ECLI:NL:TGZRAMS:2018:134 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/328

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2018:134
Datum uitspraak: 15-11-2018
Datum publicatie: 15-11-2018
Zaaknummer(s): 2018/328
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: De klacht betreft de behandeling van de echtgenote van klager (hierna: patiënte). De klacht houdt in dat de huisarts de klachten/serieuze signalen van patiënte genegeerd, gebagatelliseerd dan wel onzorgvuldig geïnterpreteerd heeft. De klacht betreft ook de onzorgvuldige dossiervoering door de huisarts. Patiënte is overleden aan gevolgen van hartinfarct. Gegrond. Waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 6 oktober 2017 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

gemachtigde: mr. J.G. Verpaalen, advocaat te Den Bosch,

tegen

C,

huisarts,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. R.J. Peet, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1. De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

- het proces-verbaal van het op 28 september 2018 gehouden vooronderzoek.

De klacht is op 9 oktober 2018 op een openbare zitting behandeld.

Partijen waren aanwezig. Klager werd bijgestaan door mr. Verpaalen voornoemd en verweerder door mr. Peet voornoemd.

2. De feiten

2.1. Klager is de echtgenoot van de in februari 2018 overleden E, geboren september 1959 (hierna patiënte).

2.2. Op 9 februari 2018 bezocht patiënte de huisartsenpost, omdat zij zich tijdens het lopen en het inademen van koude lucht onwel voelde. Ze was kortademig en voelde druk op haar borst. In het medisch dossier staat van het uitgebreide en goed gedocumenteerde waarneembericht de beleidsregel genoteerd. Deze beleidsregel luidt:

“ingekomen, medisch HAP HOUTEN, MEDVRI, MSE) Uitleg aan pte en partner, meest wsl klachten bij hypervevntilatie. Nu geen pob meer. Cardiaal niet volledig uit te sluiten, maar nu lage verdenking. Iom WvS nitroglycerinespray mee om te nemen bij recidief klachten pob. Instructies wanneer te nemen. Alarmsymptomen besproken, indien deze optreden->contact opnemen. Vlg week afspraak bij eigen HA om klachten nader te besrpeken->indicatie nader cardiaal onderzoek? meer ondersteuning nodig bij alle inspanningen, die hun weerslag hebben? Medicatie: NITROGLYCERINE SPRAY SUBLING. 04MG/DO FL 250DO 1-2 maal per dag 1spray, levering van 1 verpakking”

2.3. Verweerder heeft een huisartsenpraktijk in D. Hij was tot medio 2018 de huisarts van patiënte en klager.

2.4. Op 13 februari 2018 belde patiënte ‘s ochtends in paniek naar de praktijk omdat ze geen lucht kreeg. Verweerder heeft patiënte via de telefoon instructies gegeven om haar ademhaling onder controle te krijgen. Dit had een positief effect.

2.5. Op 13 februari 2018 heeft patiënte samen met klager om 16.15 uur het spreekuur van verweerder bezocht. Verweerder heeft over de contacten met patiënte op 13 februari 2018 in het medisch dossier het volgende genoteerd:

“S Na eerts T via ANM doorverbonden instr 3 tegen HV:L nu spanningne wgs F plots opgehaald moeten worden vanuit….band te veel met de bus en daarbij zij met auto daar naar toe en naar O ipv G: en borderline trekken M geeft stress ook: nu AO gemeld en daarbij ook adveis neem maar Ox: beteringw el: VW naar admetherapie …….

E paniek

P MED: Apo BENU Odijk 13-02-2018 OXAZEPAM TABLET 10MG 3D1T ZN 20 stuk (Inv: DVS) (Aut:DVS)”

2.6. Op 13 februari 2018 bezocht patiënte op verwijzing van verweerder een logopedist in H voor ademtherapie.

2.7. Op 15 februari 2018 is de logopedist naar het huis van patiënte gekomen omdat patiënte twijfelde, of ze de reis op de fiets naar H van ongeveer 600 meter aankon.

2.8. Op 19 februari 2018 bezocht patiënte het spreekuur van verweerder vanwege aanhoudende (pijn)klachten aan vooral haar linkerarm. Bovendien wilde ze weten of ze naar Engeland kon vliegen om een vriendin te bezoeken. Over het consult staat het volgende genoteerd in het medisch dossier:

“S Nu logop geweest en daar tevreden mee: en wel nog chron HV met hoog ademen: maar veel beter wel: druk toch te hoog met moeder van man in verzorging nu veprleegh en in I: dat

kunen zij nauwelijks biedeen: en M blowde jaren lang en daarbij DM ontregeld: nu betere wel: en kwam weekdend aan maar dar toch matig: bleek en grote ogen : 3 jonts nu per dag: hij heeft Wajong vriend nu maanden H waar zij een huis voor kochten in G; huurt nu bij zijn vader de huisbaas: geeft hem weer geld retour per week dan. Vr PPD Nosser. Geen baan of studie af.

O Schouder geen sch probleem maar NB myogeen!

P Nu zo door en voor la ook naar Eng gaan!”

2.9. Op 21 februari 2018 is patiënte vlak na haar aankomst in Engeland overleden aan de gevolgen van een hartinfarct. In het autopsierapport staat, zover van belang het volgende, genoteerd:

“Cardiovascular System

The pericardial cavity appeared unremarkable. The valves and chambers of the heart

showed no abnormality. There was moderate atherosclerosis of all three main

coronary arteries with up to 70% stenosis of each. There was thrombotic occlusion of

an atherosclerotic segment of the right coronary artery by fresh thrombus. The

myocardium showed an area of acute infarction of a few days’ age with central yellow

discolouration and surrounding hyperaemia. The other major vessels showed no

significant abnormality.”

3. De klacht en het standpunt van klagers

De klacht houdt zakelijk weergegeven:

1) verweerder heeft de klachten van patiënte onjuist geïnterpreteerd waardoor hij de cardiale oorzaak van de klachten heeft gemist. Hierdoor is er geen adequate behandeling ingesteld waardoor de patiënte is komen te overlijden;

2) onzorgvuldige dossiervoering.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1. Het college wijst er bij de inhoudelijke beoordeling allereerst op, dat het bij de tucht-

rechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had

gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het

beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame

beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het

klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm

of standaard was aanvaard.

5.2 In de kern betreft het eerste klachtonderdeel dat verweerder onzorgvuldig heeft

gehandeld door een onjuiste diagnose te stellen. Ter terechtzitting heeft verweerder

verklaard dat hij het risico op een cardiale oorzaak van de klachten als laag inschatte.

Op basis van de patiënthistorie, het waarneembericht van de HAP, waar hyperventilatie als

waarschijnlijke oorzaak stond genoemd, het niet werken van de nitroglycerine-spray en het

met instructies onder controle krijgen van ademhaling tijdens het telefoongesprek achtte

verweerder de diagnose hyperventilatie meer waarschijnlijk dan een cardiale oorzaak. Dit

werd voor hem ondersteund met het feit dat patiënte veel stress had ervaren de afgelopen

periode. Achteraf bezien betreurt verweerder dat hij op 13 februari 2018 geen lichamelijke

onderzoek heeft verricht.

5.3 Het college is van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om conform de

NHG-Standaard Acuut coronair syndroom op 13 februari 2018 lichamelijk onderzoek te doen

bij patiënte om een cardiale oorzaak van de klachten uit te sluiten, en de aanwezige risico-

factoren, te weten: familiegeschiedenis (overlijden broer door een myocardinfarct), overge-

wicht, roken en een hogere kans op cardiale problemen bij postmenopauzale vrouwen met

aspecifiek beeld, af te wegen in het licht van 2 acute momenten van (hevige) pijn- en be-

nauwdheidsklachten op 9 februari en 13 februari 2018. Bovendien had verweerder bij die

afweging acht moeten slaan op het feit dat patiënte al lang last had van spanning in haar le-

ven en dat zij de praktijk bijna nooit bezocht. Door geen gerichte diagnostiek te doen naar

mogelijke cardiale oorzaak van de klachten heeft verweerder niet gehandeld zoals van hem

had mogen worden verwacht. Dit klachtonderdeel is gegrond.

5.4 Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op de dossiervoering van verweerder.

Verweerder heeft in het mondelinge vooronderzoek en ter terechtzitting erkend dat het medisch dossier summier is en dat hij na het overlijden van patiënte nog aanvullende notities heeft gemaakt. In de loop der tijd is hij door routine op een andere manier gaan verslagleggen. Hierdoor moet hij bij zijn verweer in deze tuchtzaak veel uit het zijn geheugen putten.

5.5 Op grond van 7:454, eerste lid, BW is een hulpverlener verplicht een dossier in te richten met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in het dossier aantekening van de gegevens over de gezondheid van de patiënt en over de uitgevoerde verrichtingen voor zover dit voor een goede hulpverlening noodzakelijk is. Met het vormen en bewaren van een dossier worden meerdere doeleinden en belangen nagestreefd. In de eerste plaats dient het om over een behoorlijk verslag van de hulpverlening te beschikken waarop later de behandelaar zelf en eventuele waarnemers of andere betrokken hulpverleners kunnen terugvallen. Ten tweede is het de manier om inzage in de behandeling te krijgen door de patiënt zelf. Ten derde dient het als documentatiebron bij juridische procedures (het toetsbaar opstellen).

Gelet op deze doelen, dient het medisch dossier een beeld te geven van het onderzoek en het resultaat daarvan, van de behandeling inclusief de overwegingen die daartoe aanleiding hebben gegeven, alsook de resultaten van de behandeling. Deze informatie is belangrijk voor de gezondheid van de patiënt en voor andere betrokken hulpverleners. Het dossier zoals dat door verweerder is opgemaakt over patiënte voldoet niet aan deze eisen. De aantekeningen in het dossier over het verloop van de consulten zijn (erg) summier en voor een buitenstaander soms onbegrijpelijk en onnavolgbaar. Notities over de overwegingen met betrekking tot de diagnose en/of het ingezette (behandel)beleid ontbreken. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

5.6 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerder heeft ge-

handeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in

de individuele gezondheidszorg jegens patiënte had behoren te betrachten.

Bij de bepaling van de maatregel weegt het college mee, dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld en dat hij zich toetsbaar heeft opgesteld. Alles afwegende acht het college een waarschuwing een passende maatregel.

5.7 Het college benadrukt in dit verband dat met de vaststelling dat verweerder in zijn be-

roepsuitoefening te kort geschoten is, door het college geen uitspraken worden gedaan (en

ook niet kunnen worden gedaan) over in hoeverre deze fouten hebben bijgedragen aan het

overlijden van de echtgenote van klager.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt op de maatregel van een waarschuwing.

Aldus beslist door:

mr. dr. E.A. Messer, voorzitter,

I. Boekhout, T.A. Wouters en dr. C.M. Sonnenberg, leden-arts,

mr. dr. R. E. van Hellemondt, lid-jurist,

bijgestaan door mr. S. Verdaasdonk, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2018 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG WG

secretaris voorzitter