ECLI:NL:TGZCTG:2015:130 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.033

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:130
Datum uitspraak: 14-04-2015
Datum publicatie: 14-04-2015
Zaaknummer(s): c2014.033
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht is gericht tegen een chirurg. Het betreft een (tweede) laparoscopische sigmoïd resectie, waarna een naadlekkage is opgetreden. Klager verwijt de chirurg: 1. Tijdens de op 16 februari 2011 uitgevoerde operatie zijn fouten gemaakt. 2. De arts heeft in strijd met de afspraak dat de operatie door hemzelf zou worden verricht, operatiehandelingen laten verrichten door een aios-chirurgie. 3. Na de opname op 23 februari 2011 is ten onrechte nagelaten om direct een inloopfoto te maken. Bovendien is de arts er ten onrechte vanuit gegaan dat klager antibiotica voorgeschreven had gekregen. Hierdoor is het verrichten van de hersteloperatie op 24 februari 2011 onnodig vertraagd waardoor complicaties zijn opgetreden die anders voorkomen hadden kunnen worden. 4. De arts heeft klager niet goed voorgelicht over de risico’s van een eventuele hersteloperatie van het stoma en de hernia cicatricalis. 5. De arts is ernstig nalatig geweest in de behandeling van klager. RTG Den Haag: Er zijn geen aanwijzingen dat er bij de operatie sprake is geweest van nalatigheid of fouten van de arts. Niet is gebleken van een afspraak dat de operatie exclusief door de arts zou worden uitgevoerd en de arts mocht ervan uit gaan dat klager op de hoogte was of had kunnen zijn dat de arts zich tijdens de operatie zou laten assisteren door een andere arts (in opleiding). De arts was niet zelf betrokken bij de opname van klager, zodat het niet direct bij opname maken van een inloopfoto hem niet is toe te rekenen. Nadat de arts bekend werd met de opname van klager heeft de arts adequaat gehandeld. De risico’s van de operatie zijn in samenspraak met klager zorgvuldig afgewogen, waarna met instemming van klager tot de operatie is besloten. Klacht afgewezen. Het CTG verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.033 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., chirurg, wonende te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde mr. L. Fedder.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 4 december 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te

‘s-Gravenhage tegen C. - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

7 januari 2014, onder nummer 2012-238, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 12 maart 2015, waar zijn verschenen klager en de arts, bijgestaan door mr. L. Fedder.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

2.1 Op 24 augustus 2004 is bij klager een poliepectomie verricht. Tijdens de follow-up scopie die op 8 oktober 2010 werd verricht, bleek dat er sprake was van een darmvernauwing op ongeveer dezelfde plek waar eerder de poliep was verwijderd. Verder X-colon onderzoek, verricht op 13 oktober 2010 leidde tot de conclusie:

“een stenose in het sigmoïd van 3 centimeter lengte, suspect voor maligniteit; diverticulitis niet uit te sluiten.”

Uit het daarna verrichte X-thorax en CT-abnomen onderzoek werden geen aanwijzingen voor metastasen gevonden. Vervolgens is klager naar de arts doorverwezen.

2.2 Op 8 november 2010 heeft klager de arts voor het eerst gezien tijdens een poliklinisch consult. Op grond van de uitslagen van de onderzoeken en hetgeen klager tijdens dit consult heeft gemeld, werd besloten tot een afwachtend behandelbeleid.

2.3 Omdat het beeld niet verbeterde en er een vermoeden van maligniteit bleef bestaan, heeft de arts klager op 13 december 2010 voorgesteld om de vernauwing door middel van een operatie te verwijderen (laparoscopische sigmoïd resectie). Hierbij zijn door de arts de mogelijke complicaties van een dergelijke operatie met klager besproken en heeft de arts aan klager de folders “Dunne darm, dikke darm en endeldarm operatie”, “Darmstoma” en “Wie kunt u aan uw bed verwachten” verstrekt, waarin de operatie en de procedures daaromheen nader zijn toegelicht. Klager heeft ingestemd met de operatie waarna afspraken zijn gemaakt met de stomaverpleegkundige en de anesthesist voor een nadere kennismaking, evaluatie en voorlichting.

2.4 Op 16 februari 2011 is door de arts en zijn collega D., een aios-chirurgie, bij klager een diagnostische laparoscopie verricht. Tijdens de operatie bleek sprake van een dusdanige vernauwing dat de laparoscopische operatie niet goed kon worden verricht. Daarop is besloten de vernauwing in zijn geheel te verwijderen d.m.v. een laparotomie (“conversie”), waarbij een sigmoidresectie werd verricht met herstel van continuïteit d.m.v. een dubbelrijige end-to-end anastomose. Daarnaast werd een dunne darmletsel overhecht. Uit histologisch onderzoek bleek geen sprake te zijn van maligniteit. Na de operatie is de familie van klager telefonisch ingelicht over de bevindingen bij de operatie.

2.5 Het herstel na de operatie verliep aanvankelijk zonder problemen waarna klager op 21 februari 2011 uit het ziekenhuis werd ontslagen.

2.6 Op 23 februari 2011 heeft klager zich op de EHBO gemeld met diarree en rectaal bloedverlies. Klager werd gezien door de dienstdoende SEH-arts, die overleg met zijn supervisor heeft gehad. Er was sprake van een soepele maar bolle buik met verminderde peristaltiek. Er was geen sprake van koorts.

Omdat rekening werd gehouden met postoperatieve klachten of klachten verbandhoudende met het gebruik van medicatie, is klager ter observatie opgenomen.

2.7 In de ochtend van 24 februari 2011 verslechterde de toestand van klager en was er sprake van verhoogde hartslag en pijn in de onderbuik. Daarop is besloten een inloopfoto te maken die aantoonde dat er sprake was van een naadlekkage. Vervolgens is klager met voorrang (spoed) geopereerd door een collega van de arts waarbij de eerdere aanhechting van de darm is losgemaakt, de buik is gespoeld en een stoma is geplaatst, waarna een verblijf op de IC-afdeling volgde tot 28 februari 2011.

2.8 Op 1 maart 2011 is klager voor een derde maal geopereerd, en wel door een collega van de arts, in verband met een wondbreuk (Platzbauch), een abces in Douglas en een necrotische apendix. Na deze operatie is klager tot 25 maart 2011 opgenomen geweest voor herstel en nabehandeling waarna klager uit het ziekenhuis is ontslagen. Nadien werd klager nog regelmatig door de arts en de stoma- en wondverpleegkundige gezien op de poli. De buikwond genas weliswaar, maar er was sprake van fors littekenweefsel resulterend in een littekenbreuk (hernia cicatricalis).

2.9 De arts heeft meermalen met klager gesproken over operatieve mogelijkheden tot het terugleggen van het stoma en correctie van het littekenweefsel.Dit heeft erin geresulteerd dat op 23 april 2011 de afspraak werd gemaakt dat een hersteloperatie zou worden uitgevoerd waarbij het stoma zou worden teruggelegd en waarbij zo mogelijk een correctie van de hernia cicatricalis zou worden uitgevoerd. Op 26 april 2011 heeft klager contact opgenomen met de arts en hem meegedeeld dat hij afzag van de operatie.

2.10 Op 12 juni 2012 heeft nog een gesprek plaatsgevonden tussen de arts en klager in verband met een door klager ingediende klacht bij de klachtfunctionaris van het ziekenhuis.

3. De klacht

Zakelijk weergegeven verwijt klager de arts het volgende:

1. Tijdens de op 16 februari 2011 uitgevoerde operatie zijn fouten gemaakt.

2. De arts heeft in strijd met de afspraak dat de operatie door hemzelf zou worden verricht, operatiehandelingen laten verrichten door dhr. D., een aios-chirurgie.

3. Na de opname op 23 februari 2011 is ten onrechte nagelaten om direct een inloopfoto te maken. Bovendien is de arts er ten onrechte van uit gegaan dat klager antibiotica voorgeschreven had gekregen. Hierdoor is het verrichten van de hersteloperatie op 24 februari 2011 onnodig vertraagd waardoor complicaties zijn opgetreden die anders voorkomen hadden kunnen worden.

4. De arts heeft klager niet goed voorgelicht over de risico’s van een eventuele hersteloperatie van het stoma en de hernia cicatricalis.

5. De arts is ernstig nalatig geweest in de behandeling van klager;

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt op zijn verweer hieronder verder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Het College overweegt dat een naadlekkage een bekende complicatie is bij een operatie zoals die bij klager is uitgevoerd op 16 februari 2011. Deze complicatie kan optreden ook in het geval dat de operatie verder goed verloopt. Het College heeft op grond van het dossier en hetgeen ter terechtzitting door partijen is gesteld, geen aanwijzingen dat er bij de operatie sprake is geweest van nalatigheid of fouten van de arts.

5.2 Vast staat dat operatie deels door de arts en deels onder supervisie van de arts, door een andere arts, aios-chirurgie, is uitgevoerd. De arts heeft onbetwist gesteld dat hij voorafgaand aan de operatie met klager heeft gesproken over het te verwachten verloop van de operatie en de mogelijke complicaties die zich daarbij zouden kunnen voordoen. Verder is ook de nabehandeling besproken. Klager heeft verder ter terechtzitting bevestigd dat hij van de arts een aantal brochures heeft ontvangen. Daarin was onder meer opgenomen dat de operatie of delen daarvan door artsen in opleiding kunnen worden uitgevoerd. Op basis hiervan concludeert het College dat klager op de hoogte was of dat had kunnen zijn, - althans dat de arts daarvan uit mocht gaan - dat de mogelijkheid bestond dat de arts zich tijdens de operatie zou laten assisteren door een andere arts (in opleiding). Van een afspraak dat de operatie exclusief door de arts zou worden verricht, is niet gebleken.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel 3 geldt dat de arts niet zelf betrokken was bij de opname op 23 februari 2011. Daarmee is hij pas op de 24e februari 2011 bekend geworden. Beslissingen die bij die opname zijn gemaakt, waaronder het niet onmiddellijk maken van een inloopfoto, zijn de arts daarom reeds hierom niet toe te rekenen.

5.4 Nadat de arts eerst op 24 februari 2011 bekend werd met de opname van klager heeft de arts naar oordeel van het College adequaat gehandeld. De arts heeft diezelfde ochtend een inloopfoto laten maken en op basis van de uitkomsten daarvan, besloten een spoedoperatie in te plannen. Dat die operatie niet door de arts is uitgevoerd omdat hij verplichtingen elders had, kan de arts niet tuchtrechtelijk worden verweten. Het College heeft geen aanwijzingen dat de chirurg die de spoedoperatie heeft uitgevoerd daartoe niet bekwaam was of dat bij die operatie fouten zijn gemaakt.

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel 4 overweegt het College dat de arts onbetwist heeft gesteld dat hij klager uitgebreid heeft voorgelicht over de voor en nadelen (risico’s) van een eventuele hersteloperatie van het stoma en de hernia cicatricalis. De risico’s van een dergelijke operatie zijn in samenspraak met klager, zorgvuldig afgewogen waarna met instemming van klager, tot het uitvoeren van de operatie is besloten. Dat andere door klager geraadpleegde artsen, in de door klager gevraagde second opinion, mogelijk andere afwegingen hebben gemaakt en klager de operatie hebben afgeraden, maakt naar oordeel van het College niet dat daaruit volgt dat de arts in zijn advisering aan klager te kort is geschoten of onzorgvuldig is geweest. Ook kan niet worden gesteld dat de arts in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet tot zijn advies voor het uitvoeren van de operatie had mogen komen.

5.6 Alles afwegende is van het door klager gestelde nalatig handelen van de arts in de behandeling van klager niet gebleken. De klacht zal daarom in al haar onderdelen worden afgewezen.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

Procedure

4.1 Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in de kern neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit.

4.2 De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

Beoordeling

4.3 Het hoger beroep richt zich tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Dat betekent dat het niet mogelijk is in hoger beroep klachten op te werpen die in eerste aanleg niet aan de orde zijn geweest. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het hoger beroep en zullen derhalve buiten beschouwing worden gelaten.

4.4 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

Mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. R.A. van der Pol, leden juristen en dr. R.T. Ottow en

dr. J.S. Pöll, leden beroepsgenoten en mr. J. van den Hoven, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.