ECLI:NL:TGZRAMS:2015:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2014/403
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2015:75 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-08-2015 |
Datum publicatie: | 04-08-2015 |
Zaaknummer(s): | 2014/403 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster heeft klacht tegen MDL-arts met betrekking tot een ERCP-operatie ter verwijdering van galstenen. Daarbij is een post-ERCP pancreatitis opgetreden. Klaagster verwijt verweerder onder meer dat haar onvoldoende informatie is gegeven over de operatie, dat er fouten tijdens de operatie zijn gemaakt en dat zij hierna onvoldoende uitleg en informatie heeft gekregen. Ongegrond |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 21 november 2014 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a a g s t e r,
tegen
C,
Maag-darm-leverarts,
BIG-inschrijfnummer: D,
werkzaam te B,
v e r w e e r d e r.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de correspondentie aangaande het vooronderzoek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting van 23 juni 2015 behandeld.
Klaagster was hierbij niet aanwezig. Verweerder was aanwezig, bijgestaan door S. Slabbers, verbonden aan DAS Rechtsbijstand.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Verweerder is werkzaam als MDL-arts in het E te B.
2.2 Klaagster, geboren op x november 1993, heeft op 29 juli 2014 de SEH van het E bezocht in verband met buikklachten. Zij is toen gezien door de dienstdoende arts-assistent chirurgie. Het laboratoriumonderzoek liet geen afwijkingen zien. Besloten is klaagster de volgende dag terug te laten komen.
2.3 Op 30 juli 2014 is het laboratoriumonderzoek herhaald en werden fors verstoorde leverwaarden gezien, met verdenking op stenen in de galweg. Klaagster is diezelfde dag opgenomen op de MDL- afdeling met een indicatie voor het verrichten van een ERCP. Uiteindelijk is die dag en de dag daarna, toen patiënte wederom op de SEH is gezien, afgezien van het verrichten een ERCP. Klaagster is verwezen naar de afdeling chirurgie teneinde op korte termijn een cholecystectomie uit te voeren.
2.4 Op 4 augustus 2014 is klaagster gezien op de polikliniek van de afdeling chirurgie. De leverwaarden van klaagster bleken verslechterd. Toen is besloten om eerst een ERCP te verrichten voordat de cholecystectomie zou worden uitgevoerd.
2.5 Op 5 augustus 2014 heeft verweerder de ERCP bij klaagster uitgevoerd. Daarbij is de ductus pancreaticus gecanuleerd. Het lukte niet om de ductus choledochus te canuleren. De ECRP is uiteindelijk gestaakt.
2.6 In de loop van de avond van 5 augustus 2014 werd duidelijk dat sprake was van een post-ERCP pancreatitis. Klaagster had veel pijn. Er is gestart met een PCA pomp en piritramide. Klaagster is overgeplaatst naar de medium care afdeling teneinde haar in te stellen op pijnstilling.
2.7 Verweerder heeft klaagster op 6 augustus 2014 op de medium care afdeling gezien. In de decursus van die dag is vermeld:
“Gisteravond overgeplaatst naar de MC ivm veel pijnklachten en niet pijnvrij te krijgen met dipidolor sc. (…). Over de nacht VAS score rond 8, nu persisterende pijn VAS 6.
(…).
9.30 ass IC belt: pt. wordt een MC patiënt ”.
2.8 In de loop van die dag is klaagster overgeplaatst naar de verpleegafdeling MDL.
2.9 In de decursus van 7 augustus 2014 is onder meer vermeld:
“Gisteren PCA pomp, na drukken iets minder pijn, maar blijft nog veel pijn houden in epigastrio.”
2.10 In de decursus van 8 augustus 2014 is onder meer vermeld:
“Voelt zich niet goed, slechter dan gisteren. Voelt zich ziek, vannacht koorts. Veel pijn gehad vannacht, PCA pomp werkte niet goed, ter overbrugging 2 x dipi gehad. (…). Pt. en familie zijn niet tevreden over de zorg op de afdeling en MC. Heeft het gevoel dat de verpleging haar pijn niet serieus neemt. (…). Accepteren dat de ERCP gecompliceerd is door een pancreatitis, was van te voren als risico besproken. (…).
Broer van pte belt: wil dat pte meteen wordt overgeplaatst naar het SLAZ, zijn niet tevreden over hoe het is gegaan. Complicatie van onderzoek, heel veel pijn, pomp werkt niet goed. ”
2.11 Op 8 augustus 2014 is klaagster op eigen verzoek overgeplaatst naar het F.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat:
- verweerder een fout heeft gemaakt tijdens de medische ingreep (de ERCP), waarvan zij nog steeds last ondervindt;
- verweerder klaagster en/of haar ouders niet heeft verteld welke schadelijke lichamelijke gevolgen deze fout voor klaagster met zich kan brengen;
- verweerder niet de zorg heeft verleend die verwacht mag worden van een zorgvuldig handelend MDL-arts.
4. Het standpunt van verweerder.
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1 Voor beantwoording van de vraag of verweerder in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij heeft te betrachten ten opzichte van klaagster – en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld – stelt het college het volgende voorop. Volgens vaste tuchtrechtspraak gaat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het beroepsmatig handelen van de arts niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het gestelde klachtwaardig handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep als norm was aanvaard.
5.2 De eerste twee klachtonderdelen hebben betrekking op de omstandigheid dat na de door verweerder uitgevoerde ECRP een ernstige pancreatitis is opgetreden en de informatie die is verstrekt over de gevolgen daarvan voor klaagster. De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.3 De omstandigheid dat bij klaagster na de mislukte ECRP een ernstige pancreatitis is opgetreden, moet, hoe vervelend en pijnlijk voor klaagster ook, als een complicatie van de ingreep worden beschouwd. Het is het college niet gebleken dat verweerder de ECRP niet lege artis heeft verricht. Verweerder heeft klaagster voorafgaand aan de ECRP, in het kader van de informed consent, gewezen op het risico van pancreatitis, hetgeen ook blijkt uit de decursus van 8 augustus 2014, waarin is vermeld dat pancreatitis van te voren als risico met klaagster is besproken. Dat verweerder klaagster voorafgaand aan de ECRP wel heeft gewezen op het risico van pancreatitis, maar onvoldoende op de mogelijke (pijnlijke) lichamelijke gevolgen van deze complicatie, zoals klaagster in het tweede klachtonderdeel heeft betoogd, heeft het college niet kunnen vaststellen. Volgens verweerder zijn de complicatie en de mogelijke (pijnlijke) gevolgen met klaagster besproken.
Uit het voorgaande volgt dat de eerste twee klachtonderdelen ongegrond zijn.
5.4 In het derde klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat onvoldoende zorg aan haar is verleend. Het college begrijpt dit klachtonderdeel aldus dat klaagster verweerder verwijt dat de pijn die klaagster ten gevolge van de ernstige pancreatitis heeft geleden onvoldoende kon worden bestreden.
5.5 Het college overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de decursus blijkt dat klaagster in de nacht van 5 op 6 augustus 2014 hevige pijnklachten heeft gehad (een VAS score van 8) en dat de pijn in de ochtend nog niet onder controle was (VAS score van 6). Verweerder had in de nacht van 5 op 6 augustus 2014 geen dienst en om die reden kan hem niet worden verweten dat in die nacht de pijnklachten van klaagster onvoldoende konden worden bestreden. Op 6 augustus 2014 heeft verweerder klaagster op de medium care afdeling bezocht en geconstateerd dat klaagster nog steeds erge pijn had. Verweerder heeft, zoals hij ter terechtzitting heeft toegelicht, overleg gehad met de dienstdoende anesthesist. Klaagster is vervolgens om 09.30 uur overgedragen aan de medium care afdeling, zoals ook blijkt uit de vermelding in de decursus van die dag “pt. wordt een MC patient”. Uit de stukken blijkt afdoende dat de (hevige) pijnklachten van klaagster ook na overdracht aan de medium care afdeling niet onder controle zijn gekregen. Na overdracht van klaagster aan de medium care afdeling viel de pijnbestrijding van klaagster echter niet langer onder de verantwoordelijkheid van verweerder. Verweerder kan derhalve, hoe erg de pijnklachten voor klaagster ook hebben moeten zijn, niet worden verweten onvoldoende zorg aan klaagster te hebben verleend. Op 7 augustus 2014, toen klaagster op de verpleegafdeling MDL lag, was verweerder niet aanwezig, zodat hem van het gebeuren op die dag en in de nacht van 7 op 8 augustus 2014 evenmin een verwijt treft.
Het college merkt op dat de overdracht van het hoofdbehandelaarschap en daarmee van de verantwoordelijkheid voor de pijnbestrijding wellicht beter had kunnen worden afgestemd tussen verweerder en de medium care afdeling, maar dat verweerder in dit kader een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, is het college onvoldoende gebleken.
5.6 De conclusie van het voorgaande is dat verweerder ten aanzien van de ingediende klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht wordt in al haar onderdelen ongegrond verklaard.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen op 23 juni 2015 door:
mr. W.A.H. Melissen, voorzitter,
D.E. de Jong, dr. P.J. Wahab, J.I. van der Spoel, leden-arts,
mr. dr. Ph.S. Kahn, lid-jurist,
mr. B.P.W. Busch, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 4 augustus 2015 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. W.A.H. Melissen, voorzitter
w.g. B.P.W. Busch, secretaris
Bij afwezigheid van de secretaris alleen door de voorzitter ondertekend.