ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1612 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.294

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1612
Datum uitspraak: 15-09-2011
Datum publicatie: 16-12-2011
Zaaknummer(s): C2010.294
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt huisarts op herhaalde telefonische hulpvraag niet die zorg te hebben verleend waarop klager aanspraak mocht maken. RTG wijst de klacht af. CTG oordeelt dat nu klager daarmee had ingestemd eerst mocht worden afgewacht of voorgeschreven en inmiddels ingenomen medicatie ging werken. Toen klager na tien minuten weer belde en de medicatie inmiddels een half uur eerder was ingenomen, mocht van arts verwacht worden dat hij op de heftige pijnklachten in actie kwam. Ongelukkig is, dat arts eerst aangaf dat als hij langskwam, niets te kunnen doen. Geen tuchtrechtelijk verwijt omdat de arts onmiddellijk daarna contact heeft opgenomen met ziekenhuis en opname en vervoer heeft geregeld. Beroep verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.294 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

met rechtskundige bijstand van mr. F. Overkleeft, verbonden aan SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer,

tegen

C., huisarts, wonende te D., werkzaam te E., gemeente F., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg,

met rechtskundige bijstand van mr. M.C. Hoorweg-de Boer, verbonden aan de stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

Appellant - hierna klager - heeft op 11 september 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 29 juni 2010, onder nummer 09/289, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 26 mei 2011, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door mr. F. Overkleeft en de arts, bijgestaan door mr. M.C. Hoorweg-de Boer. Partijen hebben hun standpunten over en weer toegelicht. Mr. F. Overkleeft heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. De feiten.

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager is op 10 juni 2008 in het G.-Ziekenhuis te H. geopereerd aan een anuscarcinoom, waarbij voor het herstel van een hechting in de urinebuis een urinekatheter is geplaatst.

In de vooravond van 30 juli 2008 heeft (de partner van) klager in verband met pijnklachten in de onderbuik met de Huisartsenpost I. (I.) gebeld, waarna een op dat moment dienstdoende arts klager om 20.15 uur thuis heeft bezocht. Deze arts heeft bij klager een urineweginfectie geconstateerd en heeft hiervoor antibiotica voorgeschreven. Daarnaast heeft deze arts in verband met blaaskrampen Buscopan voorgeschreven.

Nadat (de partner van) klager de I. had gebeld omdat de pijnklachten bij klager toenamen heeft verweerder, die van 30 juli 2008 te 23.00 uur tot 31 juli 2008 te

8.00 uur op de I. dienst had, na advies te hebben ingewonnen bij het G.-Ziekenhuis, Tramal voorgeschreven.

In de avond en nacht van 30 juli 2008 heeft er nog meerdere malen telefonisch contact plaatsgevonden tussen (de partner van) klager en de I. omdat de pijn bij klager aanhield.

Na nogmaals contact te hebben opgenomen met het G.-Ziekenhuis heeft verweerder aldaar een opname voor klager geregeld, alwaar is gebleken dat bij klager sprake was van een verstopte katheter.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1. verzuimd heeft adequate zorg te verlenen waardoor klager in de avond en nacht van 30 juli 2008 onnodig en urenlang ondraaglijke pijn heeft moeten lijden;

2. verzuimd heeft de juiste diagnose te stellen en een adequate behandeling te starten;

3. te weinig initiatief heeft genomen om de aard en de ernst van de klachten adequaat te kunnen beoordelen, door bijvoorbeeld een (tweede) huisbezoek af te leggen;

4. de klachten van klager, ondanks het veelvuldig contact en de verstrekte informatie, niet serieus heeft genomen dan wel niet juist heeft ingeschat en de aard en de ernst van de klachten en het hierdoor veroorzaakte leed bij klager en zijn partner heeft miskend;

5. niet tijdig (in plaats van op 4 augustus 2008 pas op 6 augustus 2008) telefonisch heeft gereageerd en in deze gesprekken een kwetsende formele houding heeft betrokken en zodoende een gebrek aan empathisch vermogen heeft geëtaleerd.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

De klachtonderdelen 1 tot en met 4, die het medisch handelen van verweerder betreffen, zullen gezamenlijk worden besproken.

Verweerder heeft bij verweerschrift gemotiveerd weersproken dat hij verwijtbaar heeft gehandeld. Gelet op al hetgeen verweerder in dat verband heeft aangevoerd, en waartegen klager bij repliek geen verweer meer heeft gevoerd, kunnen de verwijten aan het adres van verweerder niet als vaststaand worden aangenomen. Hoezeer het ook te betreuren is dat klager in de avond en nacht van 30 juli 2008 veel pijn heeft gehad, verwijtbaar handelen aan de zijde van verweerder is niet komen vast te staan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder mocht afgaan op de diagnose urineweginfectie zoals eerder op de avond door een andere arts was gesteld. Klager was immers door die arts bij een huisbezoek onderzocht en er waren op dat moment kennelijk geen aanwijzingen voor een verstopte katheter. Toen de pijnklachten bij klager aanhielden heeft verweerder op advies van het G. Ziekenhuis aanvullende pijnmedicatie voorgeschreven. Dit op pijnbestrijding gerichte beleid was begrijpelijk gelet op de informatie die verweerder had gekregen van het G. Ziekenhuis en de arts die klager enkele uren daarvoor had onderzocht. Op het moment dat de pijn langer dan een half uur na inname van de medicatie bleef aanhouden heeft verweerder meteen weer contact gezocht met het G. Ziekenhuis en aldaar een opname geregeld. Hoewel achteraf gezien betreurenswaardig is dat verweerder niet eerder heeft gedacht aan een probleem met de katheter is het college, gelet op de door verweerder geschetste en door klager verder niet weersproken gang van zaken, van oordeel dat verweerder jegens klager de zorg heeft betracht die van hem verwacht mocht worden. De klachtonderdelen 1 tot en met 4 zijn dan ook ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel 5 heeft verweerder aangevoerd dat hij op

4 augustus 2008, de dag dat hij van de manager van de I. had vernomen dat klager zijn onvrede had geuit over het handelen van verweerder, meteen contact heeft proberen op te nemen met klager. Omdat dit zonder resultaat bleef heeft verweerder de volgende dag nogmaals gebeld en met de partner van klager gesproken. Op 6 augustus 2008 heeft verweerder nog met klager zelf contact opgenomen. Volgens verweerder heeft hij in de gesprekken van 5 en 6 augustus 2008 aan (de partner van) klager zijn handelwijze uitgelegd en zijn spijt betuigd over de gang van zaken. Op dit door verweerder in zijn verweerschrift geschetste verloop heeft klager niet meer gereageerd, zodat er niet vanuit kan worden gegaan dat verweerder (de partner van) klager, te laat en onheus heeft bejegend. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de volgende feiten en omstandigheden.

- In verband met een recidief anuscarcinoom is bij klager op 10 juni 2008 in het G.- Ziekenhuis te H. een rectoprostatomie verricht. Klager is op 23 juli 2008 uit het G. ontslagen met een urinekatheter in situ.

- Op 30 juli 2008 heeft klager wegens hevige pijnklachten aan de blaas om 20.38 uur telefonisch contact gezocht met de huisartsenpost te (I.). De dienstdoende arts heeft om 20.50 uur bij klager een visite afgelegd. In het waarneembericht staat over dit contact – voor zover hier van belang - het volgende:

[….]

Subjectief Heeft de catheter nog steeds. Sinds vanmiddag veel aandrang. Veel steken in het onderlijf. Er komt nu wat bloed uit. Moet morgen weer naar de chirurg.

Subjectief HA urine aldoor bloederig nu iets minder vlot eruit. Pijn. Nefrodrain mislukt; spoelen heeft men ook niet gedaan in zkh. CAD eruit misschien vlg week

Objectief Bloederige urine L++ Nitriet ++ prot ++ Pijnl blaasstreek niet vergrote demping. Abd normale peristaltiek. Nierloges gb

Evaluatie Blaaskramp door UWI bij CAD en st na OK Anuscarc

Plan bij aanhoudende kl weer bellen

Recept 1

· SCOPOLAMINEBUTYL 10MG DRAG, 10.0ST, 4 x per dag 1 dragee

· CIPROFLOXACINE 500MG TABOMH, 14.0ST, 2 x per dag 1 tablet

[…]

- De arts had in de nacht van 30 juli 2008 op 31 juli 2008 van 23.00 uur tot 08.00 uur dienst op de I.. Bij de aanvang van de dienst heeft de arts die avonddienst had hem geïnformeerd over de eerder die avond door haar bij klager afgelegde visite, over haar bevindingen en het door haar ingezette behandelbeleid. Zij heeft voorts aangegeven dat bij aanhoudende klachten opname in het G. moest volgen.

- Omstreeks 23.53 uur diezelfde avond heeft de partner van klager, de heer J., gebeld naar de I. en meegedeeld dat de pijn bij klager na korte tijd gezakt te zijn weer in alle hevigheid was teruggekomen. In de transcriptie van het door klager opgenomen gesprek staat – voor zover hier van belang- : “… hij krijgt wat bloed en urine uit z’n penis via de katheter.

- De arts heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met het G.. De daar dienstdoende arts gaf aan dat klager niet kon worden opgenomen en adviseerde om klager Tramal als pijnstilling voor te schrijven, welk advies de arts heeft gevolgd. De arts heeft geregeld dat de medicatie bij klager zou worden bezorgd.

- De arts heeft J. teruggebeld en hem op de hoogte gesteld van hetgeen was besproken met de arts van het G..

- Omstreeks 00.53 uur die nacht belde J. nogmaals naar de I.. Tijdens dit telefoongesprek werden de medicijnen bezorgd. De assistente heeft met J. afgesproken dat de pijnstillende werking van de medicatie zou worden afgewacht.

- Klager heeft de medicatie omstreeks 00.55 uur ingenomen.

- De arts heeft het verslag van het gesprek van 00.53 uur om 01.17 uur onder ogen gekregen en geaccordeerd.

- Omstreeks 01.21 uur nam J. weer telefonisch contact op met de I.. De arts heeft hem uitleg gegeven over de pijnmedicatie en gezegd dat klager zonodig nog een tablet Tramal mocht innemen en daarnaast om de vier uur een tablet Paracetamol of om de zes uur twee tabletten Paracetamol mocht gebruiken. J. heeft in dat gesprek gezegd dat de urine langs de penis van klager naar buiten bleef lopen.

- J. belde om 01.31 uur nogmaals en vroeg om een huisbezoek dan wel opname. Tijdens dit gesprek verbrak J. de verbinding.

- De arts heeft toen contact opgenomen met het G. en een opname in en ambulance vervoer naar het ziekenhuis geregeld. Een poging van de arts om J. terug te bellen mislukte.

- Toen vlak daarna een buurvrouw van klager naar de I. belde, heeft de arts haar geïnformeerd dat een opname in het G. was geregeld en dat een ambulance onderweg was.

- Klager is omstreeks 03.00 uur opgenomen in het G.. Daar bleek dat er sprake was van een verstopte katheter.

4. Beoordeling van het beroep

4.1. De in eerste aanleg tegen de arts ingediende klacht bestaat uit vijf onderdelen. In de door klager bestreden beslissing van het Regionaal Tuchtcollege zijn deze klachtonderdelen onder 3. 1. tot en met 5. weergegeven. Het beroep van klager richt zich tegen het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de klachtonderdelen 1. tot en met 4. ongegrond zijn. Tegen het oordeel dat ook het vijfde klachtonderdeel niet kan slagen, heeft klager in beroep geen grief geuit. Het verwijt dat de arts pas op woensdag

6 augustus 2008 en dus niet tijdig telefonisch heeft gereageerd, daarbij een kwetsende formele houding betrok en zodoende (wederom) een gebrek aan empathisch vermogen etaleerde, is daarom in beroep niet meer aan de orde.

4.2. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3. De essentie van het verwijt dat klager de arts ook in beroep maakt is dat de arts klager op diens herhaalde telefonische hulpvragen niet de zorg heeft gegeven waarop klager aanspraak mocht maken. Bij de beoordeling van de vraag of dat verwijt terecht wordt gemaakt, is uitgangspunt dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de arts bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

4.4. Het Centraal Tuchtcollege overweegt als volgt.

4.4.1. Tijdens de dienst van de arts in de nacht van 30 op 31 juli 2008 belde J. omstreeks 23.50 uur naar de I.. J. refereerde aan een eerder die avond door de dienstdoende avondarts bij klager afgelegde visite en meldde dat de eerder geuite klachten na te zijn afgenomen in alle hevigheid waren teruggekomen. De arts heeft hierop telefonisch contact opgenomen met het G. om een opname van klager te bespreken. De dienstdoende arts gaf echter aan dat opname van klager niet mogelijk was en heeft aan de arts geadviseerd om klager als pijnstilling Tramal te geven, een middel dat klager bij tijdens zijn verblijf in het G. opgetreden pijnklachten aan de katheter ook was toegediend en waarbij klager toen baat had gehad. De arts heeft dit advies gevolgd, heeft gezorgd dat genoemde medicatie bij klager zou worden bezorgd en heeft J. teruggebeld. Hij heeft J. uitgelegd dat opname niet mogelijk was en dat in overleg met het G. voorgeschreven pijnstilling zou worden bezorgd. J. kon zich vinden in dit beleid.

Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege heeft de arts aldus voldoende adequaat op deze telefonische hulpvraag van klager gereageerd. Gelet op de informatie die de arts van de avondarts had gekregen, op de mededeling van J. dat bloed en urine via de katheter liep en het advies van het G. is dit op pijnbestrijding gerichte beleid begrijpelijk en niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.4.2. Ongeveer één uur later, omstreeks 00.53 uur belde J. nogmaals naar de I.. Uit de transcriptie van de bandopname van dat gesprek valt op te maken dat aan de assistente is meegedeeld dat klager nog steeds heftige pijn had en de medicatie nog niet was bezorgd. Tijdens dit gesprek werd de medicatie bezorgd en is afgesproken dat eerst de werking ervan zou worden afgewacht en dat zo nodig weer contact zou worden opgenomen met de I..

De arts heeft het verslag van dit gesprek om 01.17 uur onder ogen gekregen en geaccordeerd.

Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege mocht, temeer nu J. daar ook mee had ingestemd, eerst worden afgewacht of de medicatie zou gaan werken en valt de arts ook ten aanzien van deze hulpvraag geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.4.3 Om 01.21 uur, dus kort nadat de arts het verslag van het gesprek van 00.53 uur had geaccordeerd, belde J. weer naar de I.. Hij gaf aan dat de pijnklachten ondanks de inmiddels ingenomen medicatie in alle hevigheid aanhielden en dat het niet goed ging met klager. Volgens de arts was het nog te vroeg om te kunnen beoordelen of Tramal zou werken en hij heeft J. geadviseerd om klager zo nodig een extra tablet Tramal en aanvullend paracetamol te geven.

Mocht de arts naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege op dat moment in redelijkheid nog afwachten of de toegediende pijnstilling zijn beoogde werking zou hebben, toen J. tien minuten later weer belde mocht van de arts verwacht worden dat hij in actie kwam en het eerder ingezette beleid verliet. Tramal was toen immers meer dan een half uur eerder door klager ingenomen en de daarvan verwachte verlichting van de pijnklachten bleef duidelijk uit. Bovendien had J. in het telefoongesprek van 01.21 uur inmiddels gemeld dat de urine langs de penis van klager en kennelijk niet via de katheter naar buiten liep. Het is bepaald ongelukkig dat de arts eerst nog aan J. heeft gezegd dat als hij langs zou komen hij ook verder niets zou kunnen doen en dat hij pas in actie is gekomen nadat J. het gesprek had verbroken. Een tuchtrechtelijk verwijt hierover is echter niet op zijn plaats omdat de arts onmiddellijk daarna contact heeft opgenomen met het G., voor klager een opname in en vervoer naar het G. heeft geregeld en een en ander vervolgens in een volgend telefoongesprek heeft besproken.

4.5. Conclusie uit het voorgaande is dat het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de arts tuchtrechtelijk geen verwijt treft, zij het op enigszins andere gronden in stand blijft en dat het beroep wordt verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter,

mrs. L.F. Gerretsen-Visser en J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen en

M.A.P.E. Bulder-van Beers en F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten en

mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van

15 september 2011, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voorzitter w.g.

Secretaris w.g.