ECLI:NL:TGDKG:2022:79 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/681592 / DW RK 20/127 KM/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2022:79
Datum uitspraak: 19-04-2022
Datum publicatie: 20-04-2022
Zaaknummer(s): C/13/681592 / DW RK 20/127 KM/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De gerechtsdeurwaarder heeft niet inzichtelijk gemaakt waar de kosten uit bestaan. De kamer volgt verder het standpunt van klager dat de pictogrammen in de brief van 27 mei 2019 intimiderend zijn en niet kloppen. Deze klachtonderdelen zijn gegrond. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk. Maatregel van berisping opgelegd en veroordeling in de proceskosten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 april 2022 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 10 maart 2020 met zaaknummer C/13/676736 DW RK 19/656 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/681592 / DW RK 20/127 KM/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

tegen:

1. [  ],

2. [  ],

3. [  ],

4. [  ],

5. [  ],

(toegevoegd) gerechtsdeurwaarders te [  ],

6. alle gerechtsdeurwaarders handelend onder de naam [  ],

beklaagden,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 13 december 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op

6 februari 2020, heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 10 maart 2020 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van diezelfde datum aan klager toegezonden. Bij e-mail, ingekomen op

24 maart 2020, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 maart 2022 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 19 april 2022.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarders zijn belast met een vordering van [  ] op klager.

-           Op 25 april 2019 en 27 mei 2019 zijn aanmaningen verzonden naar klager.

-           Op 6 december 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder sub 5 een huisbezoek gebracht aan klager.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

a. Op 27 mei 2019 heeft klager een brief ontvangen waarin geen specificatie van of reden voor de vordering is vermeld. In deze brief staat alleen maar tekst voor betaling, dreiging en hoge kosten. Zelfs het beeld van een rechter is op de brief afgedrukt waarmee beklaagden stellen dat dat de rechter beklaagden altijd gelijk zal geven. Klager is geen klant van [  ]. 

b. [  ] vordert op onrechtmatige wijze geld. [  ] heeft vijfentwintig kantoren. Het is evident dat zij minder rechtshandelingen doen en meer op geldjacht is. [  ] is berucht omdat zij onrechtmatig geld vordert door misbruik van bevoegdheid.

c. Op 6 december 2019 trof klager een brief in zijn brievenbus waarin stond dat een van de beklaagden bij hem thuis is geweest. Klager is verbaasd over de brutaliteit dat hij thuis wordt bezocht zonder dat vonnis is gewezen. Beklaagden hebben vredebreuk gepleegd. Dit bezoek is intimiderend en overlast gevend. Het is crimineel en betreft een ambtsovertreding.

d. Ingevolge het bepaalde in artikel 8 van de verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders is het verboden om een reeds betaald vonnis of zonder vonnis geld te innen en met maatregelen te dreigen die niet waargemaakt kunnen worden. De gerechtsdeurwaarders hebben misbruik gemaakt van hun bevoegdheid.

e. Op de brief van [  ] staat geen naam vermeld van de behandelend gerechtsdeurwaarder. Er staat wel een handtekening, maar er is geen naam van de  vermeld. De klacht wordt daarom geacht ingediend te zijn tegen alle gerechtsdeurwaarders van [  ], nu de klacht niet aan een specifieke gerechtsdeurwaarder kan worden toegerekend.

f. Beklaagden hebben meerdere malen in strijd met het tuchtrecht gehandeld. Aan hen dient een maatregel opgelegd te worden. Beklaagden dienen integraal uit hun ambt gezet te worden. 

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor noch medewerkers van een gerechtsdeurwaarderskantoor kunnen als beklaagden worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014: 3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. Uit de stukken moet worden afgeleid dat gerechtsdeurwaarder sub 5 verantwoordelijk is te achten van de handelingen waarover wordt geklaagd. Dit betekent dat de klacht gericht tegen alle andere (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders sub 1, 2 3, 4 en 6 kennelijk ongegrond verklaard wordt.

4.2 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel a. het volgende. Verweerder heeft op 25 april 2019 een brief aan klager verzonden in verband met een vordering van [  ] die klager verschuldigd zou zijn. Bij deze vordering was tevens een specificatie gevoegd. Vervolgens is op 27 mei 2019 weer een brief naar klager verzonden. Bij deze brief was geen specificatie gevoegd. Kennelijk heeft klager de eerste brief niet ontvangen. In de brief van 27 mei 2019 staat informatie hoe klager kan inloggen en zo meer informatie over de vordering had kunnen krijgen. Klager stelt dat hij geen klant is van [  ]. Indien dat het geval is had het op de weg van klager gelegen contact op te nemen met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder om dat mee te delen. Klager heeft gesteld dat de brief alleen tekst voor betaling, dreiging en hoge kosten vermeldt. Naar het oordeel van de voorzitter is er geen sprake van dreiging. Het betreft een schematische weergave van de gevolgen van het niet betalen van een vordering. Dat de rechter beklaagden gelijk zal geven blijkt evenmin uit de brief. 

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de voorzitter dat klager een algemene stelling poneert maar deze op geen enkele wijze onderbouwt. Reeds om deze reden kan dit klachtonderdeel niet worden beoordeeld.

4.4 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel c. als volgt. Het staat de gerechtsdeurwaarder vrij een huisbezoek af te leggen in het minnelijk traject. De gerechtsdeurwaarder heeft geen lokaalvredebreuk gepleegd, aangezien zij heeft aangebeld en weer is weggegaan met achterlating van een brief toen er niet werd opengedaan. Er is geen sprake van een ambtsovertreding of van een crimineel feit. Dat klager dit als overlast gevend en intimiderend ervaart, is zijn persoonlijke beleving, maar leidt niet tot de conclusie dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.

4.5 De voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel d. overweegt dat niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder heeft gedreigd met maatregelen die niet waar gemaakt kunnen worden. Evenmin is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder heeft gehandeld buiten haar bevoegdheid.

4.6 De voorzitter overweegt ten aanzien van klachtonderdeel e. dat het verzenden van een incassobrief geen ambtshandeling betreft zodat het niet tuchtrechtelijk laakbaar is dat de brief niet is ondertekend door een gerechtsdeurwaarder. De conclusie van klager dat omdat de brief niet is ondertekend door een gerechtsdeurwaarder alle gerechtsdeurwaarders van het kantoor van Syncasso beklaagden zijn, snijdt dan ook geen hout.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager het volgende - kort weergegeven - aangevoerd.

6.1 De kamer heeft klager ten onrechte verboden om op het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarders te reageren.

6.2 Klager is verbaasd over het feit dat er binnen dertig dagen nadat het verweerschrift is binnengekomen een beslissing van de voorzitter is gekomen, terwijl de kamer er nomaliter zeven tot acht maanden of zelfs jaren over doet om een beslissing te nemen. Klager vraagt zich af of de kamer efficiënt is geworden of dat er zomaar een onlogische beslissing is genomen zonder de zaak te bestuderen.

6.3 Klager merkt op dat er drie klachten zijn ingediend, door verschillende partijen en met verschillende gronden en dat deze klachten keihard zijn afgewezen. Klager is bezorgd over eventuele mankementen bij de kamer. Klager stelt dat de hoorzittingen in de verzetprocedure niet mogen worden samengevoegd, nu de klachten zijn van verschillende klagers en hun privacy dienen te worden gerespecteerd en zij afzonderlijk kosten hebben gemaakt en griffierecht hebben betaald.

6.4 De voorzitter heeft ten onrechte besloten om alleen gerechtsdeurwaarder sub 5 kan worden aangeklaagd. De klacht richt zich tegen alle gerechtsdeurwaarders die bij het kantoor van [  ] werkzaam zijn. De verwijzing van de voorzitter naar het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 12 augustus 2014 is niet juist.

6.5 De voorzitter heeft in de bestreden beslissing onder 4.2 overwogen dat het op de weg van klager had gelegen om contact met de gerechtsdeurwaarders op te nemen, indien hij het niet eens was met de inhoud van de brief van 27 mei 2019. Klager is echter van mening dat het aan de gerechtsdeurwaarders is om alle vorderingen behoorlijk en duidelijk, zonder vraag te specificeren en dat hij er niet van gediend is om een gerechtsdeurwaarder te achtervolgen voor een specificatie. Bovendien zijn de afbeeldingen op de brief van 27 mei 2019 intimiderend zijn en dusdanig dat mensen bang worden dat als er niet betaald wordt dit gevolgen heeft, terwijl het gevorderde bedrag in dit geval niet verschuldigd is en de gerechtsdeurwaarder geen vonnis in handen heeft.

6.6 De voorzitter heeft onder 4.3 van de bestreden beslissing ten onrechte geoordeeld dat klager klachtonderdeel b. niet heeft onderbouwd. Klager heeft onder punt 6 van het klaagschrift behoorlijk onderbouwd dat een gerechtsdeurwaarder zonder vonnis geen bezoek mag brengen nu hij geen titel heeft om het uit te voeren.

6.7 De voorzitter heeft onder 4.4 van de bestreden beslissing zonder wetsindicatie geoordeeld dat het een gerechtsdeurwaarder vrij staat om een huisbezoek af te leggen. Een gerechtsdeurwaarder mag niet zomaar en zonder afspraak iemand bezoeken omdat hij meent dat hij wat te vorderen heeft. Dit mag hij ook niet doen gedurende de minnelijke fase, aldus klager.

6.8 De gerechtsdeurwaarders hebben onbevoegde medewerkers laten dreigen met beslaglegging, terwijl alleen de gerechtsdeurwaarders hiertoe bevoegd zijn. Nu in de brieven het briefhoofd van beklaagden is gebruikt, dienen zij de verantwoordelijkheid te dragen.

6.9 Klager is verbaasd over het oordeel van de voorzitter onder 4.5 van de bestreden beslissing. De gerechtsdeurwaarders hebben op 27 mei 2019 en 6 december 2019 iets aangekondigd wat zij niet konden waarmaken, hetgeen in strijd is met de gedragsregels. De gerechtsdeurwaarders dreigen immers met een dagvaarding, hoge kosten en beslaglegging, zonder dat er een titel is.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Ten aanzien van de verzetsgronden 6.1 tot en met 6.3 wordt overwogen dat de

handelwijze van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet, niet ter beoordeling staat in de tuchtprocedure. Klager is ten aanzien van deze aangevoerde verzetsgronden niet-ontvankelijk.

7.2 Ten aanzien van verzetsgrond 6.4 overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Klager heeft zijn stelling dat alle gerechtsdeurwaarders van [  ] een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt in verzet niet nader onderbouwd.

7.3 Ten aanzien van verzetsgrond 6.5 overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij inzichtelijk maakt waar de kosten uit bestaan. In de brieven van 25 april 2019 en 27 mei 2019 is de vordering echter niet gespecificeerd en is niet op te maken wat de incassokosten en rente zijn. De kamer volgt verder het standpunt van klager dat de pictogrammen in de brief van

27 mei 2019 intimiderend zijn en niet kloppen. Het is onjuist dat als een debiteur niet betaalt en de vordering aan de rechter wordt voorgelegd, dit automatisch betekent dat hoge kosten voor de debiteur volgen. De vordering zal eerst door de rechter moeten worden toegewezen. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders heeft dit ter zitting ook erkend. Dit klachtonderdeel is dan ook terecht voorgesteld. De kamer gaat er vanuit dat indien de betreffende pictogrammen nu nog steeds gebruikt worden, deze zullen worden aangepast.

7.4 Ten aanzien van verzetsgronden 6.6, 6.7 en 6.8 overweegt de kamer dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klager ter zitting aangevoerde maakt dit niet anders.

7.5 Ten aanzien van verzetsgrond 6.9 overweegt de kamer dat in de brief van de gerechtsdeurwaarders van 6 december 2019 de indruk wordt gewekt dat indien klager niet op tijd betaalt, het vervolgtraject hoge kosten voor klager met zich brengt. De gerechtsdeurwaarders hebben hiermee oneigenlijke druk uitgeoefend op klager door een onjuiste situatie te presenteren van wat niet op voorhand vaststaat. De kamer ziet hierin een directe schending van het bepaalde in artikel 8 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders en acht ook dit klachtonderdeel gegrond.

7.6 Op grond van het voorgaande dient het verzet en de klacht gedeeltelijk gegrond te worden verklaard. De beslissing van de voorzitter kan niet in stand blijven en dient te worden vernietigd. Nu in de beslissing van de voorzitter onder punt 4.1 is overwogen dat gerechtsdeurwaarder sub 5 verantwoordelijk is te achten voor de handelingen waarover wordt geklaagd, zal de kamer voor de gegronde klachtonderdelen aan gerechtsdeurwaarder sub 5 de maatregel van berisping opleggen.

7.7 De kamer zal gerechtsdeurwaarder sub 5 op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet jo de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op het forfaitaire bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

7.8 Nu de kamer de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat

gerechtsdeurwaarder sub 5 op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet het door klager betaalde griffierecht ad € 50,- aan hem dient te vergoeden.

7.9 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet niet-ontvankelijk ten aanzien van verzetsgronden 6.1, 6.2 en 6.3;
  • verklaart onderdelen 6.5 en 6.9 van het verzet gegrond;
  • verklaart onderdelen 6.4, 6.6, 6.7 en 6.8 van het verzet ongegrond;
  • vernietigt de beslissing van de voorzitter voor wat betreft onderdelen 4.2 en 4.5;
  • verklaart klachtonderdelen a en d van de oorspronkelijke klacht gegrond;
  • legt gerechtsdeurwaarder sub 5 voor het gegronde deel van de klacht de

maatregel van berisping op;

  • veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 5 in de proceskosten van klager, te

begroten op € 50,-;

  • veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 5 in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,- met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;
  • veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 5 tot betaling aan klager van zijn kosten in eerste aanleg, bestaande uit € 50,- aan griffierecht, nadat de uitspraak

onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. A.K. Mireku, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. L. van Berkum en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2022, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen het deel waarbij het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond is verklaard, staat geen rechtsmiddel open.

Tegen het deel waarbij de beslissing van de voorzitter is vernietigd en alsnog op de klacht is beslist, kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.