ECLI:NL:TGDKG:2021:30 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/683303 / DW RK 20/196

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2021:30
Datum uitspraak: 10-05-2021
Datum publicatie: 12-05-2021
Zaaknummer(s): C/13/683303 / DW RK 20/196
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Er is beslag op de bankrekening van klager gelegd zonder hem op de hoogte te brengen van de reactie van de opdrachtgever op het betalingsvoorstel van klager, terwijl dit wel was toegezegd. Verder acht de kamer het gelet op de formulering in het exploot begrijpelijk dat klager er vanuit ging dat hij met het betalingsvoorstel en tevens het instellen van hoger beroep niet langer aan het bevel tot (onmiddellijke) betaling hoefde te voldoen. Klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 ongegrond. Klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 gegrond. Maatregel van berisping opgelegd en tevens veroordeling in proceskosten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 mei 2021 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/683303 / DW RK 20/196 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

1. [ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

2. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagden,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail, ingekomen op 30 april 2020, heeft klager een klacht ingediend tegen gerechtsdeurwaarder sub 1. Bij verweerschrift, ingekomen op 3 juli 2020, heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 maart 2021 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 10 mei 2021.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 5 december 2019 van de kantonrechter te Den Haag is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij exploot van 3 februari 2020 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het vonnis van 5 december 2019 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.

-           Op 28 april 2020 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder Aegon Bank N.V., h.o.d.n. Knab, ten laste van klager.

-           Bij exploot van 6 mei 2020 is het proces-verbaal van het gelegde bankbeslag aan klager betekend.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat geen reactie is gekomen op het betalingsvoorstel van 4 februari 2020, maar vervolgens wel zonder vooraankondiging beslag op zijn bankrekening is gelegd.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. 

5.2 De klacht was aanvankelijk gericht tegen toegevoegd gerechtsdeurwaarder

[ ]. Op grond van een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) dient deze bij naam genoemde gerechtsdeurwaarder als beklaagde te worden aangemerkt. Nu gerechtsdeurwaarder sub 2 in het verweerschrift heeft aangegeven dat de beklaagde handelswijze onder zijn verantwoordelijkheid valt, wordt ook deze gerechtsdeurwaarder met instemming van klager als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

5.3 Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft in het verweerschrift erkend dat er op 4 februari 2020 telefonisch contact is geweest met klager, waarbij klager een betalingsregeling heeft voorgesteld voor het geval de opdrachtgever de beslissing tot het instellen van hoger beroep niet wenste af te wachten. Hierbij is aangegeven dat klager op de hoogte zou worden gehouden van de reactie van de opdrachtgever op het betalingsvoorstel. Een en ander is ook schriftelijk bevestigd aan klager. Nadat klager hoger beroep had ingediend, heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het dossier op verzoek van de opdrachtgever gesloten en afgerekend. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting erkend dat hij geen contact meer met klager heeft opgenomen. De kamer overweegt dat het in dit geval op de weg van de gerechtsdeurwaarder had gelegen om klager ervan op de hoogte te brengen dat het dossier op verzoek van de opdrachtgever was gesloten. Klager was immers in afwachting van een reactie op het betalingsvoorstel, zoals hem ook door de gerechtsdeurwaarder was toegezegd.

5.4 Op een gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 5 december 2019, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, na heropening van het dossier te executeren. Het had in dit geval echter wel op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om klager alsnog in de gelegenheid te stellen tot betaling over te gaan alvorens beslag op zijn bankrekening te leggen. De kamer overweegt hierbij dat het de executie van een vonnis betreft waarbij de gerechtsdeurwaarder kort daarvoor dat vonnis had betekend en klager na overleg met een medewerker van het kantoor van de deurwaarders een betalingsregeling had voorgesteld. Hieruit kan worden opgemaakt dat klager, hoewel hij het niet eens was met het vonnis, mee wilde werken aan een oplossing waar beide partijen mee zouden kunnen leven. Van belang in dit kader is voorts dat in het betekeningsexploot van 3 februari 2020 het volgende vermeld staat:

“Wat kunt u doen als u niet aan het bevel tot betaling kan/wil voldoen?

U heeft de volgende mogelijkheden:

1. U stelt binnen twee dagen na vandaag een betalingsregeling voor. …

2. U gaat in verzet of hoger beroep tegen het vonnis. …”

Klager heeft de dag na betekening van het vonnis een betalingsregeling voorgesteld, te weten op 4 februari 2020. Klager heeft tevens hoger beroep tegen het vonnis ingesteld. Gelet op de formulering in het exploot acht de kamer het begrijpelijk dat klager er vanuit ging dat hij met het betalingsvoorstel en tevens het instellen van hoger beroep niet langer aan het bevel tot (onmiddellijke) betaling hoefde te voldoen. De klacht is terecht voorgesteld.

5.5 De klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 dient ongegrond te worden verklaard. De enige handeling die deze gerechtsdeurwaarder heeft verricht is de betekening van het vonnis van 5 december 2019. Dat is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5.6 De kamer verklaart de klacht gegrond en zal gerechtsdeurwaarder sub 2 een maatregel opleggen.

6. Kosten

6.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

6.2 De kamer verklaart de klacht gegrond en zal gerechtsdeurwaarder sub 2 een maatregel opleggen. De kamer zal gerechtsdeurwaarder sub 2 op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet en de Tijdelijke Richtlijn tevens veroordelen in de proceskosten. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

6.3 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder sub 2 aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

6.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 ongegrond;

-        verklaart de klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 gegrond;

-        legt gerechtsdeurwaarder sub 2 de maatregel van berisping op;

-        veroordeelt gerechtsdeurwaarder sub 2 in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;

-        bepaalt dat gerechtsdeurwaarder sub 2 aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. M.L.S. Kalff en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 mei 2021, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.