ECLI:NL:TGZRAMS:2013:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2012/003T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2013:66
Datum uitspraak: 17-12-2013
Datum publicatie: 17-12-2013
Zaaknummer(s): 2012/003T
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de tandarts dat hij een onzorgvuldige behandeling heeft gegeven door onder andere geen of een ondeugdelijke diagnose te stellen en haar gebit te beschadigen, ook heeft klaagster maanden onnodig zeel veel pijn gehad door toedoen van verweerder. Gegrond, waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 5 januari 2012 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

gemachtigde mr. R.M. Vermeulen,

tegen

C,

tandarts,

wonende en werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde mr. J.C. Pels, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

het klaagschrift met bijlagen;

het verweerschrift;

de repliek;

de dupliek;

de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

de brief met bijlage van E, tandarts te F, binnengekomen op 28 juni 2012;

de brief met bijlagen van G, kaakchirurg te F, binnengekomen op 9 juli 2012;

de brief van de gemachtigde van klaagster, binnengekomen op 10 oktober 2013.

De klacht is na verwijzing door de raadkamer op 29 januari 2013 ter openbare terechtzitting van 5 november 2013 behandeld.

De gemachtigde van klaagster was aanwezig en verweerder was aanwezig met mr. Pels.

Het naar de zitting door de gemachtigde van klaagster meegenomen stuk uit Duitsland, over de behandelingen die klaagster daar heeft ondergaan en de daaraan verbonden kosten, heeft het college niet aan het dossier toegevoegd, omdat het voor de beoordeling van het onderhavige geschil niet relevant is.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

Klaagster was sedert oktober 2002 patiënte van verweerder. In september 2010 is bij klaagster een losgeraakte brug (element 47) geconstateerd. Verweerder heeft werkzaamheden verricht om de brug tijdelijk vast te zetten. Op 7 november 2010 heeft hij de brug definitief vastgezet. Verweerder heeft tijdens de behandeling geen handschoenen gebruikt.

Op 17 november 2010 heeft klaagster zich bij verweerder gemeld met pijnklachten. Verweerder heeft toen röntgenfoto’s gemaakt. Hij heeft daarop geen afwijkingen gezien. Evenmin heeft verweerder kunnen vaststellen dat, zoals klaagster had aangegeven, zij haar kaken niet goed op elkaar kon krijgen. Verweerder heeft in verband met de klacht van klaagster wel de vastgezette brug (en andere elementen) ingeslepen.

Een vervolgafspraak heeft niet meer plaatsgevonden omdat klaagster het vertrouwen in verweerder had verloren.

In verband met aanhoudende pijnklachten heeft klaagster zich in december 2010 bij kaakchirurg G gemeld. Na een consult op 24 januari 2011 is klaagster niet meer bij G geweest. Op 3 maart 2011 heeft de nieuwe tandarts van klaagster, E, aanleiding gezien voor een (spoed)endodontische behandeling van element 47. Vervolgens heeft klaagster ook de behandeling bij deze tandarts stopgezet en is zij via haar huidige tandarts voor verdere behandeling naar een kliniek in Duitsland gegaan.

Een gelijkluidende klacht als onderhavige heeft klaagster bij de klachtencommissie Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) ingediend. Die commissie heeft de klacht op 28 december 2011 ongegrond verklaard met de aanbeveling aan verweerder voortaan tijdens behandelingen handschoenen te dragen en zijn verslaglegging op orde te brengen.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door:

1. klaagster niet goed te behandelen tegen haar pijnklachten, waardoor zij maanden (onnodig) veel pijn heeft gehad;

2. geen dan wel een ondeugdelijke diagnose te stellen;

3. klaagster niet door te verwijzen;

4. het gebit van klaagster te beschadigen/vernielen;

5. klaagster te behandelen zonder handschoenen te dragen;

6. een ondeugdelijke administratie te voeren. Uit de verslaglegging blijkt niet welke diagnose verweerder heeft gesteld en dat hij een behandelplan had opgesteld. Daarnaast heeft hij de gemaakte foto’s niet gearchiveerd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

De klachtonderdelen 1 tot en met 4 hebben betrekking op de tandheelkundige behandeling door verweerder en komen derhalve voor een gezamenlijke beoordeling in aanmerking.

Verweerder heeft over zijn tandheelkundig handelen verklaard dat hij, op het moment dat klaagster na een op 7 november 2010 door hem vastgezette brug op 17 november 2010 met pijnklachten bij hem kwam, op adequate wijze heeft gezocht naar de oorzaak. De gemaakte röntgenfoto’s toonden echter geen afwijkingen en ook de beet van klaagster was goed. Ten slotte leverde een percussietest van het element geen bijzonderheden op, aldus nog steeds verweerder. Volgens hem was het dan ook niet mogelijk om een diagnose te stellen. Verweerder heeft daaraan ter zitting toegevoegd dat hij dacht aan een kaakgewricht probleem en dat het zijn bedoeling was om -indien geen verbetering zou optreden- in een vervolgafspraak naar verdere oplossingen te zoeken, eventueel met verwijzing naar een kaakchirurg. Daarvoor heeft hij echter geen gelegenheid gehad omdat klaagster niet meer op een vervolgafspraak is verschenen.

Klaagster stelt dat verweerder op 17 november 2010 een ontsteking bij element 47 heeft gemist. Het college heeft echter niet kunnen vaststellen dat op dat moment daadwerkelijk sprake was van een ontsteking. . Daarvoor zijn in het dossier in ieder geval onvoldoende aanwijzingen te vinden. Ook de later door klaagster ingeschakelde kaakchirurg en tandarts hebben geen aanleiding gezien voor een onmiddellijke endodontische behandeling vanwege een ontsteking. Eerst op 3 maart 2011 werd een wortelkanaalbehandeling aan element 47 nodig gevonden. Dit wijst erop dat een ontsteking als oorzaak voor de pijnklachten tot dan toe onvoldoende duidelijk was en dat kaakgewrichtsproblemen ook door hen als mogelijke oorzaak van de pijn werden gezien. Het inslijpen van tanden en kiezen, kan een oplossing kan zijn voor kaakgewrichtsklachten. Voorts is van belang dat verweerder op 17 november 2010 een uitgebreide vervolgafspraak gemaakt teneinde bij mogelijk aanhoudende klachten een verdere behandeling in te zetten. Dat het daarvan niet meer is gekomen, omdat klaagster geen vertrouwen meer in verweerder had, kan hem niet worden verweten. Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd dat verweerder tandheelkundig gezien tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Dat de huidige tandarts van klaagster van mening is dat verweerder door het slijpen de bruggen van klaagster heeft beschadigd, maakt dit oordeel niet anders.

Wat betreft het klachtonderdeel 5,het niet dragen van handschoenen, heeft verweerder erkend dat hij in die tijd vanwege een allergie uitsluitend bij behandelingen waarbij veel bloed vrijkwam handschoenen droeg en dat hij bij de behandeling van klaagster geen handschoenen heeft gedragen. Inmiddels heeft hij na de aanbevelingen van de klachtencommissie ANT zijn handelwijze aangepast en draagt hij altijd handschoenen, aldus verweerder.

Evenals de klachtencommissie ANT is het college van oordeel dat verweerder tijdens al zijn behandelingen handschoenen had moeten dragen. De noodzaak daarvan is evident en de door verweerder gebruikte vloeibare substantie biedt geen afdoende vervanging voor handschoenen. Het feit dat verweerder thans wel altijd handschoenen draagt maakt zijn laakbare handelen op dat punt in het verleden niet ongedaan. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Hetzelfde geldt voor het klachtonderdeel aangaande de verslaglegging, klachtonderdeel 6. Verweerder heeft weliswaar naar aanleiding van de aanbevelingen van de klachtencommissie ANT ook op dit punt aanpassingen doorgevoerd, maar dat neemt niet weg dat de verslaglegging ten aanzien van klaagster ondeugdelijk was, omdat op de patiëntenkaart geen dan wel onvoldoende melding is gemaakt van de bevindingen van verweerder en van zijn behandelplan.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Verweerder heeft met betrekking tot de klachtonderdelen 5 en 6 gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg had behoren te betrachten.

De oplegging van de maatregel waarschuwing wordt daarvoor passend geacht.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.

Aldus gewezen op 5 november 2013 door:

mr. E.A. Messer, voorzitter,

H.C. van Renswoude, M.M.L.F. Smulders, B.D. Stibbe, leden-tandarts,

mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,

mr. B.P.W. Busch, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 17 december 2013 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. E.A. Messer, voorzitter

w.g. B.P.W. Busch, secretaris