ECLI:NL:TGZCTG:2015:125 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.261
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2015:125 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-04-2015 |
Datum publicatie: | 10-04-2015 |
Zaaknummer(s): | c2014.261 |
Onderwerp: | Onjuiste declaratie |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht van onder bewind gestelde patiënte tegen tandarts. De rekeningen die door de praktijk zijn verzonden, stegen ver boven de verstrekte en door de bewindvoerder goedgekeurde offerte uit. In eerste aanleg is de tandarts berispt. Vooropgesteld wordt dat de tandarts voorafgaand aan een behandeling dient zorg te dragen voor ‘informed consent’, inclusief – in voorkomende gevallen – toestemming van de bewindvoerder. Op dat punt schoot de organisatie van de tandartspraktijk klaarblijkelijk te kort. Dat tekortschieten valt de aan de praktijk verbonden individuele tandarts in beginsel tuchtrechtelijk te verwijten. Het blijft immers zijn eigen verantwoordelijkheid om aan het belangrijke vereiste van ‘informed consent’ op passende wijze vorm te (doen) geven. In het onderhavige geval ligt dat anders. Uitspraak waarvan beroep vernietigd en klacht afgewezen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2014.261 van:
A., tandarts, wonende te B., destijds werkzaam te C.,
appellant, verweerder in eerste aanleg, gemachtigde:
mr. V.C.A.A.V. Daniels, advocaat te Utrecht,
tegen
D., wonende te C., verweerster in beroep, klaagster in eerste aanleg.
1. Verloop van de procedure
D. – hierna klaagster – heeft op 13 februari 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen tandarts A. – hierna de tandarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 11 maart 2014, onder nummer 13/064T, heeft dat College de tandarts berispt.
De tandarts is van die beslissing tijdig in beroep gekomen en heeft dat beroep nadien aangevuld. Klaagster heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 12 februari 2015, waar is verschenen de tandarts, bijgestaan door zijn gemachtigde. Klaagster is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, evenmin haar bewindvoerder mw. E..
De tandarts en zijn gemachtigde hebben het standpunt van de tandarts nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1. In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld:
“ 2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Klaagster is wegens verstandelijke beperking bij beschikking van de rechtbank C. d.d. 4 april 2011 onder bewind gesteld. Mevrouw E. is tot bewindvoerder benoemd. Zij heeft namens klaagster en met haar instemming de onderhavige klacht ingediend.
2.2 Verweerder is tandarts en hij is tussen 4 juni 2012 en 15 december 2012 werkzaam geweest bij F. te C..
2.3 Klaagster, geboren op 22 juni 1974, heeft zich op 16 mei 2012 voor een consult vervoegd bij F. omdat zij erge kiespijn had. Zij beschikt over geringe financiële middelen en op aanwijzing van de bewindvoerder heeft ze om een begroting met behandelplan gevraagd. Op dezelfde dag is de volgende opgave aan klaagster gestuurd:
E1 Omschrijving Bedrag Code
35 Volledige wortelkanaalbehandeling per 198,00 L311
element met 1 kanaal
Maken en beoordelen kleine röntgenfoto 45,00 3xA311
35 Vaststellen worrtelkanaal-classificatiescore 40,00 A511
35 Vier- of vijfvlaksvulling 100,00 E114
36 Vier- of vijfvlaksvulling 100,00 E114
Totaal: 483,00
Dit behandelingsplan is opgemaakt overeenkomstig de heden gestelde diagnose. De daarmede samenhangende kostenbegroting is gebaseerd op de thans geldende tarieven en prijzen voor verrichtingen en materialen. Eventuele wijzigingen hierin zullen bij uitvoering van het behandelingsplan worden doorberekend. Techniekkosten zijn geschatte kosten.
2.4 Bij e-mail van 23 mei 2012 heeft de bewindvoerder aan F. de beschikking van de rechtbank C., waarbij zij tot bewindvoerder van klaagster is benoemd, toegezonden. Zij heeft in de e-mail geschreven dat zij de begroting van
€ 483,- had gezien en dat dit bedrag betaald kon worden, met verzoek de rekening naar haar postadres te sturen.
2.5 Vervolgens heeft F. de volgende nota’s naar het opgegeven postadres gezonden:
- een nota van 2 juni 2012 van € 179,- met als behandeldatum 25 mei 2012 en als omschrijving E 114 Vier- of vijfvlaksvulling (€ 100,-) en E 113 Drievlaksvulling
(€ 179,-).
- een nota van 21 juni 2012 van € 253,- met als behandeldatum 5 juni 2012 en als omschrijving:
L311 Volledige wortelkanaalbehandeling per element met 1 kanaal (€ 198,-), A311 Maken en beoordelen kleine röntgenfoto (€ 15,-) en A511 Vaststellen wortelkanaal-classificatiescore (€ 40,-).
- een nota van 5 juli 2012 van € 448,- met als behandeldatum 18 juni 2012 en als omschrijving L311 Volledige wortelkanaalbehandeling per element met 1 kanaal
(€ 198,-), A311 Maken en beoordelen kleine röntgenfoto (€ 15,-), A511 Vaststellen wortelkanaal-classificatiescore (€ 40,-), E114 Vier- of vijfvlaksvulling (€ 120,-), E112 Tweevlaksvulling (€ 75,-).
- een nota van 4 augustus 2012 van € 734,- met als behandeldatum 2 juli 2012 en als omschrijving:
L314 Volledige wortelkanaalbehandeling per element met 4 of meer kanalen (€ 339,-), A311 Maken en beoordelen kleine röntgenfoto (€ 15,-), A511 Vaststellen wortelkanaal-classificatiescore (€ 40,-), E114 Vier- of vijfvlaksvulling (€ 120,-) en E114 Vier- of vijfvlaksvulling (€ 120,-), E411 Plaatsen wortelkanaalpin (50,-) en E411 Plaatsen wortelkanaalpin (50,-).
2.6 Op 23 oktober 2012 heeft klaagster zich weer tot F. gewend in verband met kiespijn. Zij heeft tijdens het bezoek aan verweerder de bewindvoerder opgebeld om de behandelingsmogelijkheden te bespreken, passend binnen de financiële situatie van klaagster. Verweerder wilde de bewindvoerder op dat moment niet spreken, omdat hij geen tijd had.
2.7 Bij brief van 29 oktober 2012 heeft de bewindvoerder verzocht om de incasso van de facturen stop te zetten, omdat deze de begroting ver overstegen. Hierop heeft F. bij brief van 21 november 2012 geantwoord dat de behandelingen van klaagster noodzakelijk waren vanwege haar vele pijnklachten. Verder vermeldt de brief dat er niet zou zijn gemeld dat de behandelingen niet konden worden verricht vanwege de kosten en dat voor de betaling van de facturen een betalingsregeling zou kunnen worden getroffen. Tot slot is vermeld dat in het vervolg eerst een begroting zou worden opgesteld voor klaagster, hetgeen inhoudt dat als zij pijn heeft een acute behandeling niet mogelijk is.
2.8 Bij nota van 8 november 2012 heeft F. aan klaagster een bedrag van
€ 495,- in rekening gebracht voor de behandeling op 23 oktober 2012. Als omschrijving staat op de nota vermeld:
A311 Maken en beoordelen kleine röntgenfoto (€ 15,-), A511 Vaststellen wortelkanaal-classificatiescore ( € 40,-), E114 Vier- of vijfvlaksvulling ( € 120,-), E411 Plaatsen wortelkanaalpin ( € 50,-), E411 Techniek/Materiaalkosten (€ 20,-) en L312 Volledige wortelkanaalbehandeling per element met 2 kanalen (€ 250,-) ”.
2.2. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:
“ 3. De klacht en het standpunt van klaagster
De klacht houdt zakelijk weergegeven het volgende in. De rekeningen stijgen ver uit boven de begroting. Er is bovendien geen behandelplan voor het gehele gebit gemaakt en met klaagster zijn geen alternatieven besproken. Verder heeft verweerder ten onrechte geweigerd om op 23 oktober 2012 telefonisch met de bewindvoerder te overleggen. En tot slot is in de brief van 21 november 2012 op onheuse wijze gedreigd dat klaagster niet meer zou worden geholpen bij acute klachten.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen – naar het college begrijpt – als volgt bestreden. Verweerder heeft klaagster twee keer behandeld. Hij kan geen gegevens met betrekking tot de status, patiëntenkaart en röntgenfoto’s van klaagster verstrekken omdat hij niet meer bij F. werkzaam is. Hij heeft klaagster behandeld in opdracht van het personeel van F., met tijd gereserveerd voor een zenuwbehandeling. Hem werd door het personeel meegedeeld dat er instemming was met de behandeling. Verweerder heeft klaagster bij de eerste behandeling geadviseerd om een afspraak te maken voor een behandelplan voor haar hele gebit, omdat de toestand van haar gebit slecht was. Zij heeft daar echter geen afspraak voor gemaakt. Ook heeft verweerder aan klaagster een extractie voorgesteld, maar dat wilde ze nadrukkelijk niet. Op 23 oktober 2012 heeft verweerder de bewindvoerder niet te woord gestaan omdat hij daar geen tijd voor had. En tot slot acht verweerder zich niet verantwoordelijk voor de brief van F. d.d. 21 november 2012, omdat die brief niet van zijn hand is ”.
2.3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:
“ 5. De overwegingen van het college
5.1 Ter toetsing staat of verweerder bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. De norm waaraan verweerder moet voldoen is vervat in artikel 40 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG). Dit artikel bepaalt dat een beroepsbeoefenaar zijn beroepsuitoefening op zodanige wijze moet organiseren en zich van zodanig materieel moet voorzien, dat een en ander leidt of redelijkerwijze moet leiden tot verantwoorde zorg. De norm is tevens vervat in artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waarin is bepaald dat een hulpverlener zich als goed hulpverlener dient te gedragen en bij zijn werkzaamheden de professionele standaard in acht moet nemen. Onderdeel van deze plicht is het goed informeren van de patiënt, hetgeen volgt uit artikel 7:448 BW.
5.2 Het college constateert dat uit het over en weer gestelde niet precies kan worden afgeleid op welke behandeldata verweerder klaagster heeft gezien. Van verweerder had mogen worden verwacht dat hij het college hierover nauwkeuriger had ingelicht, ook al werkt hij niet meer bij F.. Hij is immers als tandarts (eind)verantwoordelijk voor de behandelingen die hij klaagster heeft gegeven en naar aanleiding van de klacht moet hij daarover verantwoording afleggen. Hij moet er dan voor zorgen dat hij over de relevante gegevens beschikt en deze zo nodig opvragen. Het college constateert in elk geval dat klaagster op 16 mei 2012 en 25 mei 2012 bij F. geweest, maar dat verweerder onweersproken heeft aangevoerd dat hij daar toen nog niet werkte. Aangenomen wordt dat verweerder haar op die dagen niet heeft behandeld. Verder wordt aangenomen dat verweerder, die aanvoert dat hij klaagster twee keer heeft behandeld, de (samenhangende) behandelingen heeft gedaan van 5 juni 2012, 18 juni 2012 en 2 juli 2012. Daarnaast heeft hij klaagster op
23 oktober 2012 voor een nieuw geval van kiespijn behandeld.
5.3 Ook al heeft verweerder klaagster niet gezien op 16 mei 2012 en 25 mei 2012, en heeft hij de begroting van 16 mei 2012 dus niet zelf opgesteld, toch had hij bij de behandeling van klaagster op 5 juni 2012, 18 juni 2012 en 2 juli 2012 die begroting niet zondermeer mogen overschrijden. Dat is wel (in ruime mate) gebeurd. Verweerder voert tot zijn verdediging aan dat hem door het personeel van F. is meegedeeld dat er instemming was voor de behandeling. Dit blijkt echter niet uit de stukken. Verweerder kan in deze de verantwoordelijkheid niet afschuiven op F.. Hij is er als behandelaar van klaagster verantwoordelijk voor dat de behandeling plaatsvindt met haar instemming. Daartoe behoort in dit geval ook de instemming van de bewindvoerder in verband met de kosten van de behandeling. Die instemming was er slechts tot het begrote bedrag van € 483,-, zoals blijkt uit de e-mail van de bewindvoerder van 23 mei 2012. De behandelingen tot en met 5 juni 2012 hebben dit bedrag niet overschreden maar die van 18 juni 2012 en 2 juli 2012 wel, met een totaalbedrag van € 1.131,-. Volgens de normen van de beroepsgroep die in 2012 golden had een tandarts de plicht om de patiënt, indien een voorgenomen behandeling € 150 of meer zou gaan bedragen, een kostenbegroting te geven. (vgl. http://www.tandarts.nl/tarieven-verzekering / tarieven / vrije tandartstarieven_in_2012 ). Verweerder had derhalve voorafgaande aan de behandelingen van 18 juni 2012 en 2 juli 2012 klaagster en haar bewindvoerder over de te verwachten kosten moeten informeren. Nu hij dit heeft nagelaten heeft hij niet gehandeld binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Ook op 23 oktober 2012 heeft hij – voor de behandeling van € 495,- – geen deugdelijke begroting aan klaagster en de bewindvoerder verstrekt, zodat daarvoor hetzelfde geldt. Indien verweerder op 23 oktober 2012 tijdens het consult geen tijd had om met de bewindvoerder te overleggen, zoals hij stelt, had hij haar op een later tijdstip moeten terugbellen. Ten onrechte heeft hij dit nagelaten en is hij klaagster gaan behandelen zonder de instemming van de bewindvoerder met de kosten. De klachtonderdelen die inhouden dat verweerder onjuist heeft gehandeld waar het de kosten van de behandeling betreft, zijn dan ook gegrond. Overigens merkt het college ten overvloede op dat op 25 mei 2012 bij klaagster in element 35 een vier- of vijfvlaksvulling is geplaatst. Deze behandeling is niet door verweerder uitgevoerd. Op 2 juli 2012 heeft verweerder in element 35 opnieuw een vier- of vijfvlaksvulling geplaatst. Beide behandeling zijn aan klaagster berekend. Deze gang van zaken acht het college opmerkelijk.
5.4 Wat de overige klachtonderdelen betreft wordt het volgende overwogen. Verweerder heeft tegenover de klacht dat er geen behandelplan is opgesteld voor het gehele gebit van klaagster aangevoerd dat hij klaagster heeft geadviseerd dit te laten opstellen, maar dat zij dit niet heeft gedaan. Daarvan uitgaande kan er verweerder geen verwijt van worden gemaakt dat een dergelijk behandelplan ontbreekt. Verder heeft verweerder onweersproken aangevoerd dat hij – anders dan klaagster stelt – met haar wel degelijk een alternatieve behandeling heeft besproken. Ook hier kan geen klachtwaardig handelen worden geconstateerd. En dan is er nog de brief van F. d.d. 21 november 2012, waarvan klaagster de toonzetting aan de kaak stelt. Anders dan verweerder aanvoert, acht het college hem als (toenmalig) behandelaar van klaagster verantwoordelijk voor de inhoud van de brief, die immers betrekking had op haar behandeling en de kosten daarvan. Het college volgt klaagster er echter niet in dat de brief dreigend van toon is. Met de inhoud van de brief acht het college de grenzen van verantwoorde zorg niet overschreden. Deze overige klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.
5.5 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is en deels ongegrond. Verweerder kan met betrekking tot de klachtonderdelen die betrekking hebben op de kosten van de behandeling een verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. Het college is van oordeel dat aan verweerder hiervoor in de gegeven omstandigheden de maatregel van berisping moet worden opgelegd. Daarbij weegt vooral mee dat klaagster, vanwege haar verstandelijke beperking, een kwetsbaar persoon is. Verweerder heeft er geen blijk van gegeven dat hij hiervoor oog heeft gehad en hiermee rekening heeft gehouden. Hij is bovendien niet bij het vooronderzoek en evenmin ter zitting aanwezig geweest. Aldus heeft hij er geen blijk van gegeven dat hij bereid is zich toetsbaar op te stellen, hetgeen het college zorgen baart.
5.6 Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2.1.
4. Beoordeling van het beroep
4.1. In beroep heeft de tandarts, onder aanvoering van vijf grieven, verzocht de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te vernietigen. De eerste grief heeft hij ter zitting in beroep ingetrokken, nadat hem de verklaring van klaagster van 18 maart 2013 is getoond waarin zij haar bewindvoerder machtigt voor haar de klacht in te dienen zoals die op 13 februari 2012 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam is ingediend. De tandarts verzoekt de klacht op het gegrond verklaarde onderdeel ongegrond te verklaren en subsidiair de maatregel “berisping” ongedaan te maken en om te zetten naar de maatregel “waarschuwing” dan wel een gegrondverklaring zonder oplegging van maatregel, eventueel met verbetering en/of aanvulling van de gronden.
4.2. Klaagster heeft in haar verweerschrift in beroep haar klacht herhaald en het gestelde in de grieven 1 – 3 weersproken.
4.3. De kern van de klacht zoals die aan het Centraal Tuchtcollege voorligt, betreft de hoogte van de rekeningen die de praktijk van de tandarts verstuurde en die de begroting van € 483,00 van 16 mei 2012 ver overstegen. Die klacht impliceert dat de tandarts buiten het behandelplan en de begroting om handelingen heeft verricht waartoe hij niet de toestemming van klaagster of haar bewindvoerder had gekregen zodat geen sprake is van ‘informed consent’, welke eis uit de artikelen 7:448 en 450 van het Burgerlijk Wetboek voorvloeit. In 2012 gold bovendien de wettelijke eis dat bij behandelingen die een bedrag van € 150,00 te boven gingen, een schriftelijke begroting moest worden verstrekt.
4.4. De tandarts heeft klaagster voor het eerst behandeld op 5 juni 2012, de dag nadat hij in dienst was getreden bij F.. Er was toen sprake van een goedgekeurd(e) behandelplan/begroting met betrekking tot de elementen 35 en 36 (dat laatste element zou alleen worden gevuld). Een andere tandars binnen de praktijk had de elementen 35 en 36 van klaagster al gevuld op 25 mei 2012, waarvoor op 2 juni 2012 een factuur is verstuurd voor een bedrag van € 179,00 in totaal. Op 5 juni 2012 heeft de tandarts van ‘de balie’ te horen gekregen dat klaagster kwam voor een zenuwbehandeling en dat daarvoor toestemming was. Dat zij een bewindvoerder had, was hem toen niet bekend, zo heeft hij ter zitting in beroep toegelicht. De afspraken die met een patiënt worden gemaakt, lopen alle via ‘de balie’. Wat er relevant is voor de daadwerkelijke behandeling ‘popt up’ op zijn beeldscherm. Het gaat dan om gegevens als gebruikte medicatie en dergelijke. Het feit dat een patiënt onder bewind gesteld is, hoort daar niet bij. Dat staat wel ergens in het dossier vermeld, maar daarnaar moet men dan op zoek gaan. De tandarts heeft voorts te kennen gegeven dat, nu er sprake was van een behandelplan en een begroting, hij daarvan wel kennis heeft genomen omdat hij daarnaar waarschijnlijk wel op zoek is geweest. Hij heeft klaagster tijdens dat eerste contact aangeraden een uitgebreider behandelplan te laten opstellen omdat er wel meer mis was met haar gebit dan de twee elementen die in het voorliggende plan waren betrokken. Hij heeft haar ook een alternatief voorgesteld – te weten: extractie – waarvan zij niets moest weten. Hij heeft dan ook de geplande zenuwbehandeling uitgevoerd. De daarvoor op 21 juni 2012 verzonden factuur bedroeg € 253,00. Samen met de factuur van 2 juni 2012 (ter hoogte van € 179,00) overstegen de kosten van de behandeling de begroting (ten bedrage van € 483,00) niet.
4.5. Klaagster heeft kennelijk geen gevolg gegeven aan zijn advies om een uitgebreid behandelplan op te laten stellen, aldus de tandarts. Nadien heeft hij haar uitsluitend gezien in verband met (acute) pijnklachten.
4.6. De tweede keer dat de tandarts klaagster zag – op 18 juni 2012 – betroffen de klachten met name element 12. ‘De balie’ gaf wederom aan dat er toestemming was voor de behandeling. De tandarts ging ervan uit dat deze een goedgekeurde begroting omvatte en klaagster heeft toen ook mondeling toestemming gegeven. Die toestemming vraagt hij altijd, aldus de tandarts. De behandeling is op 5 juli 2012 gefactureerd voor € 448,00 in totaal.
4.7. Er zou ook voor de derde behandeling op 2 juli 2012 – waarbij een wortelkanaalbehandeling plaatsvond van element 36, welke behandeling niet in de begroting van 16 mei 2012 was begrepen – toestemming zijn. Ook daarvoor heeft klaagster mondeling toestemming gegeven. Die behandeling heeft volgens een factuur van 4 augustus 2012 € 734,00 gekost.
4.8. Blijkens de patiëntenkaart van klaagster is een begroting verstrekt en goedgekeurd op 17 oktober 2012. De tandarts, die in december 2012 de praktijk heeft verlaten, heeft die begroting niet van F. ontvangen maar gaat ervan uit dat die betrekking had op de behandeling aan element 14 die hij op 23 oktober 2012 heeft uitgevoerd voor een bedrag van € 495,00 (factuur van 8 november 2012). Klaagster vond extractie wederom geen optie. Toen hij met die behandeling bezig was,werd hem verzocht de bewindvoerder telefonisch te woord te staan, aldus de tandarts ter zitting. Daarvoor had hij op dat moment vanzelfsprekend geen tijd.
4.9. De tandarts heeft daaraan nog toegevoegd dat hij niet wist dat klaagster een verstandelijke beperking had en een kwetsbaar persoon was; dat is hem tijdens de behandelingen niet opgevallen. Pas omstreeks de (laatste) behandeling op 23 oktober 2012 is hem dat ter ore gekomen. Voorts betwist hij dat hij niet bereid was en is om zich toetsbaar op te stellen. In eerste aanleg is hij niet bij het vooronderzoek aanwezig geweest omdat hij de overtuiging had daaraan niets te kunnen bijdragen, zoals hij toen ook heeft laten weten. Ten tijde van de mondelinge behandeling was hij op vakantie, zoals hij aan het Regionaal Tuchtcollege te kennen heeft gegeven. Tot slot heeft hij meegedeeld F. al na ongeveer een half jaar, halverwege december 2012, verlaten te hebben, onder meer omdat hij ernstige bezwaren had tegen de wijze waarop de praktijk daar werd gevoerd en met name ook de wijze waarop de ‘informed consent’ vorm was gegeven.
4.10. Het Centraal Tuchtcollege overweegt als volgt. Vooropgesteld wordt dat de tandarts voorafgaand aan een behandeling dient zorg te dragen voor ‘informed consent’, inclusief – in voorkomende gevallen – toestemming van de bewindvoerder. Op dat punt schoot de organisatie van F. klaarblijkelijk te kort. Ten aanzien van de behandelingen van in elk geval 18 juni 2012 en 2 juli 2012 is van informed consent immers niet gebleken. Dat tekortschieten valt de aan de praktijk verbonden individuele tandarts in beginsel tuchtrechtelijk te verwijten. Het blijft immers zijn eigen verantwoordelijkheid om aan het belangrijke vereiste van ‘informed consent’ op passende wijze vorm te (doen) geven.
4.11. In het onderhavige geval heeft de tandarts de praktijk al kort na zijn aanstelling aldaar verlaten, onder meer omdat hij constateerde dat het nogal eens aan de door ‘de balie’ doorgegeven toestemming schortte. Daarnaast zijn er onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat de tandarts ten tijde van de behandelingen wist of kon weten van de bewindvoering. Bovendien is niet weersproken dat klaagster steeds ter plaatse mondeling toestemming gaf tot de behandeling, althans dat de tandarts op die toestemming mocht vertrouwen omdat klaagster steeds de alternatieve extractie met kracht van de hand wees. Al deze omstandigheden in aanmerking genomen, kan de tandarts in het onderhavige geval ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Datzelfde geldt, gelet op de hiervoor door de tandarts geschetste en niet weersproken omstandigheden, voor het feit dat de tandarts de bewindvoerder tijdens het consult van 23 oktober 2012 niet te woord heeft gestaan.
4.12. Dat betekent dat de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege moet worden vernietigd en de klacht alsnog (geheel) moet worden afgewezen.
4.13. Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal publicatie van deze beslissing worden gelast.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de klacht af;
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Medisch Contact, Gezondheidszorg Jurisprudentie en, het Nederlands Tandartsenblad en Dentz met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. A. Smeeïng-van Hees en mr. M.W. Zandbergen, leden-juristen en mr. drs. R. van der Velden en
drs. H.J.van Iterson, leden-beroepsgenoten en mr. B.J. Broekema-Engelen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 9 april 2015.
Voorzitter W.G. Secretaris W.G.