ECLI:NL:TGDKG:2021:39 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/687159 / DW RK 20/367

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:39
Datum uitspraak: 21-07-2021
Datum publicatie: 27-07-2021
Zaaknummer(s): C/13/687159 / DW RK 20/367
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder heeft niet tijdig op e-mailberichten van de gemachtigde van klaagster gereageerd en de gemachtigde van klaagster ook niet medegedeeld dat de e-mails ter beantwoording aan de opdrachtgever waren doorgezonden. Klacht gegrond, maatregen van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 juli 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/687159 / DW RK 20/367 MdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: [ ] (bewindvoerder),

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 16 juli 2020, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 26 augustus 2020, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 juni 2021 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 19 juli 2021.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 31 maart 2010 van de kantonrechter te Rotterdam is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Op 2 mei 2020 is executoriaal derdenbeslag gelegd op het inkomen van klaagster. Bij exploot van 15 mei 2020 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klaagster betekend.

-           Bij e-mails van 25 mei 2020, 10 en 30 juni 2020 heeft de gemachtigde van klaagster verzocht om nadere informatie.

-           Bij e-mail van 8 juli 2020 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht bij het gerechtsdeurwaarderskantoor ingediend.

-           Bij e-mail van 20 augustus 2020 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht van de gemachtigde van klaagster gereageerd.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder niet reageert op verzoeken van de gemachtigde van klaagster om duidelijkheid wat in de periode tussen de datum van het verkregen vonnis en de datum van beslaglegging is gebeurd De gerechtsdeurwaarder heeft evenmin gereageerd op de klacht van de gemachtigde van klaagster van 8 juli 2020.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. 

5.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde en enige aan dat kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klaagster kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet. 

5.3 Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven en e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn verweerschrift, althans in de e-mail van 20 augustus 2020 die bij het verweerschrift is gevoegd, erkend dat hij heeft verzuimd om aan de gemachtigde van klaagster door te geven dat hij de verzoeken van de gemachtigde van klaagster om informatie ter beantwoording had doorgestuurd naar de opdrachtgever. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder pas bij

e-mail van 20 augustus 2020 op de klacht van de gemachtigde van klaagster van

8 juli 2020 gereageerd. Dat is nadat de gerechtsdeurwaarder de klacht van klaagster via de kamer had ontvangen. De kamer overweegt dat, zeker in het onderhavige geval waarbij sprake is van de executie van een (tien jaar) oud vonnis, een actievere houding van de gerechtsdeurwaarder had mogen worden verwacht. Nu tijdige beantwoording van de e-mails van de gemachtigde van klaagster is uitgebleven en de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klaagster ook niet heeft medegedeeld dat de e-mails ter beantwoording aan de opdrachtgever waren doorgezonden, is de klacht terecht voorgesteld.

5.4 De kamer verklaart de klacht gegrond en zal de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opleggen.

6. Kosten

6.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

6.2 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet en de Tijdelijke Richtlijn tevens veroordelen in de proceskosten. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

6.3 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht vergoedt.

6.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-        veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;

-        bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. I.M. Nusselder en

mr. A.W. Veth, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.