ECLI:NL:TGZCTG:2023:127 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1254

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:127
Datum uitspraak: 09-01-2023
Datum publicatie: 09-08-2023
Zaaknummer(s): C2022/1254
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klager is de zoon van een patiënte van de huisarts. Hij klaagt over de behandeling van zijn moeder door de huisarts. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht niet-ontvankelijk, omdat de moeder niet heeft ingestemd met de indiening van de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2022/1254 van
A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
C., huisarts, werkzaam in B., verweerder in beide
instanties, hierna: de huisarts, gemachtigde:
mr. D. Benamari, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1. Procesverloop
Klager heeft op 13 oktober 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege in Eindhoven een klacht ingediend tegen de huisarts. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege in Eindhoven heeft in zijn beslissing van 14 februari 2022 de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Klager heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Het Centraal Tuchtcollege heeft nadien van klager nog nadere stukken ontvangen. De zaak is in beroep behandeld op de zitting van 9 januari 2023. De huisarts is daar verschenen. Hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D. Benamari, voornoemd, die via een digitale beeldverbinding deelnam aan de zitting. Klager is, hoewel behoorlijk uitgenodigd, niet ter zitting verschenen. Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op 9 januari 2023 de zaak in raadkamer beoordeeld en daarna vervolgens in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Wat hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift, dat klager indient namens of voor zijn moeder (hierna: ‘patiënte’)
- de brief van 9 november 2021, waarin de secretaris klager verzoekt om een door patiënte ondertekend machtigingsformulier, met kopie van haar identiteitsbewijs op te sturen;
- de brieven van 6 en 16 december 2021, waarmee de secretaris de ontvangst van de e-mail van klager (waarin hij schrijft dat patiënte niet weet dat hij de klacht namens haar heeft ingediend) bevestigt en weer verzoekt om een ondertekende machtiging en kopie van het identiteitsbewijs van patiënte, of onderbouwing van haar wilsonbekwaamheid;
- de kopie van de identiteitskaart van patiënte, waar een extra handtekening bij staat, ontvangen van klager op 21 december 2021;
- de ondertekende machtiging, ontvangen van klager op 30 december 2021;
- de brief van 12 januari 2022, waarin de secretaris aan klager laat weten dat het haar is opgevallen dat de handtekeningen onder het klaagschrift, in de machtiging, op en bij het identiteitsbewijs van elkaar verschillen en bevestigt dat zij beklaagde desondanks heeft gevraagd op de klacht te reageren;
- het verweerschrift van 3 februari 2022, met de door patiënte op 20 januari 2022 aan beklaagde afgegeven verklaring.
2. De overwegingen
2.1 De klacht heeft betrekking op de behandeling van patiënte door verweerder (hierna: ‘de huisarts’). Klager verwijt de huisarts dat hij patiënte gezondheidsschade heeft berokkend door teveel medicatie voor te schrijven, patiënte zonder begeleiding nicotinepleisters heeft voorgeschreven, onprofessioneel heeft gehandeld door geen/onjuiste zorg te leveren, zijn beroepsgeheim heeft geschonden en zijn zorgplicht niet is nagekomen.
2.2 Een tuchtzaak kan alleen aanhangig worden gemaakt door een schriftelijke klacht van een rechtstreeks belanghebbende (artikel 65 lid 1 sub a Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg). Patiënte zelf is in elk geval rechtstreeks belanghebbende. Het uitgangspunt is dat, als (de volwassen) patiënte daartoe behoorlijk in staat is, zij zelf – met uitsluiting van anderen – beslist over het indienen van de klacht. Zonder toestemming van patiënte wordt een door een ander ingediende klacht over haar behandeling niet-ontvankelijk verklaard. Als patiënte wilsonbekwaam is, kan een naaste betrekking (bijvoorbeeld een zoon) rechtstreeks belanghebbende zijn en dus een klacht indienen.
2.3 Het is niet gebleken dat de patiënte wilsonbekwaam is. Dit betekent dat klager in dit geval alléén kan klagen als patiënte daarvoor toestemming geeft. Patiënte heeft schriftelijk verklaard dat zij klager geen toestemming heeft gegeven om namens haar tegen de huisarts bij het college een klacht in te dienen. Die verklaring heeft patiënte gedagtekend en van haar handtekening voorzien.
2.4 Het is de voorzitter gebleken dat die handtekening op de verklaring identiek is aan die op het identiteitsbewijs. Die handtekening is niet gelijk aan de handtekeningen op het klaagschrift, bij het identiteitsbewijs en op de machtiging. De voorzitter leidt daaruit af dat patiënte niet instemt met (voortzetting van) de klacht door klager. Daarom is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klager heeft bij het Regionaal Tuchtcollege een klacht ingediend over de behandeling van zijn moeder (patiënte) door de huisarts. Hij is het niet eens met de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat patiënte niet heeft ingestemd met (de voortzetting van) de klacht. Klager betoogt in beroep - onder meer - dat de handtekeningen op de verschillende in de bestreden beslissing vermelde stukken wel degelijk van zijn moeder zijn en dat zijn moeder niet in staat is om zelfstandig te beslissen. Klager verzoekt het Centraal Tuchtcollege - impliciet - om de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege te vernietigen en de klacht alsnog inhoudelijk te beoordelen en gegrond te verklaren.
4.2 De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager te verwerpen.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en van hetgeen partijen over de ontvankelijkheid van de klacht bij dat tuchtcollege naar voren hebben gebracht. In beroep hebben partijen het debat hierover schriftelijk nog een keer gevoerd. Ter zitting van 9 januari 2023 heeft de gemachtigde van de huisarts verwezen naar de eerder door haar ingediende stukken, waarin het standpunt van de huisarts is uiteengezet.
4.4 De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel in de beslissing van de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Terecht is in die beslissing geconcludeerd dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat de moeder van klager niet heeft ingestemd met de indiening van de klacht en ook niet met de voortzetting ervan, terwijl niet is gebleken dat zij wilsonbekwaam is.
4.5 Dit betekent dat het beroep van klager moet worden verworpen.
5. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R.C.A.M. Philippart, voorzitter, H. de Hek en A.R.O. Mooy, ledenjuristen, T.C. Nieboer en O.T.M. Schouten, ledenberoepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken op de zitting van 9 januari 2023.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.