ECLI:NL:TGZRAMS:2016:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2015/334

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2016:25
Datum uitspraak: 26-04-2016
Datum publicatie: 26-04-2016
Zaaknummer(s): 2015/334
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie:   Klager was bij verweerster onder behandeling voor (o.a.) drankmisbruik. Verweerster heeft klager tijdens een consult een blaastest laten doen, omdat zij vermoedde dat hij had gedronken en niet naar huis kon rijden. De blaastest wees volgens verweerster een te hoog promillage uit om nog te kunnen rijden. Volgens verweerster heeft zij klager gewaarschuwd om niet te gaan rijden. Na afloop van het consult heeft verweerster, toen zij zag dat klager toch in zijn auto stapte, het kenteken van klager laten doorgeven aan de politie. Later heeft zij de politie zelf nog telefonisch te woord gestaan. Klager verwijt verweerster dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden. Verweerster voert aan dat de geheimhoudingsplicht in dit geval diende te worden doorbroken, omdat klager niet aan het verkeer kon deelnemen. Volgens verweerster heeft zij daarbij volgens de richtlijnen en zorgvuldig en professioneel gehandeld. Gegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 22 oktober 2015 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B (gemeente C),

k l a g e r,

gemachtigde mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard,

tegen

D,

arts,

werkzaam te C,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. K.T.B. Salomons, advocaat te Den Haag.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlage;

-                     het verweerschrift;

-                     het proces-verbaal van het op 1 februari 2016 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek, met bijlage;

-                     de fax van de gemachtigde van verweerster van 29 februari 2016.  

De klacht is op 15 maart 2016 ter openbare terechtzitting behandeld.

Partijen waren aanwezig.

Klager werd bijgestaan door mr. Van Dolder voormeld en verweerster door

mr. C.P Wesselink-van Dijk, advocaat te Den Haag. Mr. Wesselink-van Dijk heeft een toelichting gegeven aan de hand van een pleitnotitie, die aan het college en de wederpartij zijn overgelegd. Tevens was op verzoek van klager aanwezig de getuige mevrouw F, ex-echtgenote van klager.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerster was in 2012 als arts verbonden aan E.

2.2 Klager heeft zich op 27 september 2012 bij E gemeld in verband met alcoholafhankelijkheid.

2.3 Op 21 december 2012 kwam klager bij verweerster in C op consult, hierna: het consult.

2.4 Een uittreksel van het Elektronisch patiëntendossier (EPD) betreffende klager bevat een verslag van het consult waarin onder meer het volgende staat vermeld:

“  (…) Aangezien pt aangeeft dat hij heeft gedronken en slecht uit zijn woorden komt, laat ik hem blazen (BAC 1.50) en adviseer hem niet meer in de auto te stappen (lopend naar huis te gaan en met ex-vriendin auto later of morgen op te komen halen). Tevens geef ik aan dat ik verplicht ben politie te bellen indien hij wel in zijn auto stapt. Pt is zich hiervan bewust, geeft aan dat hij niet de auto had moeten nemen op de heenweg en kan zich zijn reactie voorstellen als zijn eigen kind aangereden zou worden door een dronken bestuurder. (…) Advies niet in auto te stappen: indien wèl noodzaak politie in te schakelen door mij. (…)”

2.5 Verweerster heeft gezien dat klager na het consult in zijn auto stapte en wegreed. Op verzoek van verweerster heeft een collega van E rond 15.10 uur de politie gebeld om door te geven dat een persoon onder invloed van alcohol van het terrein van E was weggereden, met vermelding van het kenteken van de auto van klager.

2.6 Om 15.34 uur heeft een hoofdagent van politie telefonisch contact opgenomen met verweerster. Op vragen van deze hoofdagent heeft verweerster geantwoord dat klager bij E onder behandeling was en dat hij behalve alcohol geen andere verslavende middelen gebruikte.

2.7 Kort  na het onder 2.6 vermelde telefoongesprek is klager door de politie in zijn woning aangehouden.

2.8 Tijdens de aanhouding van klager is er een handgemeen geweest, waarvoor klager strafrechtelijk is veroordeeld (mishandeling van een ambtenaar in functie).

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster tot tweemaal toe haar medisch beroepsgeheim heeft doorbroken, te weten:

I.       door direct na het consult de politie te bellen met de mededeling dat klager onder invloed van alcohol als bestuurder in zijn auto van het terrein van  E was weggereden;

II.    door vervolgens telefonisch aan de politie mede te delen dat zij arts was en dat klager bij E onder behandeling was i.v.m. een alcoholprobleem en niet wegens een drugsprobleem.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het college stelt voorop dat het optreden van verweerster met betrekking tot beide klachtonderdelen beoordeeld dient te worden naar het bepaalde in artikel 88 van de Wet BIG, volgens welk artikel verweerster verplicht is tot geheimhouding ten opzichte van al datgene wat haar bij het uitoefenen van haar beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd of ter kennis is gekomen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen. Deze geheimhoudingsplicht, ofwel het beroepsgeheim, mag alleen worden doorbroken als er sprake is van toestemming van de patiënt, bij een wettelijke plicht tot spreken of bij een conflict van plichten. Bij het maken van een keuze om deze plicht te doorbreken spelen onder meer de volgende criteria een rol:

* het is niet mogelijk toestemming van de patiënt te vragen dan wel te krijgen;

* de arts komt in gewetensnood als hij zijn beroepsgeheim niet doorbreekt;

* zwijgen kan ernstige (verdere) schade opleveren;

* het doorbreken van het beroepsgeheim kan deze schade voorkomen;

* het beroepsgeheim wordt zo min mogelijk geschonden;

* de arts ziet geen andere weg om het probleem op te lossen.

5.2 Voorts dienen bij de beoordeling van de klacht in aanmerking te worden genomen de KNMG Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens van januari 2010. Deze richtlijnen houden onder meer in, voor zover hier van belang:

“ (…)

Conflict van plichten

Er zijn situaties denkbaar waarin de arts meent zijn zwijgen te moeten doorbreken omdat een ander belang zwaarder weegt en daardoor een ernstig nadeel voor een ander kan worden voorkomen. Dit kan een belang van de patiënt zijn, maar ook een belang van een (willekeurige) ander.

(…)

In het tweede geval – het belang van een ander dan de patiënt – kan gedacht worden aan de situatie waarin de patiënt aangeeft dat hij een met naam genoemde ander iets ernstigs wil aandoen. Het belang van de ander kan zwaarder wegen dan het belang van de patiënt op geheimhouding. In deze situatie zou de arts kunnen besluiten de politie in te lichten over het voorgenomen plan van de patiënt.

In beide gevallen moet de arts een afweging maken tussen verschillende belangen: het belang van de patiënt dat het geheim wordt bewaard versus een ander belang. De beslissing om de zwijgplicht al dan niet te doorbreken, ligt bij de arts. (…).

Het geheim dient zo min mogelijk geschonden te worden. Slechts relevante gegevens mogen verstrekt worden. Indien het mogelijk is, moet de arts aan de patiënt melden dat hij de gegevens aan een ander heeft verstrekt.

(…)

Ongeschiktheid om auto te rijden

Constateert een arts dat een patiënt vanwege zijn medische toestand niet (meer) in staat is aan het verkeer deel te nemen, dan kan hij daardoor in een ‘conflict van plichten’ komen. Is de arts de enige die bekend is met de ongeschiktheid van de patiënt om een voertuig te besturen en heeft de arts geprobeerd de patiënt ervan te overtuigen dat hij niet meer mag rijden en is de patiënt dat desondanks van plan, dan kan het belang van de veiligheid van die patiënt en/of die van anderen zwaarder wegen dan het belang dat gediend is met het beroepsgeheim. Bij die afweging dienen de cumulatieve voorwaarden die in het voorgaande genoemd zijn als leidraad. Verkeert de arts in een ‘conflict van plichten’, dan kan hij besluiten de politie te waarschuwen of bij het CBR aan te dringen op een herkeuring van de patiënt (afhankelijk van de spoedeisendheid). Alvorens dit te doen meldt hij dit aan de patiënt. De arts probeert zo min mogelijk zijn beroepsgeheim te doorbreken. Dit betekent dat niet meer gegevens dan strikt noodzakelijk voor het doel verstrekt mogen worden.

(…) ”

5.3 Het college zal de 2 klachtonderdelen hieronder in het licht van voorgaande toetsingscriteria apart behandelen. Weliswaar betreffen beide onderdelen de klacht dat verweerster haar geheimhoudingsplicht heeft doorbroken, maar de omstandigheden waaronder dat volgens klager is gebeurd waren verschillend en zullen daarom per onderdeel  worden beoordeeld.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel I, de melding van het wegrijden aan de politie, overweegt het college als volgt. Onbetwist is dat verweerster haar geheimhoudingsplicht heeft doorbroken. Ter beantwoording ligt dus de vraag voor of het verweerster was toegestaan om dat onder de gegeven omstandigheden te doen. Wat betreft die omstandigheden acht het college aannemelijk dat het consult is verlopen zoals door verweerster is gerelateerd in het EPD, welk relaas direct op de dag van het consult door verweerster aan het EPD is toegevoegd. Bovendien heeft klager deze toedracht deels onderschreven. Zo heeft klager erkend dat hij voorafgaand aan het consult alcohol had gedronken en dat het heel goed mogelijk was dat er nog alcohol van de vorige avond in zijn bloed zat, dat verweerster hem adviseerde om na afloop van het consult niet in zijn auto te gaan rijden, dat hij haar zorgen begreep en dat hij zich zijn reactie kon voorstellen als zijn eigen kind zou worden aangereden door een dronken bestuurder. Het college beantwoordt de voorliggende vraag, gelet op het verloop van het consult en getoetst aan de hiervoor vermelde criteria, bevestigend. Verweerster mocht aan de politie doorgeven dat klager onder invloed van alcohol in zijn auto was weggereden van E om zo mogelijke schade aan klager en/of derden te voorkomen. Dat klager kennelijk slechts vier kilometer in zijn auto hoefde te rijden doet daar niet aan af. Evenmin doet daaraan af dat klager bij zijn aanhouding geweld heeft gebruikt en daarvoor is veroordeeld. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij klager zelf. Dat klager als gevolg van zijn strafrechtelijke veroordeling niet meer als beveiliger kan werken kan evenmin aan verweerster worden verweten.

5.5 Met betrekking tot klachtonderdeel II overweegt het college voorts als volgt. Het betreft een telefoongesprek waarbij verweerster, ongeveer 20 minuten na de melding, door een politiefunctionaris is opgebeld. Ook in dit geval is onbetwist dat verweerster haar geheimhoudingsplicht heeft doorbroken en ligt ook de vraag voor of dat verweerster was toegestaan. Verweerster heeft in dit verband aangevoerd dat zij in het belang van klager telefonische vragen van de politie heeft beantwoord. Door mee te delen aan de politie dat klager bij E onder behandeling was en naast alcohol geen andere middelen gebruikte, hoopte zij de schade voor klager enigszins te beperken. Ter terechtzitting heeft verweerster dit nader toegelicht; haar overweging hierbij was dat klager wellicht was aangehouden en dat een eventuele escalatie kon worden voorkomen door te melden dat klager geen andere ontremmende middelen gebruikte. Ter terechtzitting is echter ook duidelijk geworden dat verweerster tijdens het (korte) telefoongesprek met een politiefunctionaris, alvorens diens vragen te beantwoorden, heeft nagelaten te vragen waarom deze functionaris vertrouwelijke informatie over klager van haar wilde hebben. Zij heeft evenmin gevraagd wat er op dat moment (met klager) aan de hand was. Verweerster heeft niet onderzocht of al dan niet (ernstige) schade voor een ander dreigde. Dat maakt naar het oordeel van het college dat verweerster in haar belangenafweging tekort is geschoten. Zij heeft die afweging impliciet gemaakt, gebaseerd op eigen veronderstellingen en niet gebaseerd op de feiten. Die feiten, te weten de omstandigheden die van belang waren voor de doorbreking van haar beroepsgeheim op het moment dat de politie verweerster vroeg naar patiëntengegevens van klager, had verweerster eerst moeten onderzoeken, voordat zij een gefundeerde belangenafweging kon maken. Het college concludeert daarom dat het tweede klachtonderdeel gegrond is.

5.6 Het college zal verweerster geen maatregel opleggen op grond van de volgende overwegingen. Tussen de melding en het telefoongesprek met de politie zat korte tijd, ongeveer 20 minuten. Doordat klager tegen de gemaakte afspraak is weggereden waarbij hij fors onder  invloed van alcohol was en waarbij hij ernstig gevaar voor anderen veroorzaakte, is verweerster in een conflict van plichten terechtgekomen  Hoewel verweerster tijdens haar telefoongesprek met de politiefunctionaris opnieuw een belangenafweging had moeten maken, moet haar afweging om gestelde vragen te beantwoorden in deze context – nauwe samenhang tussen melding en telefoongesprek - worden bezien. Bovendien gaf verweerster tijdens het telefoongesprek met de politiefunctionaris nauwelijks meer informatie prijs dan de politie al had en stond het belang van klager steeds bij verweerster voorop. Tenslotte heeft verweerster ter terechtzitting naar voren gebracht dat zij van deze gebeurtenissen heeft geleerd en dat zij voortaan – in een zelfde soort situatie – anders zou handelen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege:

-                     verklaart klachtonderdeel I ongegrond;

-                     verklaart klachtonderdeel II gegrond;

-                     bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd.

Aldus gewezen op 15 maart 2016 door:

mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter,

D.E. de Jong, R.R.F. Kuiters en L.M. Gualthérie van Weezel leden-arts,

mr.  G.M. Boekhoudt, lid-jurist,

mr.  P.J. van Vliet, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2016 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g.  mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter

w.g. mr. P.J. van Vliet , secretaris