ECLI:NL:TGDKG:2020:19 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/664863 DW RK 19/181

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:19
Datum uitspraak: 25-02-2020
Datum publicatie: 27-02-2020
Zaaknummer(s): C/13/664863 DW RK 19/181
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager heeft vanwege een nieuw automatiseringssysteem van de gerechtsdeurwaarder ten onrechte een herinneringsmail ontvangen ter zake een overeengekomen betalingsregeling en heeft vervolgens een e-mail gekregen dat de betalingsregeling is komen te vervallen, terwijl klager de regeling juist goed was nagekomen. Klacht is gegrond, maatregel van waarschuwing, geen proceskostenveroordeling.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 februari 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/664863 DW RK 19/181 ED/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 12 april 2019, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 2 mei 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 januari 2020 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 25 februari 2020.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis van 26 juli 2018 van de kantonrechter te Amsterdam is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij brief van 3 september 2018 is klager verzocht de openstaande vordering te voldoen.

-           Bij brief van 2 oktober 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder de met klager overeengekomen betalingsregeling bevestigd.

-           Op 8 oktober 2018 is het vonnis van 26 juli 2018 aan klager betekend.

-           Bij brief van 11 oktober 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder een nieuwe bevestigingsbrief aan klager verzonden, nadat hij er door klager op was gewezen dat in de brief van 2 oktober 2018 een verkeerde hoofdsom was opgenomen.

-           Bij e-mail van 28 maart 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klager er aan herinnerd dat hij binnen een aantal dagen weer een betaling van klager verwacht.

-           Bij e-mail van 11 april 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de overeengekomen betalingsregeling is komen te vervallen omdat klager de betalingsregeling niet goed is nagekomen.

-           Bij brief van 15 april 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder (opnieuw) de overeengekomen betalingsregeling aan klager bevestigd.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er - voor zover de kamer begrijpt - samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder de overeengekomen betalingsregeling heeft laten vervallen, terwijl hij deze regeling wel correct is nagekomen.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

5.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de enige aan dat kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. In de aanhef van de beslissing is hiermee al rekening gehouden. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

5.3 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat in de brief van 2 oktober 2018 een onjuist verschuldigd bedrag is opgenomen en dat per abuis het vonnis van 26 juli 2018 op 8 oktober 2018 aan klager is betekend. Klager is door deze fout niet in zijn belangen geschaad, nu de gerechtsdeurwaarder de fout heeft hersteld en de kosten voor het betekenen van het exploot alsmede de kosten aan nasalaris niet bij klager in rekening zijn gebracht.

5.4 De gerechtsdeurwaarder heeft tevens erkend dat klager ten onrechte op

28 maart 2019 een herinneringsmail heeft ontvangen ten aanzien van de overeengekomen betalingsregeling. In het verweerschrift en ter zitting is toegelicht dat het gerechtsdeurwaarderskantoor onlangs was begonnen met het versturen van herinneringen per e-mail en dat het systeem enkele “kinderziektes” bleek te hebben, met als gevolg dat klager de e-mail ten onrechte heeft ontvangen. Vanwege de nieuwe automatisering heeft klager ook ten onrechte het opvolgende geautomatiseerde bericht ontvangen dat de overeengekomen betalingsregeling is komen te vervallen.

5.5 De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder een eigen verantwoordelijkheid draagt voor het automatiseringssysteem dat wordt gebruikt voor de administratie van dossiers. “Kinderziektes” met betrekking tot een nieuw automatiseringssysteem doen niet af aan de zorgvuldigheid die van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht in het kader van een goede uitoefening van zijn ambtelijke verplichtingen. Ondanks dat klager de gerechtsdeurwaarder erop had gewezen dat de herinneringse-mail van 28 maart 2019 ten onrechte aan hem was verzonden, omdat hij de betaling voor de betreffende maand reeds had voldaan, heeft de gerechtsdeurwaarder klager bij e-mail van 11 april 2019 medegedeeld dat de getroffen betalingsregeling is komen te vervallen omdat deze niet wordt nagekomen, terwijl klager zich juist goed aan de betalingsregeling heeft gehouden. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder met de verzending van de genoemde e-mails dusdanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.  

5.6 De kamer zal de klacht daarom gegrond verklaren. Omdat de gerechtsdeurwaarder heeft erkend de fouten te hebben gemaakt, excuses aan klager heeft aangeboden en tevens het automatiseringssysteem heeft aangepast, acht de kamer de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden.

5.7 Wanneer een klacht gegrond wordt verklaard én een maatregel wordt opgelegd, kan, ingevolge het bepaalde in artikel 43a lid 1 Gdw en de Tijdelijke Richtlijn kostenveroordeling kamer voor gerechtsdeurwaarders (Staatscourant 1 februari 2018, nr. 5882), een kostenveroordeling worden opgelegd.

5.8 Op grond van voormelde richtlijn is het uitgangspunt dat een kostenveroordeling wordt opgelegd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om dat niet te doen, dan wel een lagere kostenveroordeling op te leggen. In dit geval ziet de kamer aanleiding om af te zien van een kostenveroordeling, omdat de op te leggen maatregel de lichtste maatregel betreft, die een zakelijke terechtwijzing inhoudt van de onjuistheid van de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder, zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. Met het opleggen van deze maatregel wordt de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld zich te verbeteren, terwijl tevens de verwachting wordt uitgesproken dat een dergelijke handelswijze niet opnieuw plaatsvindt. De kamer acht het onder deze omstandigheden niet billijk dat de gerechtsdeurwaarder de kosten van de behandeling bij de kamer moet vergoeden.

5.9 Op grond van artikel 37 lid 7 Gdw bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

5.10 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op;

-        bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder het door klager betaalde griffierecht ad

€ 50,00 vergoedt.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. I.M. Nusselder en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.