ECLI:NL:TGDKG:2019:194 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/654110 / DW RK 18/493

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:194
Datum uitspraak: 17-12-2019
Datum publicatie: 28-01-2020
Zaaknummer(s): C/13/654110 / DW RK 18/493
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht ongegrond. Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal te laat heeft (over)betekend. Hoewel de wet op dit punt duidelijk is, is de kamer van oordeel dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding in het onderhavige geval niet moet leiden tot een tuchtrechtelijke bestraffing.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 17 december 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/654110 / DW RK 18/493 DB/SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klaagster,

gemachtigde: [   ] (bewindvoerder),

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 13 september 2018, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 19 december 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van

5 november 2019 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

De uitspraak is bepaald op 17 december 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-        bij vonnis van 7 maart 2012 is klaagster veroordeeld tot betaling van geldsom aan de schuldeisers;

-        de grosse van het vonnis is op 12 april 2012 aan klaagster betekend;

-        bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant is klaagster onder bewind gesteld;

-        op 30 mei 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de auto van klaagster. Daarbij heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder bedreigd met een bijl;

-        de gerechtsdeurwaarder heeft het proces-verbaal van de beslaglegging op

11 juni 2018 aan de bewindvoerder overbetekend;

-        bij e-mail van 28 juni 2018 heeft de bewindvoerder een interne klacht ingediend bij de gerechtsdeurwaarder over de te laat uitgevoerde betekening en heeft zij gevraagd of klaagster persoonlijke bezittingen uit de auto kan halen;

-        tussen 2 en 12 juli 2018 hebben de gerechtsdeurwaarder en de bewindvoerder –samengevat– gecorrespondeerd over wanneer en onder welke voorwaarden de bezittingen uit de auto gehaald kunnen worden;

-        op 12 juli 2018 is de auto verkocht waarvan het proces-verbaal op

 2 augustus 2018 aan de bewindvoerder is betekend;

-        bij brief van 30 augustus 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder inhoudelijk op de interne klacht gereageerd. Dezelfde dag heeft de bewindvoerder een reactie gestuurd waarin zij de gerechtsdeurwaarder in overweging geeft € 1.600,00 “af te boeken” op de restant vordering, dit ter voorkoming van een tuchtklacht.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal te laat aan de bewindvoerder heeft (over)betekend.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ingevolge het bepaalde in artikel 443 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een proces-verbaal met een nauwkeurige beschrijving van hetgeen in beslag is genomen binnen drie dagen aan de geëxecuteerde worden betekend en, als er een bewaarder is, ook aan deze. De beslaglegging heeft plaatsgevonden op

30 mei 2018 terwijl de overbetekening aan de bewindvoerder op 11 juni 2018 - dus buiten de wettelijke betekeningstermijn - heeft plaatsgevonden.  

4.3 Hoewel de wet op dit punt duidelijk is, is de kamer van oordeel dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding in het onderhavige geval niet moet leiden tot een tuchtrechtelijke bestraffing. Onbetwist is aangevoerd dat klaagster de gerechtsdeurwaarder tijdens de beslaglegging en daarmee tijdens de uitoefening van zijn ambt met een bijl heeft bedreigd en daarvoor ook strafrechtelijk is vervolgd en veroordeeld. Deze dreigementen hebben de gerechtsdeurwaarder bewogen om de overbetekening aan klaagster aanvankelijk niet uit te voeren. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat de bedreiging een grote impact op hem heeft gehad en dat hij niemand op kantoor bereid heeft gevonden de taak van de overbetekening op zich te nemen. De gerechtsdeurwaarder heeft verder aangevoerd dat hij niet de verantwoordelijke dossierbehandelaar is (geweest) en ook niet bekend was met het feit dat klaagster onder bewind was gesteld. Na bekendwording daarvan heeft de (te late) overbetekening alsnog aan de bewindvoerder plaatsgevonden.

4.4 In samenhang met het voorgaande neemt de kamer in overweging dat niet is gebleken dat klaagster met de te late overbetekening in haar belangen is geschaad. De tamelijk laatdunkende houding van de gemachtigde van klaagster ter zitting speelt daarbij alleszins een rol. In het bijzonder de wijze waarop zij uit naam van haar cliënt het tuchtrecht oneigenlijk heeft willen gebruiken met het oogmerk om daaruit financieel voordeel te behalen, keurt de kamer af. Dat de gemachtigde zich in het belang van haar cliënt in een positie wil manoeuvreren om nader te kunnen onderhandelen is begrijpelijk en volgt mogelijk ook uit haar taak. Maar om een mogelijke veroordeling van de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van een tuchtklacht onderwerp te maken van de vordering tussen de schuldeiser en de individuele cliënt, overschrijdt wat de kamer betreft de grenzen van het toelaatbare.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. Ch. A. van Dijk en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.