ECLI:NL:TGZCTG:2021:158 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2021.034

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2021:158
Datum uitspraak: 10-09-2021
Datum publicatie: 10-09-2021
Zaaknummer(s): c2021.034
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Volgens klaagster is zij als gevolg van de psychiatrische herbeoordeling (second opinion van verweerder en een collega-psychiater onterecht aangemerkt met een paranoïde waanstoornis ‘leidend tot disfunctioneel gedrag’, een en ander met haar ondercuratelestelling tot gevolg. Klaagster verzoekt een einde te maken aan deze volgens haar verzonnen geestelijke stoornis. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster bij voorzittersbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klaagster ontvankelijk, doet de zaak zelf af en verklaart de klacht ongegrond.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2021.034 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, destijds werkzaam te B., beklaagde in beide instanties, gemachtigde: mr. A.C. de Die, advocaat te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 27 maart 2020 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster bij voorzittersbeslissing van 15 december 2020, onder nummer 20/085 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 27 augustus 2021. Klaagster is verschenen. De psychiater is niet verschenen. Hij heeft voor de zitting via zijn gemachtigde mr. De Die schriftelijk laten weten dat hij niet ter terechtzitting aanwezig kon zijn. Mr. De Die is namens hem op de terechtzitting verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voorzittersbeslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.     DE KLACHT

Klaagster meldt in haar klaagschrift dat zij een klacht indient tegen verweerder, omdat volgens klaagster zij als gevolg van de medische beoordeling van verweerder en een collega psychiater is geregistreerd met een paranoïde waanstoornis 'leidend tot disfunctioneel gedrag', een en ander met ondercuratelestelling tot gevolg. Klaagster verzoekt een einde te maken aan deze volgens haar verzonnen geestelijke stoornissen.

3.         HET VERWEER

Verweerder heeft aangevoerd dat klaagster onder curatele is gesteld en dat niet blijkt dat de curator betrokken is bij de indiening van de klacht of met de klacht instemt. Volgens verweerder dient, anders dan het CTG in de beslissing van

7 december 2017, ECLI:NL:TGZCTG:2017:328 heeft bepaald, niet de verweerder aannemelijk te maken dat klaagster wilsonbekwaam is ter zake van de indiening van deze klacht, maar dient volgens de toelichting op artikel 1:454 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in combinatie met artikel 1:381 lid 4 BW de curator de wilsbekwaamheid ter zake te beoordelen. Dit kan verweerder ook niet worden verwacht, omdat verweerder klaagster jaren geleden psychiatrisch heeft beoordeeld en een 'conflict of interest' dient te worden vermeden. Er is dan geen sprake van een onafhankelijke beoordeling. Voor zover dit toch van verweerder wordt verwacht, voert hij aan dat klaagster ter zake van de indiening van deze tuchtklacht niet wilsbekwaam dient te worden geacht, hetgeen volgens verweerder blijkt uit de inhoud van de brieven van klaagster. Om die reden dient klaagster primair niet ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat het klaagschrift niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, aangezien uit de brieven van klaagster volgens haar niet valt te begrijpen wat de klacht en de redenen hiervoor zijn.

4.         DE OVERWEGINGEN

4.1.      Vast staat dat klaagster op 18 april 2011 onder curatele is gesteld wegens een psychiatrisch beeld met (onder meer) paranoïde wanen. Vast staat ook dat klaagster in de loop der jaren tientallen klachten bij het tuchtcollege heeft ingediend, waarbij de bij haar gestelde psychiatrische diagnose het onderwerp was.

4.2       De curator van klaagster heeft desgevraagd door het college, aangegeven geen oordeel te kunnen geven over de wilsbekwaamheid ter zake van het indienen van deze klacht. De curator heeft echter ook niet met de huidige klacht ingestemd.

4.3       De wilsbekwaamheid van klaagster, voor zover deze ziet op het indienen van een klacht, wordt ingevolge vaste jurisprudentie niet ontnomen door alleen de omstandigheid dat zij onder curatele staat en de curator niet met de klacht heeft ingestemd. In deze zaak zijn er echter meer omstandigheden die maken dat desalniettemin moet worden uitgegaan van de wilsonbekwaamheid van klaagster voor het indienen van de onderhavige klacht. Het college betrekt hierbij allereerst de inhoud van het klaagschrift, waaruit kan worden opgemaakt dat klaagster het niet eens is met een psychiatrische rapportage maar overigens niet samenhangend is. Voorts acht het college van belang dat verweerder zich op de wilsonbekwaamheid van klaagster heeft beroepen. Het college betrekt ten slotte ambtshalve de omstandigheid dat dit de 26e klacht van klaagster betreft over de vermeende onjuistheid van haar psychiatrische diagnose. Ook deze repetitie aan klachten met (ongeveer) hetzelfde onderwerp draagt bij het oordeel dat klaagster wilsonbekwaam moet worden geacht. Dit leidt tot het oordeel dat klaagster kennelijk niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht ”.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten. Deze feiten zijn in beroep niet, althans onvoldoende bestreden.

Klaagster is sinds 2011 onder curatele gesteld op grond van een geestelijke stoornis. De psychiater - toen nog arts in opleiding tot psychiater - heeft samen met een collega-psychiater (C2021.034) -  een psychiatrische herbeoordeling (second opinion) uitgevoerd. Dit was op verzoek van klaagster en op verwijzing van de huisarts, omdat klaagster zich niet kon vinden in de psychiatrische diagnose die eerder bij haar was gesteld en die tot haar onder curatele stelling had geleid. Op 6 augustus 2015 heeft het intakegesprek voor de psychiatrische herbeoordeling plaatsgevonden. Op 9 november 2015 en

9 december 2015 zijn er aanvullende gesprekken met klaagster geweest. Voor de herbeoordeling is gebruik gemaakt van diverse bronnen, waaronder een anamnese van klaagster, psychiatrisch onderzoek, heteroanamneses van klaagsters huisarts en dochter (beide met toestemming van klaagster) en medische stukken die klaagster zelf heeft overgelegd. Op 5 januari 2016 heeft er een uitslag-gesprek plaatsgevonden waarin de conclusie van de herbeoordeling met klaagster is besproken. De conclusie was: Er is sprake van paranoïde wanen, reeds langer bestaand, leidend tot disfunctioneel gedrag. Het verloop van de psychiatrische herbeoordeling, de bevindingen en de conclusie zijn vastgelegd in het specialistenbericht van 1 0 februari 2016.

4.         Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

4.1              Klaagster wil met haar beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege haar ontvankelijk verklaart en dat het College haar klacht dat de psychiater een onjuiste psychiatrische beoordeling heeft verricht - namelijk dat zij zou lijden aan een paranoïde waanstoornis ‘leidend tot disfunctioneel gedrag’- inhoudelijk beoordeelt en in beroep alsnog gegrond verklaart. Klaagster verzoekt ook om aan de psychiater een schadevergoeding op te leggen voor de schade die - volgens klaagster - door de onjuiste beoordeling is ontstaan.

4.2              De psychiater heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te bevestigen. De psychiater heeft in beroep (opnieuw) aangevoerd dat klaagster niet-ontvankelijk is in de klacht omdat zij wilsonbekwaam is en omdat het klaagschrift niet aan de eisen van artikel 4 lid onder b en e, sub 1 Tuchtrechtbesluit BIG voldoet en volgens de psychiater is klaagster ook niet-ontvankelijk in het beroep omdat het beroepschrift onsamenhangend en verwarrend is en niet duidelijk is wat klaagsters bezwaren zijn tegen de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege.

4.3              Het Centraal Tuchtcollege acht klaagster ontvankelijk en legt hieronder uit waarom.

Ontvankelijkheid van klaagster (wilsbekwaam)

4.4              Klaagster staat sinds 2011 onder curatele. Bij onder curatele stelling hanteert het Centraal Tuchtcollege als hoofdregel dat een klagende partij die onder curatele staat zonder toestemming van de curator een tuchtklacht kan indienen, tenzij aannemelijk is dat die partij niet in staat is om de eigen belangen ter zake van die tuchtklacht behoorlijk waar te nemen. Daarbij gaat het Centraal Tuchtcollege uit van bekwaamheid, totdat het tegendeel komt vast te staan.

Het Centraal Tuchtcollege is niet gebleken dat klaagster niet bekwaam is wat betreft haar tuchtklacht tegen de psychiater. Klaagster wordt dan ook aangemerkt als klachtgerechtigde en is ontvankelijk in de klacht.

Ontvankelijkheid van klaagster (klaagschrift en beroepschrift voldoen aan de eisen)

4.5              Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft klaagster bij het Regionaal Tuchtcollege haar klacht, de feiten en gronden waarop de klacht berust en haar belang daarbij voldoende toegelicht. Ook heeft klaagster in het beroepschrift voldoende duidelijk toegelicht tegen welke overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege het beroep zich richt en waarom. Klaagster is dan ook ontvankelijk in het beroep en in de klacht.

4.6              Het voorgaande betekent dat het Centraal Tuchtcollege - anders dan het Regionaal Tuchtcollege - klaagster ontvankelijk verklaart in haar klacht. In zoverre slaagt het beroep van klaagster. Het Centraal Tuchtcollege za l de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege vernietigen en de zaak in beroep zelf afdoen.

Inhoudelijke beoordeling

4.7              Centraal Tuchtcollege vindt de klacht ongegrond en zal hierna uitleggen waarom.

4.8              Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

4.9              In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op

27 augustus 2021 is dat debat voortgezet.

4.10          In deze zaak gaat het om de vraag of de psychiater bij de psychiatrische herbeoordeling van klaagster is gebleven binnen de grenzen van de professionele standaard die daarvoor staat.

4.11          Klaagster is het niet eens met de psychiatrische herbeoordeling die de psychiater - toen arts in opleiding tot psychiater - samen met zijn collega-psychiater heeft uitgevoerd. Klaagster vindt de beoordeling ‘paranoïde wanen, reeds langer bestaand, leidend tot disfunctioneel gedrag’ onjuist. Volgens klaagster is er geen sprake van wanen en vertoont zij geen disfunctioneel gedrag.

4.12          Het Centraal Tuchtcollege is op grond van de stukken en de mondelinge behandeling ter terechtzitting van oordeel dat de psychiater geen enkel tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. De psychiater heeft zorgvuldig volgens de professionele maatstaven gehandeld. De manier waarop de psychiatrische herbeoordeling heeft plaatsgevonden is geheel in lijn met wat in de praktijk gangbaar is en volgens de standaard mag worden verwacht: een intakegesprek gevolgd door aanvullende gesprekken, het afnemen van een anamnese van klaagster en heteroanamneses en het raadplegen van medische stukken . In het specialistenbericht van 10 februari 2016 zijn het verloop van het onderzoek, de bronnen en bevindingen zorgvuldig beschreven en de conclusie is aan de bevindingen getoetst en voldoende inzichtelijk onderbouwd. Er zijn geen aanknopingspunten voor enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten. De klacht is ongegrond.

4.13          Het verzoek van klaagster om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat het Centraal Tuchtcollege geen wettelijke bevoegdheid heeft tot het toekennen van een schadevergoeding. Bovendien is de klacht van klaagster ongegrond.

Conclusie

4.14          Het Centraal Tuchtcollege zal klaagster ontvankelijk verklaren en vervolgens de klacht van klaagster ongegrond verklaren. Het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.

4.15     Om redenen aan het algemeen belang ontleend gelast het Centraal Tuchtcollege de geanonimiseerde publicatie van deze uitspraak.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

vernietigt de beslissing waarvan beroep;

en opnieuw rechtdoende:

verklaart klaagster ontvankelijk;

verklaart de klacht van klaagster ongegrond;

wijst af het verzoek om schadevergoeding;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Medisch Contact en het Tijdschrift De Psychiater, met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter; Y. Buruma en

J. Legemaate, leden-juristen en I.A. de Boer en M.C. ten Doesschate, leden-beroepsgenoten en D. Brommer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 10 september 2021.

                        Voorzitter   w.g.                                             Secretaris  w.g.