ECLI:NL:TGDKG:2020:32 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/661454 / DW RK 19/53

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:32
Datum uitspraak: 20-03-2020
Datum publicatie: 28-04-2020
Zaaknummer(s): C/13/661454 / DW RK 19/53
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht gegrond. Maatregel: berisping. In de situatie dat de gerechtsdeurwaarder helderheid probeert te verkrijgen over de vordering bij zijn opdrachtgever, kan het niet zo zijn dat hij klager daar gedurende het proces niet over informeert. Deze manier van opereren wordt echter tuchtrechtelijk laakbaar als de gerechtsdeurwaarder bewust niet reageert op schrijven van klager, die al die tijd in het ongewis wordt gelaten.

 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 maart 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/661454 / DW RK 19/53 Mvd/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 5 februari 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij

verweerschrift, ingekomen op 18 april 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 februari 2020 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 20 maart 2020.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-       bij notariële akte van 29 december 2005 hebben klager en diens partner een hypothecaire geldlening afgesloten bij de naamloze vennootschap [   ].;

-       de besloten vennootschap [   ]. (hierna: [   ]) heeft de gerechtsdeurwaarder in februari 2018 opgedragen een executoriale titel te betekenen en ten uitvoer te leggen;

-       op 28 februari 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder de grosse van de notariële akte aan klager en diens partner betekend;

-       bij e-mail van 4 april 2018 informeert de gerechtsdeurwaarder klager dat hij met hem moet communiceren en dat klager zich niet rechtstreeks tot de naamloze vennootschap [   ] moet richten;

-       bij e-mail van 7 mei 2018 verzoekt de gerechtsdeurwaarder klager om nadere uitleg alsmede stukken waarop hij zijn tegenvordering van 30 april 2018 baseert. Tevens is aangegeven dat de gerechtsdeurwaarder na ontvangst daarvan in overleg zal treden met [   ];

-       op 23 mei 2018 heeft klager een schrijven bij [   ] ingediend;

-       op 17 juli 2018 stuurt de gerechtsdeurwaarder de reactie van [   ] naar klager toe. Uit de inhoudelijke reactie van [   ] blijkt dat de besloten vennootschap [   ] als schuldeiser moet worden beschouwd;

-       bij brief van 9 augustus 2018 reageert klager op de inhoudelijke reactie en maakt hij bij de gerechtsdeurwaarder bezwaar tegen de exploten, de vordering alsmede tegen het op zijn inkomen gelegde beslag;

-       op 31 augustus 2018 en 14 september 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder [   ] om opheldering gevraagd;

-       bij e-mail van 8 oktober 2018 verzoekt klager de gerechtsdeurwaarder om een inhoudelijke reactie op zijn brief van 9 augustus 2018;

-       bij e-mail van 11 januari 2019 verzoekt klager de gerechtsdeurwaarder om een inhoudelijke reactie op zijn e-mail van 8 oktober 2018;

-       bij brief van 26 februari 2019 deelt de gerechtsdeurwaarder aan klager mede, nadat Vesting Finance door middel van onderbouwende stukken opheldering heeft gegeven, dat namens een verkeerde partij de titel is betekend en derhalve namens een verkeerde partij beslag is gelegd op klagers inkomen. De betekenings- en beslagkosten zijn niet doorbelast aan klager. Daarnaast zijn de geïnde gelden uit het beslag geretourneerd aan de eerste beslaglegger.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a)     niet heeft gecontroleerd of de vordering van de [   ] terecht is en derhalve onterecht beslag heeft gelegd;

b)     niet het fatsoen heeft te reageren op de zaak en op verzoeken van klager.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer als volgt. In beginsel dient een gerechtsdeurwaarder zijn ministerie te verlenen en heeft hij als zelfstandig openbaar ambtenaar bij de uitvoering van zijn opdrachten een eigen verantwoordelijkheid, waarbij hij zowel met de belangen van zijn opdrachtgever als met die van de wederpartij rekening dient te houden. In dit geval bestaat die eigen verantwoordelijkheid uit het marginaal toetsen of de aan de gerechtsdeurwaarder verstrekte titel voldoende grond biedt voor het te leggen beslag. De gerechtsdeurwaarder kan de aangereikte gegevens niet feitelijk controleren, maar slechts verifiëren met de grosse van de notariële akte en met hetgeen de opdrachtgeefster hierover heeft te verklaren. Een diepgravend onderzoek wordt van de gerechtsdeurwaarder niet verlangd omdat deze niet op de stoel van de rechter dient te gaan zitten. In dit verband is van belang dat de (rechts)persoon bij wie de executie plaatsvindt, i.c. klager, de rechtmatigheid daarvan in een executiegeschil door de executierechter kan laten toetsen. Daarnaast volgt pas op het aangeven van klager dat zaken niet kloppen een onderzoeksplicht voor de gerechtsdeurwaarder. Hij dient dan zijn opdrachtgever aan de hand van de stelling van de wederpartij te verzoeken om opheldering. Blijkens de overgelegde producties heeft de gerechtsdeurwaarder dit gedaan. Dit heeft onder meer geresulteerd in de inhoudelijke reactie van 17 juli 2018. Uit het voorgaande is geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen gebleken.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven of e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso of executie binnen een redelijke termijn van veertien dagen beantwoordt. In het onderhavige geval heeft klager op 9 augustus 2018, weliswaar niet rechtstreeks aan de gerechtsdeurwaarder, op heldere wijze zijn bedenkingen geuit over de op verzoek van [   ] betekende exploten. Klager had vanaf het begin al zijn twijfels (geuit), maar deze zijn concreet geworden na de inhoudelijke reactie van 17 juli 2018 van [   ], waarin een uiteenzetting van rechtsopvolgingen is opgenomen waaruit zou volgen dat [   ] als schuldeiser moet worden beschouwd en niet (langer) [   ]. Klager heeft vervolgens de gerechtsdeurwaarder op 8 oktober 2018 en 11 januari 2019 geattendeerd op zijn brief van 9 augustus 2018, waarin hij expliciet aandacht vraagt voor de betekende de exploten en/of naar de eisende partij die is opgenomen in die exploten.

4.4 Uit het verweerschrift komt naar voren dat de gerechtsdeurwaarder bewust de keuze heeft gemaakt om niet te reageren op de hiervoor genoemde correspondentie van klager. De gerechtsdeurwaarder stelt dat de vragen van klager met de voorgaande e-mail (van 17 juli 2018) reeds waren beantwoord. Ter zitting is ook duidelijk geworden dat de gerechtsdeurwaarder in de periode na 17 juli 2018 tot (iets voor) 26 februari 2019 een onderzoek heeft ingesteld naar aanleiding van de inhoudelijke reactie van [   ] van 17 jul 2018. De gerechtsdeurwaarder heeft, aan de hand van onder meer de notariële akten willen nagaan hoe het precies zat met de vordering en wie nu schuldeiser was. De gerechtsdeurwaarder heeft [   ] in ieder geval op 31 augustus 2018 en 14 september 2018 om opheldering verzocht.

4.5 De kamer overweegt dat van tijdige noch adequate beantwoording van klagers verzoeken sprake is geweest. Dat de gerechtsdeurwaarder bewust niet gereageerd heeft op alle correspondentie van klager na 17 juli 2018, is laakbaar. Als de gerechtsdeurwaarder als argument opwerpt dat de vragen van klager reeds waren beantwoord, rijst daarbij de vraag of de gerechtsdeurwaarder de inhoud van de correspondentie wel heeft gelezen. De vragen van klager, en dan met name over de betekende exploten, zijn juist ontstaan, althans versterkt, naar aanleiding van de brief van [   ] van 17 juli 2018. Dat de gerechtsdeurwaarder het tot de bodem heeft willen uitzoeken is te prijzen, maar klager had daar tegelijkertijd over moeten worden geïnformeerd. Klager verkeerde vanaf de brief van 17 juli 2018, terecht, in de veronderstelling dat hij genegeerd werd en dat terwijl er beslag lag op zijn inkomsten. De klacht dat de gerechtsdeurwaarder niet (tijdig) heeft gereageerd op de brief van 9 augustus 2018 en op de e-mails van 8 oktober 2018 en 11 januari 2019, in het bijzonder ten aanzien van de vragen over de betekende exploten, is dan ook terecht voorgesteld. Het feit dat de gerechtsdeurwaarder de gemaakte fout in de exploten – nadat op enig moment de stukken van [   ] zijn ontvangen – op 26 februari 2019 aan klager heeft medegedeeld en heeft hersteld laat onverlet dat de redelijke reactietermijn ruimschoots is overschreden.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt de maatregel van berisping aan de gerechtsdeurwaarder opgelegd.

5. Kosten(veroordeling)

5.1 Per 1 januari 2018 is de Gerechtsdeurwaarderswet gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband daarmee heeft de kamer de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders vastgesteld (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882).

5.2 Nu de kamer de gerechtsdeurwaarder tevens een maatregel oplegt, zal de kamer de gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 43a lid 1 Gdw en de Richtlijn daarnaast veroordelen tot betaling van:

-       € 1.500,00 als kosten van behandeling van de klacht door de kamer.

Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een

andere beslissing.

5.3 Omdat de kamer de klacht gegrond verklaart, stelt de kamer vast dat de

gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 37 lid 7 Gdw het door klager betaalde

griffierecht (€ 50,00) aan hem dienen te vergoeden.

5.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klachtonderdeel b. gegrond;

-       verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-       legt aan gerechtsdeurwaarder ten aanzien van het gegronde klachtonderdeel de maatregel van berisping op;

-       veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling aan klager van zijn kosten van de procedure in eerste aanleg, bestaande uit € 50,00 aan griffierecht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden;

-       veroordeelt de gerechtsdeurwaarder tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht door de kamer van € 1.500,00, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de gerechtsdeurwaarder wordt meegedeeld, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. S.N. Schipper en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2020 in tegenwoordigheid van de secretaris.

 

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.