ECLI:NL:TGDKG:2018:215 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 625627

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:215
Datum uitspraak: 05-10-2018
Datum publicatie: 25-02-2019
Zaaknummer(s): 625627
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder had moeten reageren op betalingsvoorstel van klager alvorens beslag te leggen op het salaris van de echtgenote van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft te hoge nakosten berekend. Onheuse bejegening niet aangetoond. Maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 5 oktober 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/625627 / DW RK 17/292 MdV/RH ingesteld door:

,

wonende te ,

klager,

tegen:

,

gerechtsdeurwaarder te ,

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 15 maart 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 14 april 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Op 28 juni 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder stukken in het geding gebracht betreffende de nakosten. Klager heeft hierop op 30 juni 2017 gereageerd. Vervolgens heeft klager op 14 augustus 2017 een reactie op het verweerschrift gegeven. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 augustus 2018 alwaar klager is verschenen. De gerechtsdeurwaarder heeft meegedeeld niet ter zitting aanwezig te zijn. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 5 oktober 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          op 2 november 2016 heeft de kantonrechter klager en zijn echtgenote veroordeeld een vordering van    te voldoen;

-          dit vonnis is aan klager betekend op 9 november 2016;

-          op 10 november 2016 heeft klager een brief gestuurd naar de gerechtsdeurwaarder waarin onder meer is verzocht om een betalingsregeling;

-          op 15 november 2016 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever van de echtgenote van klager;

-          op 16 november 2016 is het beslag opgeheven in verband met betaling van de vordering;

-          op 16 juni 2017 heeft de kantonrechter bij beschikking een bevelschrift gegeven waarbij de nakosten op €    zijn vastgesteld.

2. De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over de volgende punten.

a. Op 9 november 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis laten betekenen. Naar aanleiding daarvan heeft klager op 10 november 2016 aan de gerechtsdeurwaarder laten weten dat het onredelijk is om een betaaltermijn van twee dagen op te leggen. Daarnaast heeft hij verzocht om een redelijke betalingsregeling vast te stellen en om een specificatie van de nakosten. Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder niet gereageerd. Ondanks het verzoek een betalingsregeling te treffen is de gerechtsdeurwaarder meteen overgegaan tot het nemen van executiemaatregelen door beslag te leggen op het inkomen van de echtgenote van klager.

b. Op 22 november 2016 heeft klager opnieuw een brief verstuurd aan de gerechtsdeurwaarder. In deze brief heeft hij gesteld dat voorbij is gegaan aan de brief van 10 november 2016 en dat het nemen van executiemaatregelen pas aan de orde komt nadat gebleken is dat de schuldenaar weigert te betalen. Door het beslag is klager geconfronteerd met extra kosten. De gerechtsdeurwaarder heeft hierop op 23 november 2016 gereageerd door in te gaan op klagers brief van 10 november 2016, maar niet op de brief van 22 november 2016. De gerechtsdeurwaarder stelt in zijn reactie dat niet was gebleken dat klager binnen afzienbare tijd over zou gaan tot betaling. Dit is onzin aangezien op 10 november 2016 is verzocht om een betalingsregeling.

c. De nakosten van € 187,50 zijn te hoog vastgesteld in verhouding tot de werkzaamheden. De kantonrechter heeft op 16 juni 2017 uitspraak gedaan op het verzoek van de gerechtsdeurwaarder de nakosten te bepalen op € 350, doch tenminste op € 187,50. De kantonrechter heeft de nakosten vastgesteld op € 100. Hieruit blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de nakosten niet heeft kunnen specificeren. De gerechtsdeurwaarder heeft klager hierdoor misleid.   

d. De echtgenote van klager is onheus bejegend door (medewerkers van) de gerechtsdeurwaarder. De klacht moet worden beoordeeld naar wat redelijk en billijk is en betamelijk in het maatschappelijk verkeer en niet alleen binnen het tuchtrechtelijk kader.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Gelet op het bepaalde in artikel 34 lid 1 van de gerechtsdeurwaarderswet bestaat er geen ruimte voor de vaststelling van een ander toetsingskader zoals door klager bepleit.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen a en b overweegt de kamer als volgt. Vast is komen te staan dat de gerechtsdeurwaarder niet voorafgaand aan de genomen executiemaatregelen heeft gereageerd op het op 10 november 2016 gedane aanbod van klager een betalingsregeling te treffen. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder dat klager had moeten weten dat    niet in zou stemmen met een betalingsregeling, treft geen doel. De gerechtsdeurwaarder had (expliciet) moeten reageren op het aanbod van klager alvorens executoriaal derdenbeslag te leggen op het salaris van de echtgenote van klager. Nu hij dit niet heeft gedaan is klagers klacht terecht voorgesteld.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer als volgt. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder meerdere malen verzocht de nakosten van € 187,50 te specificeren. Hier heeft de gerechtsdeurwaarder niet op gereageerd. Wel heeft de gerechtsdeurwaarder zich tot de kantonrechter gewend ter bepaling van de hoogte van de nakosten. De kantonrechter heeft op 16 juni 2017 bepaald dat de nakosten op standaard € 100 moeten worden gewaardeerd. Klager heeft terecht gesteld dat de  gerechtsdeurwaarder te hoge nakosten heeft berekend. Dat had de gerechtsdeurwaarder ook op voorhand moeten weten, nu het toepasselijke liquidatietarief niet leidt naar de door hem genoemde bedragen. Dat de gerechtsdeurwaarder achteraf het teveel betaalde heeft terugbetaald aan de echtgenote van klager, leidt er niet toe dat de klacht hierover ongegrond is.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer als volgt. Klager heeft gesteld dat zijn echtgenote onheus is bejegend door (medewerkers van) de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder heeft dit ontkend. Nu klager niet nader heeft onderbouwd waaruit de onheuse wijze van te woord staan precies heeft bestaan, kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld, dient dit onderdeel van de klacht als ongegrond te worden afgewezen.

4.6 Gelet op de gegronde onderdelen van de klacht bestaat aanleiding de gerechtsdeurwaarder de navolgende maatregel op te leggen.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klachtonderdelen a, b en c gegrond;

-      verklaart klachtonderdeel d ongegrond;

-      legt de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, plaatsvervangend-voorzitter, mr. C.W. Inden en M.W. de Ruijter, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.