ECLI:NL:TGDKG:2023:57 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/719863 DW RK 22/268 MK/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2023:57
Datum uitspraak: 28-07-2023
Datum publicatie: 15-08-2023
Zaaknummer(s): C/13/719863 DW RK 22/268 MK/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gedeeltelijke gegrond. Maatregel: waarschuwing. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn communicatie met klagers een onduidelijke situatie laten ontstaan welke ertoe geleid heeft dat klagers met extra kosten werden geconfronteerd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 juli 2023 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/719863 DW RK 22/268 MK/SM ingesteld door:

1. [   ],

2. [   ]

wonende te [   ],

klagers,

tegen:

mr. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 11 juli 2022, hebben klagers een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

17 augustus 2022, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 juni 2023 alwaar klagers en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 28 juli 2023.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • Op 6 januari 2022 is er beslag gelegd op het inkomen van klaagster sub 2 (hierna: klaagster). Hierbij is een modelberekening van 3 januari 2022 toegevoegd van de beslagvrije voet welke € 1.778,- bedraagt.
  • Op 11 januari 2022 is er beslag gelegd op de auto van klagers;
  • Klagers hebben bij e-mails van 12 januari en 16 januari 2022 bezwaar gemaakt tegen de berekening van de beslagvrije voet en een herberekening verzocht.
  • Bij brief van 17 januari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder hierop gereageerd en aan klagers aangegeven dat de gegevens over het inkomen van klagers gehaald worden uit de polisadministratie van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Tevens zijn klagers verzocht (bewijs)stukken aan te leveren waaronder een specificatie van de huur, de inkomsten van klaagster uit [   ] B.V. (hierna: [   ]) en rekeningafschriften van alle bankrekeningen van klagers.
  • Bij exploot van 17 januari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder het beslag op de auto betekend.
  • Bij e-mail van 19 januari 2022 hebben klagers gepleit voor het behoud van de auto omdat deze essentieel is voor het kunnen behouden van het werk van klaagster. Tevens hebben klagers medegedeeld dat zij iemand bereid hebben gevonden om € 1.000,- voor de auto te betalen.
  • Bij brief van 1 februari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder een herhaald verzoek gedaan om de (bewijs)stukken en aangegeven het voorstel omtrent de auto aan de opdrachtgever te hebben voorgelegd.
  • Tussen 3 en 21 februari 2022 is tussen klagers en de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd over [   ] en dat zij geen inkomsten hebben ontvangen uit de onderneming. Tevens hebben zij bezwaar gemaakt tegen het inhouden van gelden ondanks hun bezwaar tegen de vastgestelde beslagvrije voet en hebben zij de gerechtsdeurwaarder om de mogelijkheid verzocht stukken digitaal aan te leveren.
  • Op 22 februari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet (tijdelijk) verhoogd naar € 1.835,- in verband met de door klagers aangegeven woonkosten. Tevens is aan klagers medegedeeld dat het voorstel om het beslag op de auto af te kopen, is afgewezen.
  • Op (onder meer) 25 februari 2022 hebben klagers zich wederom beklaagd over de nieuwe vastgestelde beslagvrije voet. Tevens hebben klagers verzocht of klaagster in de gelegenheid gesteld kan worden om voorlopig gebruik te maken van de auto, ondanks dat het beslag erop ligt.
  • Op 8 en 9 maart 2022 is tussen de gerechtsdeurwaarder en klagers gecorrespondeerd over onder meer inkomsten uit [   ] en over de onderbouwing van de vastgestelde beslagvrije voet. Tevens is door de gerechtsdeurwaarder een nieuwe modelberekening gemaakt waaruit blijkt dat de beslagvrije voet thans € 1.984,- bedraagt.
  • Op 14 maart 2022 wordt de auto van klagers opgehaald door een bergingsbedrijf.
  • Op 15 maart en 17 maart 2022 hebben klagers een klacht ingediend bij de gerechtsdeurwaarder.
  • Tussen 18 maart en 21 april 2022 is tussen klagers en de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd over de auto van klagers, de nieuwe vastgestelde beslagvrije voet en inhoudingen die teruggestort zullen worden.
  • Op 6 mei 2022 heeft klager onder meer de verzekeringsberichten van het UWV aan de gerechtsdeurwaarder gestuurd.
  • Op 19 mei 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet gecorrigeerd en vastgesteld op € 2.499,-.

2. De klacht

Klagers beklagen zich samengevat over het volgende;

1. De gerechtsdeurwaarder beschikte al vanaf januari 2022 over de juiste gegevens van het UWV om de juiste berekening van de beslagvrije voet te maken. Pas op 19 mei 2022 is de beslagvrije voet correct berekend. De gerechtsdeurwaarder dient de beslagvrije voet met terugwerkende kracht te verhogen over februari, maart en april 2022 en het teveel aan ingehouden loonbeslag aan klagers terug te betalen;

2. Klagers hebben op 19 januari 2022 verzocht de auto te mogen behouden en hebben daartoe een aanbod gedaan. Op 1 februari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder gemaild dat het voorstel overlegd zou worden met de opdrachtgever. Pas op 22 februari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder hierop inhoudelijk gereageerd. Klagers hebben hun verzoek om de auto te mogen behouden nogmaals toegelicht op 25 februari 2022. De gerechtsdeurwaarder heeft hier niet meer op gereageerd. Op 14 maart 2022 is de auto weggehaald door een bergingsbedrijf, met veel extra kosten. Klagers verkeerden echter in de veronderstelling dat zij nog in gesprek waren met de gerechtsdeurwaarder over het houden van de auto. De gerechtsdeurwaarder had klagers moeten informeren dat de auto eerst ingeleverd moest worden als dat de regel is;

4. De auto is verkocht voor € 1.500,- exclusief kosten. Klagers hebben de gerechtsdeurwaarder gevraagd om een overzicht van de kosten die direct te maken hadden met de verkoop van de auto. Uit het overzicht dat klagers ontvingen bleken de kosten € 1.627,69 te zijn, terwijl de opbrengst € 1.500,- bedroeg. Hierdoor is de schuld van klagers opgelopen. De gerechtsdeurwaarder had achteraf beter op het voorstel van klagers in kunnen gaan, dan was de schuld met € 1.000,- afgenomen. De gerechtsdeurwaarder heeft onjuist gehandeld en slordig gecommuniceerd;

7. Het is belangrijk dat mensen met schulden goed geïnformeerd worden en niet afgescheept worden met onbegrijpelijke formulieren en juridische regels waarvan leken niet op de hoogte zijn. De gerechtsdeurwaarders moeten zorgvuldig handelen tegenover schuldenaren.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen derhalve niet worden gericht tegen een medewerker van een kantoor. In dit geval is de klacht mede gericht tegen mevrouw de Leeuw, die een medewerker is. Nu de gerechtsdeurwaarder de verantwoordelijkheid draagt voor zijn kantoor, wordt de gerechtsdeurwaarder geacht verantwoordelijk te zijn voor de handelwijze van de medewerkers. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 Gdw.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer als volgt. Naar aanleiding van het beslag op het inkomen van klaagster, hebben klagers op 12 januari 2022 bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet. De hoogte van de beslagvrije voet is mede tot stand gekomen met gegevens uit de UWV Polisadministratie. Hieruit volgt, volgens de gerechtsdeurwaarder, dat klagers inkomen uit de onderneming [   ] hebben genoten. Aangezien klagers dit betwisten heeft de gerechtsdeurwaarder klagers in de gelegenheid gesteld het tegendeel te bewijzen. Hoewel klagers steeds onvoldoende aannemelijk hebben kunnen maken geen inkomsten uit die onderneming te hebben genoten, heeft de gerechtsdeurwaarder, na een gemotiveerd bezwaar tegen de opgenomen woonkosten, de beslagvrije voet op 22 februari 2022 verhoogd en vervolgens nogmaals op 8 maart 2022. Toen de gerechtsdeurwaarder op 6 mei 2022 van klagers een volledig UWV overzicht heeft ontvangen, waaruit inderdaad bleek dat zij geen inkomsten hebben genoten uit de onderneming, is de beslagvrije voet aangepast zonder daarbij de door klagers verzochte terugwerkende kracht toe te passen.

4.3 Ten aanzien van het niet toepassen van de terugwerkende kracht beroept de gerechtsdeurwaarder zich terecht op artikel 475i lid 4 juncto 475d lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Uit deze bepalingen volgt dat een beslagene binnen vier weken na de mededeling van de opnieuw vastgestelde beslagvrije voet (i.c. 8 maart 2022) omstandigheden meldt die de beslagvrije voet doen verhogen. Nu de stukken waarop de beslagvrije voet berekend konden worden (net) buiten de vier weken zijn ontvangen (namelijk op 6 mei 2022) is er geen terugwerkende kracht van toepassing en dus terecht niet gehanteerd.

4.4 Het argument van klagers dat de gerechtsdeurwaarder sinds januari 2022 over de UWV stukken zou beschikken waaruit op te maken was dat zij geen inkomsten genoten uit de onderneming [   ] gaat niet op. Ter zitting is het helder geworden dat de gerechtsdeurwaarder stukken had die suggereerden dat klagers inkomsten genoten. Deze stukken zijn andere stukken dan de stukken die klagers op 6 mei 2022 aan de gerechtsdeurwaarder hebben gestuurd. Dit is uitermate vervelend voor klagers nu zij, naar verluidt, steevast van het UWV te horen hebben gekregen dat de gerechtsdeurwaarder over dezelfde informatie zou beschikken. Dit bleek echter niet het geval te zijn. Deze discrepantie is echter niet te wijten aan de gerechtsdeurwaarder. Hij kon immers alleen af gaan op de informatie die aan hem beschikbaar werd gesteld door het UWV en door klagers. Niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit punt.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer als volgt. Klagers hebben bij e-mail van 19 januari 2022 bij de gerechtsdeurwaarders gepleit voor het behoud van de auto, nu deze essentieel zou zijn voor het kunnen behouden van het werk van klaagster. Klagers hebben tevens aan de gerechtsdeurwaarder bericht dat zij iemand bereid hebben gevonden om € 1.000,- voor de auto te betalen. Na dit voorgelegd te hebben aan de opdrachtgever, heeft de gerechtsdeurwaarder in de e-mail van 22 februari 2022 het volgende daarover medegedeeld: ‘tot slot wat betreft de Mini kunnen wij u berichten dat client niet akkoord gaat met uw voorstel’. In hun e-mail van 25 februari 2022 hebben klagers gevraagd of zij de auto voorlopig zouden kunnen blijven gebruiken, wetende dat er nog beslag lag op de auto. Daar is geen antwoord op gekomen. Op 14 maart 2022 is de auto opgehaald door een bergingsbedrijf.

4.6 Ondanks het gegeven dat klagers op 17 januari 2022 kennis hebben genomen van het beslag met de daarin genoemde termijn en voorwaarden én van de afwijzing van het aanbod van de opdrachtgever op 22 februari 2022, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen het vervolgtraject met meer duidelijkheid op te pakken. Daartoe overweegt de kamer als volgt.

4.7 Buiten de geoorloofde – en aan een termijn gebonden – dwang die van het beslag(exploot) uitgaat, heeft de gerechtsdeurwaarder in vertrouwen de termijn van zeven dagen losgelaten om met de opdrachtgever overleg te voeren over het aanbod van klagers. Het beslag was daarmee vanzelfsprekend niet opgeheven, maar bracht wel met zich mee dat de in het beslagexploot genoemde termijnen en voorwaarden daardoor stilzwijgend waren doorgeschoven. Partijen kwamen hierdoor min of meer in een “onderhandelingsfase”. Ruim een maand na het aanbod van klagers (en iets minder dan een maand nadat de termijn van zeven dagen was verlopen), heeft de gerechtsdeurwaarder het aanbod afgewezen. Op de vervolgvraag of de beslagen auto wel gebruikt mocht worden kwam geen antwoord. Klagers verkeerden daarmee in de veronderstelling dat zij met de gerechtsdeurwaarder in overleg waren. Klagers merken in hun brief van 15 maart 2022 dan ook terecht op dat zij verbaasd hebben gereageerd op het ophalen van de auto omdat partijen wat hen betrof “netjes on speaking terms zijn gebleven”.

4.8 Niet in geschil is of de gerechtsdeurwaarder zijn bevoegdheid tot executeren had mogen uitoefenen. De gerechtsdeurwaarder dient zich echter ervan bewust te zijn dat, als hij buiten gestelde termijnen en voorwaarden zoals neergelegd in zijn ambtsstukken treedt, hij daarmee een nieuwe situatie creëert die mogelijk verwachtingen wekt bij de schuldenaar. Het is dan zaak duidelijkheid te verschaffen. In dat licht was het een kleine moeite geweest direct te antwoorden op een duidelijke vraag. Nog beter zou zijn geweest als hij klagers weer schriftelijk op de routing had gezet van de executie, inclusief de gelegenheid om de auto zelf weg te brengen, omdat dat zou schelen in de kosten voor klagers. Een en ander zou recht hebben gedaan aan de situatie waarbij partijen elkaar steeds gewoon te woord hebben gestaan. Dit klachtonderdeel is dan ook terecht voorgesteld.

4.9 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer als volgt. Klaagster staat op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met haar (dan wel hun) hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klaagster, dus ook op de auto. Gebleken is dat de auto geen netto opbrengst heeft opgeleverd, gelet op de kosten die met de berging en verkoop daarvan waren gemoeid. Dat is teleurstellend (voor alle partijen), maar op zichzelf staand onvoldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen vast te stellen. Uit die feiten blijkt onvoldoende dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de executie van de auto. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat op autoscout24.nl gelijksoortige auto’s voor € 3.500,00 en meer werden aangeboden. Niet valt in te zien waarom de gerechtsdeurwaarder dit niet als uitgangspunt had mogen nemen. Niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit punt.

4.10 Ten aanzien van klachtonderdeel d wordt het volgende overwogen. De ambtshandelingen die de gerechtsdeurwaarder verricht dienen te voldoen aan juridische normen, waardoor de exploten die dit oplevert moeilijk leesbaar kunnen zijn voor debiteuren. Dat klager bepaalde exploten/formulieren niet begrijpt is voorstelbaar, maar niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder uitleg daarvan heeft geweigerd. Gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder op de grote hoeveelheid e-mails van klager op professionele wijze heeft gereageerd en diens vragen voor het overgrote deel heeft beantwoord.

4.11 Gelet op het onder 4.8 overwogene verklaart de kamer de klacht gedeeltelijk gegrond en zal aan de gerechtsdeurwaarder een maatregel worden opgelegd, zij het de lichtste maatregel.

5. Maatregel

5.1 Onder de voorwaarden dat een klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard én een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd.

5.2 Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling, omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, zonder daarop een al te groot stempel van laakbaarheid te drukken. Met het opleggen van deze maatregel wordt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelwijze niet opnieuw plaatsvindt. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden.

5.3 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 4 Gdw het door klagers betaalde griffierecht € 50,00 aan hen dient te vergoeden.

5.4 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:      

  • verklaart klachtonderdeel b van de klacht gegrond;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond
  • legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde klachtonderdeel de maatregel van waarschuwing op;
  • veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klagers van hun kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M.C.M. Hamer en mr. O.J. Boeder, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

28 juli 2023, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.