ECLI:NL:TGDKG:2020:7 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/650734 / DW RK 18/365

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:7
Datum uitspraak: 21-01-2020
Datum publicatie: 27-01-2020
Zaaknummer(s): C/13/650734 / DW RK 18/365
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Het had op de weg van de gerechtsdeurwaarder - als eerste beslaglegger - gelegen om contact op te nemen met de andere beslagleggende gerechtsdeurwaarders, nadat hij ervan op de hoogte raakte dat klager een minnelijke schuldenregeling met de opdrachtgever was overeengekomen. Klacht gegrond, maatregel van berisping en kostenveroordeling.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 januari 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/650734 / DW RK 18/365 MdV/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde: [ ],

tegen:

mr. [ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 4 juli 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 14 november 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 december 2019, alwaar de gemachtigde van klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 21 januari 2020.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnissen van 27 februari 2012 en 11 maart 2013 van de kantonrechter te Utrecht is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Op 27 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de Gemeente Utrecht op de uitkering van klager ten behoeve van de executie van het vonnis van 27 februari 2012.

-           Op 11 september 2014 is beslag gelegd onder de Gemeente Utrecht op de uitkering van klager ten behoeve van de executie van het vonnis van

11 maart 2013.

-           Op 26 september 2017 heeft de gemachtigde van klager een stabilisatie-overeenkomst aan het gerechtsdeurwaarderskantoor verzonden.

-           Op 3 oktober 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verzoek van de opdrachtgever ontvangen over het bevriezen van de vordering op klager. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens de gelden die na de datum van de stabilisatieovereenkomst zijn ontvangen, verdeeld over de andere dossiers waarin beslag ten laste van klager was gelegd.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder het gelegde loonbeslag handhaaft, terwijl hij ervan op de hoogte is dat klager een minnelijke schuldenregeling met de opdrachtgever is overeengekomen. Hierover is verschillende keren contact geweest met [ ].

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft toegevoegd gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Het gerechtsdeurwaarderskantoor heeft naast de twee dossiers van klager waarin loonbeslag is gelegd, ook nog drie zogenaamde minnelijke dossiers van klager in behandeling en twee zaken ter verdeling van collega gerechtsdeurwaarders ontvangen. Aan de orde is de vraag of de gerechtsdeurwaarder, nadat hij op de hoogte is gesteld van de stabilisatieovereenkomst, niet direct contact had moeten opnemen met zijn collega gerechtsdeurwaarders om te informeren of zij ook in de schuldenregeling waren meegenomen. De kamer overweegt dat uit de bestuursregel afwikkeling derdenbeslagen van de KBvG kan worden afgeleid dat het de taak van de eerste beslaglegger is om contact op te nemen met de andere beslagleggende gerechtsdeurwaarders, indien hij op de hoogte raakt van omstandigheden die van invloed zijn op een beslagverdeling, zoals een stabilisatieovereenkomst. Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zich ook op het standpunt gesteld dat van de gerechtsdeurwaarder een meer actieve rol had mogen worden verwacht. Hierbij heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder tevens meegedeeld dat het beleid inmiddels is aangescherpt en dat nu van elke medewerker proactief handelen wordt verwacht. De kamer is van oordeel dat, omdat de gerechtsdeurwaarder pas na het indienen van onderhavige klacht contact heeft opgenomen met zijn collega gerechtsdeurwaarders, hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Daaraan doet niet af dat de gemachtigde van klager mogelijk aan [ ] had meegedeeld dat hij zelf contact zou opnemen met de andere gerechtsdeurwaarders; ook dan bleef het de verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder om contact op te nemen met zijn collega’s.
5.3 De kamer verklaart de klacht gegrond en meent dat de maatregel van berisping in dit geval passend is. De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van

artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet in verbinding met de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882) tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op totaal € 350,- aan kosten van klager vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,- en kosten van verleende rechtsbijstand van € 300,- (1 punt voor het indienen van de klacht, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 150,-).Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

5.4 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

5.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-        veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 350,-;

-        veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, te begroten op € 1.500,-, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;

-        bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, mr. C.A. van Dijk en

mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.