ECLI:NL:TGDKG:2021:8 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/674110/ DW RK 19/575 LB/SM

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:8
Datum uitspraak: 26-01-2021
Datum publicatie: 27-01-2021
Zaaknummer(s): C/13/674110/ DW RK 19/575 LB/SM
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: berisping met kostenveroordeling. De kamer stelt vast dat de gerechtsdeurwaarder in het dossier van klagers diverse en ook herhaaldelijke onzorgvuldigheden zijn opgetreden. Daarbij heeft de gerechtsdeurwaarder niet de zorgvuldigheid in acht genomen die verwacht mag worden bij het treffen van een ingrijpend middel als derdenbeslag.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 januari 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/674110/ DW RK 19/575 LB/SM ingesteld door:

1. [   ],

2. [   ] ,

beiden wonende te [   ],

klagers,

tegen:

mr. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 24 oktober 2019 hebben klagers een (nieuwe) klacht ingediend tegen (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail van 27 november 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Het verweerschrift is op 29 november 2019 aan klagers toegezonden. Omdat bij bestudering van het dossier de klacht niet werd aangetroffen heeft de secretaris van de kamer de klacht opgevraagd bij klagers. Omdat deze klacht nieuwe elementen bevatte is de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 30 maart 2020 in de gelegenheid gesteld een nadere reactie te geven. Bij e-mail ingekomen op 23 april 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder een nader verweerschrift ingediend. Dat verweerschrift is bij brief van 7 mei 2020 aan klagers toegezonden. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 december 2020, alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen en klagers, met bericht, niet zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 januari 2021.

1. De feiten

a)      Bij brief van 26 juni 2019 hebben klagers een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Deze klacht is bij de kamer geregistreerd onder zaaknummer C/13/668599 / DW RK 19/336. Bij email van 26 juli 2019 hebben klagers deze klacht ingetrokken nadat een (financiële) regeling met de gerechtsdeurwaarder was getroffen.

b)      Bij brief van 30 juli 2019 hebben klagers een nieuwe klacht tegen de gerechtsdeurwaarder ingediend. Deze zaak is bij de kamer geregistreerd onder zaaknummer C/13/ 670253 / DW RK 19/406. Bij beslissing van de kamer van 24 september 2019 zijn klagers in deze klacht niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet door hen was voldaan.

c)      Bij exploot van 9 oktober 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager sub 1 beslag gelegd onder de gemeente [   ] op de uitkering van klager sub 1. Het van dit beslag opgemaakte proces-verbaal is bij exploot van dezelfde datum aan klager sub 1 betekend.

2. De klacht

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat hij niet is gestopt met zijn wangedrag door wederom klakkeloos leugens neer te zetten in zijn exploot van 9 oktober 2019, om zo beslag te kunnen leggen op hun uitkering bij de gemeente [   ]. In het exploot schrijft de gerechtsdeurwaarder letterlijk dat hij op grond van een op 9 juni 2019 gegeven beschikking executoriaal beslag heeft gelegd. Dit klopt niet. Volgens klagers is de gerechtsdeurwaarder bezig met wraak en niet met het uitoefenen van zijn werk als gerechtsdeurwaarder. Er bestaat wel een beschikking die is gegeven op 9 juni 2015 waarbij kinderalimentatie is vastgesteld. Er is ook beschikking van 17 juli 2019 waarbij de kinderalimentatie op nihil is gesteld. De kinderalimentatie is volgens klagers tot 17 juli 2019 geheel voldaan. Klagers hopen dat de nieuwe klacht wordt behandeld en dat daarbij de reeds eerder ingediende klachten ook in de behandeling worden meegenomen.

3. De reactie van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is gericht tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Op grond van de wet kunnen alleen klachten tegen individuele gerechtsdeurwaarders worden ingediend. Een kantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Uit vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2013:2450) volgt dat bij dergelijke klachten de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. Nu blijkens het register van gerechtsdeurwaarders op www.kbvg.nl aan dit kantoor alleen de in aanhef van deze beslissing vermelde gerechtsdeurwaarder verbonden is, wordt hij als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) oplevert.

4.2 Anders dan klagers hopen, kunnen de eerder door hen ingediende klachten niet in deze behandeling worden meegenomen. De klacht met zaaknummer C/13/668599 / DW RK 19/336 niet, omdat klagers in die zaak een regeling met de gerechtsdeurwaarder zijn overeengekomen waarna de klacht is ingetrokken. Hierdoor kan de klacht niet opnieuw aan de kamer worden voorgelegd. De klacht met zaaknummer C/13/ 670253 / DW RK 19/406 niet, omdat daarin door klagers wordt geklaagd over volgens klagers ontoelaatbare uitlatingen van de gerechtsdeurwaarder tegen hun advocaat. Dat is een zaak tussen de gerechtsdeurwaarder en die advocaat waar klagers buiten staan. Bovendien zijn klagers in die klacht bij onherroepelijke beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

4.3 Ten aanzien van de nieuwe klacht overweegt de kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder erkent dat hij abusievelijk op 9 oktober 2019 opnieuw derdenbeslag heeft gelegd ten laste van klager sub 1. De gerechtsdeurwaarder voert aan dat deze fout waarschijnlijk is gemaakt doordat de zaak nog open stond in het systeem (vanwege de bij hem in behandeling zijnde klacht(en)) en dat deze “automatisch uit de agenda” naar voren kwam. Toen duidelijk was dat dit een fout was, is het beslag per direct opgeheven en is excuus aangeboden.

4.4 Dat de gerechtsdeurwaarder het ten onrechte gelegde beslag heeft opgeheven en zijn excuses heeft aangeboden is goed, maar niet meer dan logisch. De erkenning van schuld en het excuus laat onverlet dat de klacht gegrond is, om de volgende redenen.

4.5 Zeker nu het kantoor van de gerechtsdeurwaarder  relatief klein is, is voor de kamer moeilijk te bevatten dat nergens een belletje is gaan rinkelen (kort) nadat de gerechtsdeurwaarder de “automatische” melding uit zijn agenda kreeg in het dossier van klager sub 1. Er is immers in een eerder stadium intensief correspondentie uitgewisseld tussen de voormalige gemachtigde van klagers en de gerechtsdeurwaarder. Correspondentie die – naar de kamer opmaakt uit het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder – een negatieve indruk heeft achtergelaten over de aanpak van de gemachtigde. Bovendien heeft dat eerste treffen tussen de gerechtsdeurwaarder en (de gemachtigde van) klagers geleid tot de betaling van “vermeende schade” en intrekking van een klacht bij deze kamer. Daarnaast betreft de zaak van klagers een alimentatiezaak, waarvan in de beroepsgroep de mening breed gedeeld wordt dat dit geen eenvoudige zaken zijn, zoals de gerechtsdeurwaarder beaamt.

4.6 Hoewel de gerechtsdeurwaarder zelf de conclusie trekt dat de zaak meer aandacht verdiende, moet de kamer constateren dat het dat niet heeft gekregen. Wat dat betreft staat die constatering niet op zichzelf. In het eerste treffen tussen (de gemachtigde van) klagers en gerechtsdeurwaarder is de gerechtsdeurwaarder gewezen op een foutieve datum aangaande een alimentatieachterstand. De gerechtsdeurwaarder heeft dit afgedaan als een verschrijving, die ook duidelijk moet zijn geweest voor klagers. In diezelfde zaak ontdekte de gerechtsdeurwaarder dat voor het (gevorderde) na-salaris geen bevelschrift was afgegeven. Een en ander heeft ertoe geleid dat de gerechtsdeurwaarder aan klagers een schadevergoeding heeft betaald.

4.7 De kamer moet vaststellen dat in het dossier van klagers sprake is van diverse en ook herhaalde onzorgvuldigheden. In het exploot van 9 oktober 2019 is, voor de tweede keer, ten onrechte gerefereerd aan een beschikking van 9 juni 2019, waar 9 juni 2015 was bedoeld. De gerechtsdeurwaarder heeft het exploot zelf betekend. Naast het feit dat het exploot niet had mogen worden uitgebracht omdat de rechtsgrond ontbrak, was de inhoud ook onjuist. Het algemeen belang vergt dat op de inhoud van een door een gerechtsdeurwaarder uitgebracht exploot blindelings moet kunnen worden vertrouwd (ECLI:NL:GHAMS:2018:992). Daarnaast mag, bij het inzetten van een ingrijpend middel als beslaglegging waardoor een periodieke uitkering wordt getroffen, uiterste zorgvuldigheid worden verwacht van een goed gerechtsdeurwaarder. Daar past het treffen van dergelijke ingrijpende executiemaatregelen louter op basis van een automatische kennisgeving – zonder enige controle – niet bij.

4.8 Anders dan klagers hebben gesteld is het de kamer niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder met zijn handelen uit was op wraak richting klagers.

4.9 Op grond van het voorgaande wordt de na te noemen maatregel aan de gerechtsdeurwaarder opgelegd.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

5.2 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Richtlijn daarnaast veroordelen tot betaling van:

-        € 50,00 (forfaitair) aan kosten van klagers.

-        € 1.500,00 als kosten van behandeling van de klacht door de kamer.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.3 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klagers betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan hen dient te vergoeden.

5.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van een berisping op;

-        veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klagers, te begroten op € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

-        veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van het door klagers betaalde griffierecht, zijnde € 50,00, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

-        veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. W.M. de Vries en mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.