                                              e 5,25

                        4162     Stomp terugplaatsen in afdruk                             e 6,88

                        4166     Soft tissue model                                                e 48,62

                        4301     Kroon keramische kap                                        e 213,39

                        4821     Toeslag voor schouderporselein                            e 28,51

                                                                                               --------------------

6x                                                                                                       e498,-  (…)”      

2.14     Op de site van de kliniek staat (op 13 november 2020), voor zover hier van belang:

“Behandelingen/Porseleinen facings

Een laagje porselein, dat nog het meest op het originele tandglazuur lijkt, wordt na minimale preparatie op de tand(en) bevestigd.

Porseleinen facings

Wanneer uw voortanden erg scheef staan, verkleurd zijn, grote restauraties bevatten of de vorm of symmetrie niet naar wens is, bestaat de mogelijkheid om met porseleinen facings uw tanden de vorm, stand, kleur en glans te geven zoals u graag zou willen. (…)

Behandelingen/Keramische kronen en bruggen

(…)

Keramische kronen en bruggen

Wanneer een kies of tand bijvoorbeeld is afgebroken of een erg grote restauratie bevat, kan deze gekroond worden. Een kroon is eigenlijk niets anders dan een nieuwe glazuurkap rondom de tand of kies. (….)”

3.         De klacht

Klaagster verwijt verweerster zakelijk weergegeven dat zij:

a.    klaagster niet goed heeft geïnformeerd;

b.    geen voorafgaande kostenbegroting en behandelplan heeft overgelegd;

c.     heeft behandeld zonder informed consent;

d.    de behandeling niet goed heeft uitgevoerd en onherstelbare schade aan gezonde tanden heeft aangericht;

e.    onjuist heeft gefactureerd;

f.     tarieven niet bekend heeft gemaakt.

Klaagster verzoekt het college om verweerster op grond van artikel 69, lid 5, van de Wet BIG te veroordelen in de kosten van deze procedure.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klachtonderdelen en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       De vraag die beantwoord moet worden is of verweerster binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Anders gezegd, of zij voldoende zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld met de kennis die verweerster op dat moment had of behoorde te hebben.

5.2       De op 18 november 2020 door het college ontvangen stukken ten behoeve van de zitting en aanvulling eis van de zijde van klaagster zullen door het college bij de beoordeling van de zaak worden betrokken. Aldus heeft de voorzitter beslist op grond van artikel 4, derde lid, van het Reglement van de Regionale Tuchtcolleges voor de gezondheidszorg. Niet is gebleken dat (de gemachtigde van) verweerster, die deze stukken eerder dan het college heeft ontvangen, in haar verdediging is geschaad. Ook het college acht zich niet beperkt in haar voorbereiding van deze zaak met de beperkte overschrijding van de termijn voor het indienen van stukken van twee weken voor de terechtzitting.  

Ten aanzien van klachtonderdelen a. en c.

5.3       Het college stelt vast dat bij klaagster partiële kronen zijn geplaatst  op  haar zes boventanden. Dit lijkt ook van meet af aan het voornemen van verweerster te zijn geweest. Zo staat in de zeer summier bijgehouden behandelstatus reeds bij de intake op 25 september 2019 het woord ‘kroon’ vermeld en ook de hier begrootte kosten wijzen op het plaatsen van kronen. Tot slot wijst in deze richting het zeer beperkte aantal facings dat verweerster plaatst; ter zitting verklaarde zij ongeveer één keer per jaar. Tussen partijen staat echter ter discussie of klaagster ook bewust en goed geïnformeerd toestemming heeft gegeven voor deze behandeling. Klaagster stelt dat zij – mede gezien hetgeen verweerster daarover op de site heeft vermeld - kwam voor facings.

5.4       Uitgangspunt is dat een patiënt toestemming geeft voor het uitvoeren van een medische behandeling, zoals ook opgenomen in artikel 750 Burgerlijk Wetboek (verder: BW). Artikel 7:448 BW bepaalt dat de tandarts, alvorens toestemming te vragen, de patiënt eerst dient te informeren over de voorgestelde behandeling. Duidelijk moet zijn wat de aard en het doel zijn van de behandeling, wat de diagnose en de prognose zijn voor de patiënt, welke risico’s aan de behandeling verbonden zijn en welke alternatieven mogelijk zijn. De tandarts mag de behandeling pas starten als de patiënt hier toestemming voor heeft gegeven. De informatieplicht en het toestemmingsvereiste vormen samen het informed consent. De informatieverplichting van artikel 7:448 BW is voor tandartsen nader uitgewerkt in artikel 12 van de Gedragsregels voor Tandartsen. 

5.5       Het college acht in dit geval het verkrijgen van toestemming na het kenbaar geven van zorgvuldige informatie als hiervoor bedoeld van nog groter belang dan gebruikelijk omdat het hier een louter cosmetische ingreep betreft waarvoor gezonde tanden onherstelbaar worden beschadigd en het gebit wordt verzwakt. Dit aspect moet nadrukkelijk tussen partijen zijn besproken.      

5.6       Op grond van artikel 7:454 BW is een tandarts verplicht om een dossier in te richten met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Daarin dient hij onder meer aantekening te houden van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de uitgevoerde verrichtingen. Dit is onder meer van belang voor de toetsbaarheid van het handelen van de tandarts. Naar het oordeel van het college valt onder deze dossierplicht tevens de beknopte vastlegging van de met patiënt gevoerde gesprekken over de voorgestelde behandeling. Het college stelt vast dat het medisch dossier geen informatie biedt over de wijze waarop en wat precies door verweerster aan klaagster is meegedeeld. Ook biedt het dossier geen informatie over het onderzoek dat verweerster bij dit consult heeft verricht naar de status van het gebit van klaagster. De dossiervoering is ver onder de maat. Dit betekent dat het college niet kan vaststellen wat er op 25 september 2019 is besproken. Daarom kan niet als vaststaand worden aangenomen dat verweerster de noodzakelijke informatie aan klaagster heeft verstrekt, mondeling noch schriftelijk. En als gevolg hiervan kan niet worden vastgesteld dat sprake is van informed consent.

5.7       De bij dupliek overgelegde verklaring van F, assistente van verweerster, van 4 november 2020, waarin staat dat de voor- en nadelen van beide keuzes goed door verweerster aan klaagster zijn uitgelegd, maakt het voorgaande niet anders. Onduidelijk is of de assistente bij de intake aanwezig was – dit wordt door klaagster betwist – en het betreft als directe assistente van verweerster bovendien geen onafhankelijke getuige. Het gespreksverslag van het heimelijk opgenomen gesprek op 1 november 2019 tussen onder meer klaagster en verweerster geeft een ander beeld, namelijk dat met name het esthetische resultaat tijdens de intake is besproken. Ten slotte hoefde klaagster ook niet op basis van de informatie op de website van de kliniek verdacht te zijn op de kans dat in plaats van facings, partiële kronen zouden worden geplaatst. Klachtonderdelen a. en c. zijn derhalve gegrond.   

Ten aanzien van klachtonderdeel b.

5.8       Op grond van artikel 6.1 van de Regeling Mondzorg dient een zorgverlener, voorafgaand aan de behandeling, voor alle behandelingen vanaf een totaalbedrag van 250 Euro standaard een voor de consument vrijblijvende prijsopgave te verstrekken. Niet ter discussie staat dat verweerster klaagster geen dergelijke schriftelijke kostenbegroting met uitsplitsing van de kosten voorafgaande aan de behandeling heeft verstrekt, anders dan mogelijk een kladje. Dit laatste wordt alleen door klaagster gesteld en niet verder onderbouwd zodat niet kan worden vastgesteld dat dit kladje voldoet aan de aan een prijsopgave te stellen eisen. Ook klachtonderdeel b. is gegrond. 

Ten aanzien van klachtonderdeel d.

5.9       Het college is van oordeel dat de behandeling niet voldoet aan de kwaliteitseisen die hieraan mogen worden gesteld. Verweerster kan worden toegegeven dat de preparaties er op het zich in het dossier bevindende fotomateriaal netjes uitzien. Op basis hiervan kan echter niet worden vastgesteld dat de kronen ook goed zijn vervaardigd en geplaatst. Dat dit nu juist niet goed zou zijn gebeurd wordt geconcludeerd in beide contra-expertises, bovenstaand weergegeven in rechtsoverwegingen 2.10 en 2.11. Beide rapportages spreken van te dikke buccale randen en een slechte randaansluiting als gevolg van het niet goed plaatsen van de kronen . Dat verweerster dit zelf niet heeft vastgesteld op het moment dat klaagster op 15 november 2019 bij haar terug kwam met klachten, is onvoldoende om niet te mogen uitgaan van de in de in beide contra-expertises gestelde conclusies op basis van eigen waarneming. Tot slot maar niet in de laatste plaats verwijt het college verweerster dat uit niets blijkt dat een minder verstrekkende ingreep niet had kunnen leiden tot een vergelijkbaar esthetisch resultaat. De door verweerster verrichtte behandeling moet daarom als te verstrekkend worden gekwalificeerd. Klachtonderdeel d. zal gegrond worden verklaard.

Ten aanzien van klachtonderdeel e.

5.10     Het college zal ook klachtonderdeel e. gegrond verklaren. Er is in strijd met de voorschriften gedeclareerd. Allereerst is er een eindafrekening opgemaakt en zijn de facturen verzonden nog voordat de behandeling was afgerond en alle kosten waren gemaakt. Ingevolge de door de NZa vastgestelde maximum tarieven en prestaties mondzorg 2018 mag een niet-standaard  beetregistratie (G10) alleen worden gedeclareerd in combinatie met R24 bij gebruik van face-of earbow. Dat is volgens eigen zeggen van verweerster tijdens zitting niet toegepast.. De standaard beetregistratie zoals door verweerster is uitgevoerd maakt onderdeel uit van het standaardtarief. Ook is er in strijd met voornoemde  tarieven meer dan het maximaal aantal te declareren  verdovingen per zitting in rekening gebracht.(A10). Omdat verweerster deze handelingen als verrichting heeft ingevoerd, is zij op deze tandheelkundige kostendeclaratie tuchtrechtelijk aanspreekbaar. Dit geldt niet voor de betwiste tandtechnische kosten. Hierop zal door het college worden ingegaan in de uitspraak in de zaak tegen de praktijkhouder/declarant met nummer 2020/130.    

5.11     Dat er kosten zijn opgevoerd voor het bleken van tanden en kiezen in boven- en onderkaak kan verweerster niet worden verweten. Het betrof een cosmetische behandeling waarbij een van de wensen van klaagster was om een witter gebit te krijgen. Het bleken van alle elementen in aansluiting bij de gewenste kleur van de partiële kronen is in het kader van een cosmetische behandeling te verdedigen.  

Ten aanzien van klachtonderdeel f.

5.12     Verweerster, als tandarts aan de kliniek verbonden op basis van overeenkomst van opdracht, is niet tuchtrechtelijk aansprakelijk voor het al dan niet kenbaar maken van de tarieven. Ook dit klachtonderdeel zal worden besproken in de zaak tegen de praktijkhouder. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.                 

5.13     De conclusie is dat verweerster met betrekking tot de klacht een verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. Het betreft naar het oordeel van het college een ernstig verwijt. De behandeling van klaagster was over de gehele breedte, van dossiervoering en indicatie tot uitvoering en declaratie onvoldoende c.q. onjuist. Het zwaarst weegt echter dat het gebit van klaagster zonder haar toestemming blijvend is beschadigd als gevolg van een cosmetische behandeling daar waar een minder verstrekkende behandeling vermoedelijk een vergelijkbaar resultaat had opgeleverd. Het college acht, alles afwegende, het opleggen van de maatregel van een voorwaardelijke schorsing van 3 maanden met een proeftijd van twee jaar in dit geval passend.  

5.14     Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal deze beslissing ook geanonimiseerd worden gepubliceerd op de hierna vermelde wijze.

Beoordeling verzoek proceskostenveroordeling

5.15     In artikel 69 lid 5 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg is een regeling met betrekking tot de gemaakte proceskosten opgenomen. Omdat deze klacht gedeeltelijk gegrond wordt verklaard en er een maatregel wordt opgelegd, kan het college beklaagde veroordelen in de proceskosten. Het college ziet aanleiding dat in dit geval te doen en het verzoek om een proceskostenveroordeling toe te wijzen. Bij het bepalen van het te vergoeden bedrag zal aansluiting worden gezocht bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit). Aan de hand van het Besluit zijn de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 534,00 per punt. Voor de zitting wordt 1 punt toegekend. Voor de aanvulling van de klacht en de repliek wordt per onderdeel 0,5 punt toegekend. Het voorgaande betekent dat voor het vaststellen van de proceskosten uitgegaan wordt van 2 punten. De te vergoeden proceskosten bedragen ingevolge het Besluit derhalve 2 x 534 = € 1068,-.

5.16     Deze zaak maakt echter onderdeel uit van twee sterk samenhangende zaken, waarin meerder gedingstukken gecombineerd zijn vormgegeven en ingediend en de beide mondelinge behandelingen ook gecombineerd hebben plaatsgevonden. Om die reden acht het college het niet redelijk om per zaak tot een proceskostenveroordeling voor het volledige bedrag dat hiervoor is genoemd te komen. Het college komt tot het oordeel dat in deze zaak twee derde van het totale bedrag dient te worden vergoed. Dit betekent dat verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van klaagster ten bedrage van 1068/3 x 2 = € 712,-.

Het college beslist als volgt.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart klachtonderdeel f. ongegrond;

-           verklaart de klacht voor het overige gegrond;

-           schorst de bevoegdheid van verweerster om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van drie maanden;

-           bepaalt dat de maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het bevoegde regionale tuchtcollege later anders mocht bepalen op grond dat verweerster zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die zij als tandarts behoort te betrachten, dan wel in strijd is met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt;

-          bepaalt dat de proeftijd ingaat op de dag dat deze beslissing onherroepelijk is geworden;

-          bepaalt dat deze beslissing, nadat deze onherroepelijk is geworden, in geanonimiseerde vorm in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften ‘NT’ (Nederlands Tandartsenblad) en ‘Dentz’ of haar rechtsopvolger’;

-           wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe;

-           veroordeelt verweerder in de hierboven vastgestelde kosten van klaagster van in totaal € 712,- (zegge: zevenhonderdtwaalf euro) en veroordeelt haar dit bedrag te voldoen op de bankrekening van de gemachtigde van klaagster binnen een maand nadat deze haar schriftelijk het bankrekeningnummer en de tenaamstelling van de bankrekening waarop dit bedrag kan worden gestort, heeft laten weten;

Aldus beslist door J. Recourt, voorzitter, C.E. Polak, lid-jurist, H.C. van Renswoude, J.W.M. Croes en H.W. Luk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door J.M. Sodderland-Elzas, secretaris, en uitgesproken op 7 januari 2021 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris

   WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                           voorzitter