ECLI:NL:TGDKG:2019:6 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/648452 / DW RK 18/277

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:6
Datum uitspraak: 22-01-2019
Datum publicatie: 31-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/648452 / DW RK 18/277
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Een oproep bij exploot voor e-Court kan niet gekwalificeerd worden als een ambtshandeling. Klacht gegrond. Geen maatregel, omdat er door de notitie van de eigen beroepsorganisatie in 2016 mogelijk wel verwarring is ontstaan bij de gerechtsdeurwaarder over de vraag wat er in deze is toegestaan.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 januari 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/648452 / DW RK 18/277 LV /WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

gemachtigde mr. [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde mr. [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 24 mei 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 23 augustus 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij e-mail van 27 november 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder het verweerschrift aangevuld. Klager heeft de klacht bij e-mails van 5 en 7 december 2018 aangevuld. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 december 2018 alwaar klager met zijn gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder met zijn gemachtigde zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 22 januari 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- Klager is bij exploot van 18 september 2017 opgeroepen te verschijnen in een procedure bij Stichting E-Court via www.e-court.nl/juridisch ter nakoming van betalingsverplichtingen wegens verschuldigde achterstallige eigen risico/eigen bijdrage als in het exploot verder omschreven.

- In het exploot is klager onder meer aangezegd dat hij de kosten van dit oproepingsexploot verschuldigd is en salaris gemachtigde. In het exploot staat verder vermeld:

(.....)

De kosten van dit stuk zijn:

Tarief volgens Btag € 80,42

Bevraging DRB (12-09-2017) € 1,52

Bevraging BRP (13-09-2017) € 1,57

---------------

Subtotaal € 83,51

Verhoging conform artikel 10 Btag € 17,54

---------------

Totaal € 101,05

2. De klacht

Op gronden als in de klacht weergegeven verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat deze ten onrechte in strijd met wet – en regelgeving:

a: de oproep als ambtshandeling bij exploot heeft uitgebracht;

b: de Basisregistratie personen en het digitaal beslagregister heeft geraadpleegd;

c: de kosten met verwijzing naar Btag bij de schuldenaar in rekening heeft gebracht;

d: e-Court en de rechtbank Overijssel met onjuiste informatie in het exploot op het verkeerde been heeft gezet;

e: door de wijze van uitbrengen van de oproep onnodig kosten heeft gemaakt;

f: kosten voor salaris gemachtigde bij de schuldenaar in rekening heeft gebracht.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Klager heeft zijn klacht primair gericht tot gerechtsdeurwaarder (en tevens bestuurder van [ ]) [ ], aangezien de klacht betrekking heeft op een standaard werkwijze van [ ] die in opdracht van het bestuur op deze wijze heeft plaatsgevonden, subsidiair tot degene die tuchtrechtelijk eindverantwoordelijk kan worden gehouden voor de wijze waarop de oproep om voor e-court te verschijnen is ingericht en meer subsidiair tot gerechtsdeurwaarder [ ] aan wie de toegevoegd gerechtsdeurwaarder [ ] is toegevoegd die de oproep aan klager heeft betekend. Nu gerechtsdeurwaarder [ ] in het verweerschrift heeft aangevoerd dat hij verantwoordelijk is voor de verweten gedragingen, wordt deze gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt en zal de kamer zich dan ook slechts richten tot deze primair genoemde gerechtsdeurwaarder.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat de kamer eerder in de beslissing van 8 februari 2011 (GDW 740.2010) heeft geoordeeld dat een oproep bij exploot voor e-Court niet gekwalificeerd kan worden als een ambtshandeling. Deze handeling staat in artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet ook niet als ambtshandeling vermeld. De (toenmalige) staatsecretaris heeft eveneens, op het verzoek van de KBvG om een wetsvoorstel tot wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet, aangegeven dat het uitgangspunt is geweest om alleen bij gebleken absolute noodzaak over te gaan tot het opnemen van nieuwe ambtshandelingen in artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Het verzoek van de KBvG om een wetswijziging is afgewezen. Dat de uitspraak van de kamer en het standpunt van de wetgever wordt bestreden in de notitie “Elk exploot is een ambtshandeling, bestuursstandpunt KBvG, vastgesteld op 18 februari 2016”, maakt niet dat de in artikel 2 genoemde ambtshandelingen op grond van het bepaalde in artikel 3:37 lid 2 BW handelingen uit kunnen worden gebreid tot alle door een gerechtsdeurwaarder uit te brengen exploten. De klacht is terecht voorgesteld.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 4 lid 2 van de Gedragscode gerechtsdeurwaarders ter bescherming van persoonsgegevens niet bevoegd was om een adresverificatie uit te voeren, nu geen sprake is van een ambtshandeling. De gerechtsdeurwaarder was op grond van de Verordening digitaal beslagregister voor gerechtsdeurwaarder evenmin gehouden het beslagregister te raadplegen.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdelen c en d betwist de gerechtsdeurwaarder dat er explootkosten bij klager in rekening zijn gebracht. De gerechtsdeurwaarder stelt dat hij de explootkosten in rekening heeft gebracht bij de opdrachtgever. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder klager, alsmede e-Court en de voorzieningenrechter in ieder geval heeft misleid door in het exploot van

18 september 2017 te vermelden dat klager de kosten van het exploot verschuldigd is met daarbij de verwijzing naar het Btag. Met de verwijzing naar het Btag lijkt het alsof de kosten voorvloeien uit de wet, waarvan in dit geval geen sprake is.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat het standpunt van de gerechtsdeurwaarder dat een arbitragezaak via e-Court leidt tot minder kosten dan een procedure bij de gewone rechter, wat daar ook van zij, niet rechtvaardigt dat de gerechtsdeurwaarder de oproep bij exploot voor e-Court heeft gekwalificeerd als een ambtshandeling met de daarbij behorende kosten.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de kamer dat er geen wettelijke grondslag is om in de oproeping kosten voor het salaris van de gemachtigde in rekening te brengen. De klacht is terecht voorgesteld.

4.8 De kamer verklaart de klacht gegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft zich niet aan de wet- en regelgeving gehouden. De kamer heeft hier in 2011 bovendien al eerder over beslist. Tegelijkertijd is er door de notitie van zijn eigen beroepsorganisatie in 2016 mogelijk wel verwarring ontstaan bij de gerechtsdeurwaarder over de vraag wat er in deze is toegestaan. De kamer ziet hierin aanleiding om nu geen maatregel op te leggen. Bij herhaalde schending in de toekomst zal dit mogelijk anders zijn.

4.9 Op grond van artikel 37 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht vergoedt.

4.10 Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt de gerechtsdeurwaarder geen maatregel op;

- bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder aan klager het betaalde griffierecht ad

€ 50,-- vergoedt.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. L. van Berkum en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.