ECLI:NL:TGDKG:2020:66 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/671248 / DW RK 19/459 LvB/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:66
Datum uitspraak: 15-12-2020
Datum publicatie: 18-12-2020
Zaaknummer(s): C/13/671248 / DW RK 19/459 LvB/WdJ
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Weliswaar niet gebleken dat niet binnen een redelijke termijn op berichten van klager is gereageerd, maar wel dat de gerechtsdeurwaarder zeer slordig en onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Tevens is te lang gewacht met terugstorten vakantiegeld. Klacht gegrond, maatregel van berisping en veroordeling in proceskosten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 december 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/671248 / DW RK 19/459 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 21 augustus 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 23 augustus 2019. Bij verweerschrift, ingekomen op 22 oktober 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

3 november 2020, alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de

behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

15 december 2020.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een ten laste van klager gewezen vonnis van de kantonrechter te Den Haag van 3 juni 2008.

-           Bij e-mail van 23 mei 2019 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht het door de werkgever van zijn echtgenote afgedragen vakantiegeld in de maand mei weer te verrekenen met de beslagvrije voet.

-           Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd dat het vakantiegeld nog niet door hem was ontvangen.

-           Bij e-mail van 24 juni 2019 heeft klager de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat de uitbetaling van het vakantiegeld op die dag door de werkgever van zijn echtgenote aan de gerechtsdeurwaarder is uitbetaald en heeft hij zijn e-mail van 23 mei 2019 gerappelleerd.

-           Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder klager op 5 juli 2019 verzocht om een loonstrook van de echtgenote van klager, zodat hij meteen tot eventuele terugbetaling kan overgaan.

-           Bij e-mail van 8 juli 2019 heeft klager de gevraagde loonstrook overgelegd en heeft hierbij aangegeven dat indien de gerechtsdeurwaarder gegevens over het voorgaande jaar nodig heeft, hij dit graag zo spoedig als mogelijk verneemt.

-           Bij e-mail van 22 juli 2019 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht op welke termijn hij uitsluitsel ten aanzien van het vakantiegeld kan verwachten. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 23 juli 2019 gereageerd.

-           Bij e-mail van 26 juli 2019 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht om het teveel afgedragen vakantiegeld binnen zeven dagen aan hem over te maken. Dit verzoek heeft klager bij e-mail en aangetekende brief van

6 augustus 2019 herhaald.

-           Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 7 augustus 2019 verzocht om loonstroken van augustus 2018 tot en met juli 2019, met verwijzing naar zijn eerdere e-mail van 25 juli 2019.

-           Klager heeft de gevraagde loonstroken op diezelfde dag aan de gerechtsdeurwaarder verzonden.

-           Bij e-mail van 22 augustus 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat het vakantiegeld zal worden teruggestort en heeft hij excuses aangeboden voor de ongelukkige samenloop van omstandigheden.

-           Op 23 augustus 2019 is het teveel geïnde vakantiegeld terugbetaald.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder het teveel afgedragen vakantiegeld over 2019 niet heeft terugbetaald en niet reageert op herhaalde verzoeken hiertoe.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

5.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klager kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.3 Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde (incasso)zaak  binnen een redelijke termijn beantwoordt. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 24 juni 2019 verzocht om bij het vakantiegeld rekening te houden met de beslagvrije voet. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder op 5 juli 2019 verzocht om een loonstrook van de echtgenote van klager, welke loonstrook klager op 8 juli 2019 aan de gerechtsdeurwaarder heeft verzonden. Op 22 juli 2019, twee weken nadat klager de gevraagde loonstrook had overgelegd, heeft klager naar de stand van zaken gevraagd. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder op 23 juli 2019 per abuis een geautomatiseerde brief aan klager verzonden. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder klager bij

e-mail van 25 juli 2019 verzocht om alle loonstroken van het afgelopen jaar. De gerechtsdeurwaarder heeft hierbij per abuis gebruik gemaakt van een verkeerd

e-mailadres, zodat klager dit bericht nooit heeft ontvangen. Bij e-mail van 26 juli 2019 heeft klager de gerechtsdeurwaarder verzocht het vakantiegeld aan hem terug te storten. Dit verzoek heeft klager bij e-mail en brief van 6 augustus 2019 herhaald. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 7 augustus 2019 gerefereerd naar zijn e-mail van 25 juli 2019, waarop klager alle gevraagde loonstroken op diezelfde dag heeft overgelegd.

5.4 De kamer overweegt dat uit het voorgaande weliswaar niet blijkt  dat de gerechtsdeurwaarder niet binnen een redelijke termijn op berichten van klager heeft gereageerd, maar wel dat de gerechtsdeurwaarder zeer slordig en onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. De gerechtsdeurwaarder had meteen op 5 juli 2019 om alle loonstroken van het afgelopen jaar moeten verzoeken in plaats van een enkele loonstrook. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder klager bij e-mail van 23 juli 2019 verkeerde informatie verstrekt en heeft de gerechtsdeurwaarder op 25 juli 2019 een verkeerd e-mailadres gebruikt. Uiteindelijk is het vakantiegeld pas op

23 augustus 2019 aan klager teruggestort. De kamer verklaart de klacht daarom gegrond en zal de gerechtsdeurwaarder een maatregel opleggen.

6. Kosten

6.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

6.2 De kamer zal de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 43a lid 1 onder a en b van de Gerechtsdeurwaarderswet en de Tijdelijke Richtlijn tevens veroordelen in de proceskosten. Voor klager worden die begroot op een forfaitair bedrag van € 50,-. Voor de procedure worden de kosten begroot op het forfaitaire bedrag van € 1.500,-.

6.3 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

6.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-        veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, begroot op

€ 50,--;

-        veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de kosten van de behandeling van de klacht door de kamer, begroot op € 1.500,--, met aanzegging dat de ex artikel 43 lid 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder het bedrag van de kostenveroordeling moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder zal worden medegedeeld;

-        bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad € 50,- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. L. Voetelink en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.