ECLI:NL:TGZCTG:2018:195 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.069
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2018:195 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-07-2018 |
Datum publicatie: | 03-07-2018 |
Zaaknummer(s): | C2018.069 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen chirurg. Klaagster heeft zich met een polsfractuur gemeld bij de SEH van het ziekenhuis waar de chirurg werkzaam is. Er volgde een repositie. Drie dagen daarna is klaagster teruggekomen op de gipspoli in verband met pijnklachten. Er volgen twee röntgencontroles met een tussenpauze van een week. De chirurg beoordeelt de conservatief gekozen behandeling – gipsmobilisatie – als juist. Nadien is bij een andere kliniek de diagnose ‘malunion distale radius links met ontregeling ernstig CTS links’ gesteld en is klaagster geopereerd. Het Regionaal Tuchtcollege verwerpt de klacht van klaagster inhoudende 1) dat de chirurg niet adequaat heeft geluisterd, 2) dat de chirurg onvoldoende heeft gehandeld nadat klaagster meerdere malen heeft aangegeven dat zij pijnklachten had sen 3) dat de chirurg klaagster niet heeft doorgestuurd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2018.069 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., chirurg, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,
gemachtigde: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, verbonden aan de stiching VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 20 juni 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de chirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing van
5 december 2017, onder nummer 17/247 heeft dat College de klacht afgewezen.
Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De chirurg heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 12 juni 2018, waar zijn verschenen klaagster en de chirurg, bijgestaan door
mr. Berkhoff-Muntinga. Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“(…) 2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Verweerder is als chirurg werkzaam in het E. ziekenhuis.
2.2 Op 8 januari 2017 is klaagster op de SEH van het E. ziekenhuis gezien door een assistent chirurgie wegens een polsfractuur. Bij evaluatie werd op de röntgenfoto een pols-fractuur links gediagnosticeerd: volgens AO-classificatie een 23 A2 fractuur met een dorsaal angulatie van 30 graden en een verkorting van 8 mm.
Er volgde een onbloedige repositie en gips immobilisatie. De controle röntgenfoto toonde een verbeterde stand met een dorsaal angulatie van 6 graden en een opgeheven verkorting.
2.3 Op 9 januari 2017, tijdens de ochtend trauma bespreking, zijn de röntgenfoto’s van klaagster nogmaals bekeken, waarbij het ingestelde conservatieve beleid werd geaccordeerd. Hierbij waren een röntgenoloog, orthopedisch chirurg, traumachirurg en een assistent chirurgie en orthopedie aanwezig. Verweerder was toen nog niet bij de behandeling betrokken.
2.4 Op 11 januari 2017 is klaagster teruggekomen op de gipspoli wegens pijnklachten. De pijnklachten zijn mede beoordeeld door een assistent chirurgie. In de status staat vermeld een wisselende en veranderde sensibiliteit in dig 5, waarbij de functie van de vingers intact is.
2.5 Er volgden röntgencontroles op 16 januari en 23 januari 2017. Verweerder beoordeel-de beide keren de foto’s. Op basis van de uitslag van de röntgenfoto’s beoordeelde verweerder dat de conservatief gekozen behandeling -gipsimmobilisatie- de juiste was.
2.6 Op 27 januari 2017 is klaagster teruggekomen op de gipspoli vanwege pijnklachten. Het gips is verwijderd en een drukplek van het gips ter plaatse van het processus styloideus werd duidelijk. Dit werd als oorzaak van de pijnklachten geduid.
2.7 Op 30 januari 2017 heeft klaagster gebeld met de gipskamer wegens pijnklachten en heeft zij nieuw gips gekregen.
2.8 Op 13 februari 2017 was verweerder weer bij de behandeling betrokken. Het gips werd verwijderd. Bij lichamelijk onderzoek was de breuk klinisch geconsolideerd en bij inspectie was geen stand afwijking zichtbaar.
Verweerder heeft klaagster uitleg gegeven over het verdere beloop, namelijk het voorzichtig oppakken van oefentherapie die zij in eerste instantie zelf moest uitvoeren.
2.9 Verweerder heeft een afspraak voor 3 weken later op de polikliniek voor klaagster ge-maakt. Klaagster is hier niet verschenen.
2.10 Op 6 maart 2017 zijn de röntgenfoto’s naar Xpert Clinic gestuurd.
2.11 Op 8 maart 2017 is bij Xpert Clinic de diagnose “malunion distale radius links met ontregeling en ernstig CTS links” gesteld.
2.12 Op 22 maart 2017 is klaagster geopereerd bij Xpert Clinic.
3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:
1. niet adequaat heeft geluisterd;
2. onvoldoende heeft gehandeld nadat meerdere malen is aangegeven dat sprake
was van pijnklachten;
3. klaagster niet heeft doorgestuurd.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1 Bij de beoordeling van de vraag of verweerder in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij heeft te betrachten ten opzichte van klaagster – en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld – stelt het college het volgende voorop. Volgens vaste tuchtrechtspraak gaat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klacht-waardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. Daarbij staat het persoonlijk handelen van verweerder centraal. Verweerder is op 16 januari,
23 januari en 13 februari 2017 bij de behandeling van klaagster betrokken geweest.
5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel onder 1. geldt het volgende.
Verweerder heeft onder meer daarover tijdens het vooronderzoek verklaard:
“U vraagt hoe ik kan verklaren dat klaagster het anders heeft beleefd dan ik of de gipsmeesters. Ik denk dat dat een kwestie van interpretatie is. Op de gipspoli zien we ontzettend veel mensen met polsbreuken, je gaat daarom echt af op alarmsymptomen. Het gaat om symptomen die buiten hetgeen liggen dat je kan verwachten. Klaagster had vooral last van symptomen die je in die betreffende fase kon verwachten.”
Hieruit blijkt dat verweerder een andere kleur of interpretatie geeft aan hetgeen klaagster als klachtonderdeel onder 1 heeft geformuleerd. Nu alleen klager en verweerder aan die gesprekken hebben deelgenomen, is niet vast te stellen hoe die gesprekken precies zijn verlopen.
Dat brengt mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerder klachtwaardig heeft
gehandeld. Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klager en van verweerder evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
5.3 De klachtonderdelen onder 2 en 3 worden gezamenlijk behandeld.
Uit de feiten en de door partijen overgelegde röntgenfoto’s blijkt naar het oordeel van het college dat het ingezette en gevoerde conservatieve beleid ten aanzien van de klachten van klaagster verdedigbaar is. Verweerder heeft op 16 en 23 januari 2017 de röntgenfoto’s beoordeeld. Op basis hiervan heeft verweerder beoordeeld dat de conservatief gekozen behandeling -gipsmobilisatie- de juiste was. Het college kan hiermee instemmen. Verweerder heeft daarin niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Op 13 februari 2017 heeft verweerder aangegeven dat hij in deze fase van de behandeling juist tegen een brace is omdat het oefenen en het herwinnen van souplesse in bewegen op de eerste plaats staan. Het college kan dit billijken.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld nadat meerdere malen is aangegeven dat sprake was van pijnklachten en dat hij klaagster niet had hoeven door te sturen.
5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.
Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. (…)”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg onder het kopje “2. De feiten”, dit echter met dien verstande dat rechtsoverweging 2.7 van genoemde beslissing, inhoudende “Op 30 januari 2017 heeft klaagster gebeld met de gipskamer wegens pijnklachten en heeft zij nieuw gips gekregen.” als volgt moet worden gewijzigd: “Op 30 januari 2017 heeft klaagster gebeld met de gipskamer wegens pijnklachten”. Verder dient rechtsoverweging 2.9, inhoudende “Verweerder heeft een afspraak voor 3 weken later op de polikliniek voor klaagster gemaakt. Klaagster is hier niet verschenen” als volgt te worden gewijzigd: “Verweerder heeft een afspraak voor 3 weken later op de polikliniek voor klaagster gemaakt. Klaagster is hier na afmelding niet verschenen.”.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 In beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 De chirurg heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 In beroep is de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen van de chirurg nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
4.4 In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juni 2018 is dat debat voortgezet.
4.5 Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Hieraan voegt het Centraal Tuchtcollege toe dat uit de stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling in beroep naar voren is gekomen, genoegzaam is gebleken dat de chirurg de volle verantwoordelijkheid heeft genomen voor het ingezette en gevoerde conservatieve beleid ten aanzien van de klachten van klaagster. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het ingezette beleid in de gegeven omstandigheden verdedigbaar was en dat er geen redenen waren om hiervan af te wijken. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M.P. den Hollander , leden-juristen en dr. G.J. Clevers en dr. R.T. Ottow leden-beroepsgenoten en mr. J.S. Heidstra, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 3 juli 2018.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.