ECLI:NL:TGDKG:2018:74 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/621906 / DW RK 17/24

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:74
Datum uitspraak: 02-05-2018
Datum publicatie: 28-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/621906 / DW RK 17/24
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De klacht is dat er door de gerechtsdeurwaarder onvoldoende onderzoek is gedaan, voordat de dagvaarding openbaar werd betekend. De kamer overweegt dat, nu een adres bekend was, onweersproken is gesteld dat degene die daar woonachtig was diverse malen op dat adres is aangeschreven, en mede gelet op het feit dat de degene die is aangeschreven op het moment van dagvaarden 104 jaar oud zou zijn, had door de gerechtsdeurwaarder voorafgaand aan de dagvaarding meer onderzoek moeten plaatsvinden dan het enkel afgaan op de gegevens uit de GBA. De gerechtsdeurwaarder had een poging tot betekening kunnen doen op voornoemd adres en in ieder geval had zij op dat adres nader onderzoek kunnen en moeten doen naar de verblijfplaats van betrokken. De klacht wordt deels gegrond verklaard. Geen maatregel opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 mei 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/621906 / DW RK 17/24 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 9 januari 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 31 maart 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 maart 2018. Verschenen zijn klager vergezeld van zijn echtgenote en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting stukken overgelegd, bestaande uit twee uittreksels, een koopakte en vier brieven. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 2 mei 2018.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     Op [     ] 1986 is de overlijdensakte betreffende mevrouw [     ], geboren op [     ] 1907, bij de burgerlijke stand te [     ] ingeschreven.

b)     Sinds 2010 bestaat er een achterstand in de betalingen van de onderhoudsbijdragen van de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een appartement dat tot haar overlijden in eigendom toebehoorde aan [     ]. De gerechtsdeurwaarder is ingeschakeld om de achterstand te incasseren.

c)     Uit een uittreksel uit het kadaster van 5 oktober 2010 blijkt dat als eigenaar van dat appartement aan de [     ] staat ingeschreven [     ].

d)     Uit een GBA online persoonsvraag van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder van 18 oktober 2010 blijkt dat is gezocht op de naam van [     ], met als resultaat dat geen gegevens zijn gevonden.

e)     Bij brief van 5 januari 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder het Gemeentelijk bevolkingsregister van [     ] inlichtingen verzocht omtrent het huidige adres, volledige voornamen en geboortedatum van [     ]. De Gemeente heeft de gerechtsdeurwaarder op 10 januari 2011 middels een stempel op de brief van 5 januari 2011 geantwoord: “Op de naam niet gevonden. Op het aangegeven adres onbekend”.

f)      Uit een GBA online persoonsvraag van 16 februari 2011 blijkt dat door de gerechtsdeurwaarder met een geboortedatum is gezocht op de naam [     ] met als resultaat dat is gevonden de heer [     ], zoon van [     ], sinds 1 januari 2002 wonende op het adres van voornoemd appartement.

g)     Bij brief van 22 maart 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder de afdeling Beheer van de VvE medegedeeld dat de eigenaar van het pand niet te traceren viel, dat de dagvaarding openbaar betekend diende te worden en daarbij is de beheerder gevraagd of de VvE het dossier openbaar wenste voort te zetten.

h)     [     ] is vervolgens gedagvaard door middel van een openbare betekening van de dagvaarding.

i)      Op 18 oktober 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de heer [     ] medegedeeld dat zijn moeder, mevrouw [     ], niet viel te traceren in de gemeentelijke basisadministratie. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om recente adresgegevens van de moeder en medegedeeld dat indien zijn moeder inmiddels zou zijn overleden, de gerechtsdeurwaarder dat graag zou vernemen.

j)      Bij brief van 8 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de heer [     ] samengevat medegedeeld dat er een vonnis was gewezen ten laste van zijn moeder, er beslag was gelegd op het appartement, de opdrachtgever op het punt stond het betreffende appartement te laten veilen en heeft hij hem verzocht contact met de gerechtsdeurwaarder op te nemen. Nadat op deze brief geen reactie kwam is aan een notaris is opdracht gegeven het appartement op een openbare veiling te brengen.

k)     Bij brief van 5 mei 2014 heeft de advocaat van [     ] de gerechtsdeurwaarder onder meer medegedeeld dat [     ] in 1986 is overleden, waarna de procedure is stopgezet.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder in de kern dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan voordat zijn in 1986 overleden moeder werd gedagvaard. Klagers broer, voor zijn overlijden (eveneens) woonachtig in het betreffende appartement, heeft de gerechtsdeurwaarder meermaals op de hoogte gebracht dat zijn moeder was overleden omdat hij post kreeg van de gerechtsdeurwaarder geadresseerd aan zijn overleden moeder. Een buurvrouw van de broer van klager die net als hij 65 jaar in het appartement heeft gewoond en tot 2010 voorzitter van de VvE was, was ook op de hoogte van het overlijden van de moeder van klager. Daarnaast heeft de VvE eerder klagers broer gedagvaard wegens de achterstallige bijdragen. Hieruit blijkt ook dat de VvE op de hoogte was van het overlijden van zijn moeder. Er van uitgaande dat de gerechtsdeurwaarder niet wist dat zijn moeder was overleden, rijst de vraag waarom de dagvaarding niet is uitgebracht aan het adres waar zij al 60 jaar woonachtig is geweest.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Hij stelt dat uit het kadaster bleek dat mevrouw [     ] eigenaar was van het appartement. In de GBA kwam zij echter niet voor. Dit is de reden dat de dagvaarding openbaar is betekend. Betaling en contact bleef uit en daarom is aan de notaris opdracht gegeven om het appartement op een openbare veiling te brengen. In april 2014 bleek dat [     ] reeds lang geleden was overleden. De procedure is daarom gestopt. Wel heeft de gerechtsdeurwaarder in opdracht van de VvE een aantal malen een aanmaning gestuurd aan klager.

4. Beoordeling van de klacht

4.1. De klacht is gericht tegen [     ] en [     ]. Dat is de naam van een gerechtsdeurwaardersorganisatie. Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij een klacht ingediend tegen een samenwerkingsverband geldt volgens vaste rechtspraak dat de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt. De in aanhef van de beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het dossier van klager onder haar verantwoordelijkheid valt. Daarom wordt deze gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Onderzocht dient te worden of er gehandeld is in strijd met de tuchtrechtelijke norm als neergelegd in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2. Dat klagers broer, woonachtig in het betreffende appartement, voor zijn overlijden de gerechtsdeurwaarder meerdere malen op de hoogte heeft gebracht van het feit dat zijn moeder was overleden kan, zonder nadere onderbouwing die niet is gegeven, niet worden vastgesteld.

4.3 Ten aanzien van hetgeen klager heeft aangevoerd ter ondersteuning van zijn stelling dat de VvE zelf op de hoogte was van het overlijden van zijn moeder geldt het volgende. De gerechtsdeurwaarder heeft met de beheerder van de VvE gecommuniceerd over de vraag of er een openbare dagvaarding diende te worden uitgebracht, niet met (het bestuur van) de VvE zelf. Dat is in zaken een VvE betreffende geen ongebruikelijke gang van zaken. Het was aan de beheerder om dit verder te communiceren met (een lid van het bestuur van) de VvE zelf. Kennelijk was de beheerder niet op de hoogte van het overlijden van de moeder van klager. Dat is niet onbegrijpelijk omdat de discussie over het betalen van de bijdragen aan de VvE, zo blijkt uit het verweer van de gerechtsdeurwaarder, rechtstreeks is gevoerd met wijlen de broer van klager.

4.4 Resteert beantwoording van de vraag of door de gerechtsdeurwaarder, naast het raadplegen van de (toen nog zo geheten) gemeentelijke basisadministratie, voldoende redelijke onderzoeksinspanningen zijn gedaan naar de werkelijke woon- of verblijfplaats vóórdat de overleden moeder van klager op grond van artikel 54 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) Rv openbaar werd gedagvaard. Immers betekening dient op grond van artikel 46 en artikel 47 Rv - kort gezegd - indien mogelijk plaats te vinden in persoon of aan de woonplaats van de beoogde ontvanger. Waarbij voor het begrip woonplaats aansluiting wordt gezocht bij artikel 1:10 BW, dat - samengevat - bepaalt dat de woonplaats van een natuurlijk persoon zich bevindt daar waar diegene werkelijk woont of verblijft. Zo ook volgt de noodzaak van redelijke onderzoeksinspanningen uit artikel 54 lid 1 Rv dat voorschrijft dat betekening bij gebreke aan bekende woonplaats dient te geschieden ter plaatse van het werkelijk verblijf.

4.5 De kamer overweegt dat in het Kadaster, een zogenaamd positief register waarbij derden mogen uitgaan van de gegevens die daarin staan opgenomen, een adres van de moeder van klager bekend was. Klager heeft onweersproken gesteld dat zijn moeder diverse malen is aangeschreven door de gerechtsdeurwaarder op het adres aan de [     ] te [     ]. Voorts kon de gerechtsdeurwaarder uit een door haar opgevraagd uittreksel uit de GBA opmaken dat een zoon van [     ] op dat adres woonachtig was, terwijl bovendien met die zoon was gecorrespondeerd. Mede gelet op het feit dat de moeder op het moment van dagvaarden 104 jaar oud zou zijn en gezien die leeftijd mogelijk al overleden zou kunnen zijn of een – al dan niet tijdelijk – werkelijk verblijf in een verzorgingstehuis zou kunnen hebben, in onderlinge samenhang en verband bezien met het voorgaande, had door de gerechtsdeurwaarder voorafgaand aan de dagvaarding meer onderzoek moeten plaatsvinden, dan het enkel afgaan op de gegevens uit de GBA. De gerechtsdeurwaarder had een poging tot betekening kunnen doen op voornoemd adres en in ieder geval had zij op dat adres nader onderzoek kunnen en moeten doen naar de verblijfplaats van [     ].

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De kamer laat het opleggen van een maatregel achterwege. Daarbij wordt meegewogen dat klager ter zitting heeft medegedeeld dat door de VvE uiteindelijk is besloten geen kosten bij klager in rekening te brengen voor de tegen [     ] gevoerde procedure.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht dat onvoldoende onderzoek is gedaan, gegrond,

-       laat het opleggen van een maatregel achterwege;

-       verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, mr. C.W. Inden en mr. J.N. Reijn , leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 mei 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.