ECLI:NL:TGDKG:2018:20 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/612525 / DW RK 16/801

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:20
Datum uitspraak: 03-04-2018
Datum publicatie: 06-04-2018
Zaaknummer(s): C/13/612525 / DW RK 16/801
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarders hebben de klachten van klager afdoende in de interne klachtenregeling doorlopen en onderdelen van de klacht als juist erkend. De gerechtsdeurwaarders hebben klager gecompenseerd door het totaalbedrag van de door klager verrichte betalingen tevens in mindering te brengen in het nieuwe dossier. Ook hebben de gerechtsdeurwaarders de kosten van het bankbeslag afgeboekt. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 april 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/612525 / DW RK 16/801 ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klager,

gemachtigde: [  ],

tegen:

1. [  ],

2. [  ],

3. [  ],

gerechtsdeurwaarders te [  ],

beklaagden,

gemachtigde: [  ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mailbericht van 21 juli 2016 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 19 augustus 2016, hebben de gerechtsdeurwaarders gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 januari 2018 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. Klager en zijn gemachtigde zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 3 april 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarders zijn belast met een vordering van [  ] ten laste van klager.

-           Bij brief van 24 december 2014 heeft klager een betalingsvoorstel bij de gerechtsdeurwaarders ingediend.

-           De gerechtsdeurwaarders hebben hier bij brief van 3 februari 2015 op gereageerd.

-           Op 26 februari 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders bankbeslag ten laste van klager gelegd.

-           Bij brief van 25 november 2015 heeft klager een klacht bij de gerechtsdeurwaarders ingediend.

-           De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht van klager bij brief van

10 december 2015 gedeeltelijk gegrond.

-           Bij aanvullende brief van 23 december 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders toegelicht dat de drie betalingen, genoemd in de klacht van klager van

25 november 2015, inderdaad niet aan klager zijn geretourneerd, zoals eerder wel door de gerechtsdeurwaarders was aangegeven. Ter compensatie van de gemaakte fouten is het totaalbedrag van deze drie betalingen van de huidige vordering afgetrokken.

-           Bij brief van 3 februari 2016 heeft klager gesteld dat de uitkomsten van het onderzoek, zoals opgesomd in de brief van de gerechtsdeurwaarders van

10 december 2015, tegenstrijdig, onvolledig en incorrect zijn. Klager stelt in de brief een schadevergoeding in de vorm van compensatie aan de gerechtsdeurwaarders voor.

-           Bij brief van 5 februari 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders de voorstelde compensatie van de hand gewezen en een berekening gemaakt van het bedrag waar klager volgens hen recht op heeft. De gerechtsdeurwaarders geven in de brief aan dat zij het bedrag aan klager overmaken zodra zij de bankgegevens van klager hebben ontvangen. Tevens hebben de gerechtsdeurwaarders aangegeven het dossier per ommegaande te sluiten.

-           Bij brief van 14 april 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders de brief van              5 februari 2016 gerappelleerd. De gerechtsdeurwaarders hebben in de brief aangegeven nog niet de bankgegevens van klager te hebben ontvangen.

-           Bij brief van 18 april 2016 heeft klager het voorstel van de gerechtsdeurwaarders van de hand gewezen en heeft hij aangegeven ervan uit te gaan dat de gerechtsdeurwaarders zonder tegenbericht akkoord gaan met zijn voorstel.

-           De gerechtsdeurwaarders hebben hier bij brief van 28 april 2016 op gereageerd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarders niet tijdig op zijn brieven reageren;

b: de gerechtsdeurwaarders hun administratie niet op orde hebben;

c: door de gedragingen van de gerechtsdeurwaarders schuldeisersverzuim in werking treedt;

d: de gerechtsdeurwaarders op misplaatste toon aandringen op het aanvaarden van een aanbod;

e: de gerechtsdeurwaarders eenzijdig elke vorm van communicatie uitsluiten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Nu niet duidelijk is welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor het handelen dat door klager ter discussie wordt gesteld, worden de in de aanhef van deze beschikking vermelde aan het kantoor waartegen de klacht zich richt verbonden gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt. Het verweerschrift wordt geacht te zijn ingediend namens deze genoemde gerechtsdeurwaarders. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. De gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat zij eerst bij brief van 3 februari 2015 op het voorstel tot een betalingsregeling van klager van 24 december 2014 hebben gereageerd vanwege de feestdagen en jaarwisseling. De kamer overweegt dat de beantwoording van de brief van klager van 24 december 2014, mede gelet op de toelichting van de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders ter zitting, niet dermate lang op zich heeft laten wachten dat sprake is van tuchtrechtelijk onbehoorlijk handelen. De gerechtsdeurwaarders hebben erkend dat zij de brief van klager van

26 mei 2015 te lang onbeantwoord hebben gelaten. Nu de gerechtsdeurwaarders deze fout intern hebben besproken en afspraken hebben gemaakt om dit in de toekomst te voorkomen en zij dit tevens als gegronde klacht in de interne klachtenprocedure hebben meegewogen, ziet de kamer geen aanleiding om dit ook in deze procedure  tot een gegrondverklaring te laten leiden.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b stelt de kamer vast dat klager bij brief van

25 november 2015 een klacht bij de gerechtsdeurwaarders heeft ingediend. De gerechtsdeurwaarders hebben naar aanleiding van deze klacht geconstateerd dat zij bankbeslag hebben gelegd, terwijl klager voldeed aan de voorgestelde eisen. De gerechtsdeurwaarders hebben het bankbeslag hierop teruggedraaid en de kosten ervan uit het dossier verwijderd. Een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een rekenfout maakt, maakt zich in het algemeen daarmee niet zonder meer schuldig aan handelen of nalaten dat  tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken.

4.5 De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarders de klachten van klager bij brief van 10 december 2015 afdoende in de interne klachtenregeling hebben doorlopen en onderdelen van de klacht als juist hebben erkend. De gerechtsdeurwaarders hebben klager gecompenseerd door het totaalbedrag van de door klager verrichte betalingen tevens in mindering te brengen in het nieuwe dossier. Ook hebben de gerechtsdeurwaarders de kosten van het bankbeslag afgeboekt. Dat sprake is van onjuiste berekeningen en ten onrechte in rekening gebrachte kosten is de kamer niet gebleken. Voor zover klager het niet eens is met de hoogte van de vordering, dient hij zich tot de gewone rechter te wenden. De kamer is van oordeel dat klager voldoende is gecompenseerd.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat het laten ontstaan van een eventueel schuldeisersverzuim niet aan de gerechtsdeurwaarders kan worden verweten.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel d en e stelt de kamer vast dat uit de overgelegde producties blijkt dat klager en de gerechtsdeurwaarders meermalen hebben gecorrespondeerd over een compensatie dan wel schadevergoeding en dat het niet is gelukt een overeenstemming te bereiken. De stelling van klager dat de gerechtsdeurwaarders een dwingende toon bij hun voorstellen hebben gebruikt volgt de kamer niet. In de brieven van de gerechtsdeurwaarders is gemotiveerd hoe zij tot het voorstel tot compensatie zijn gekomen en hebben zij duidelijk toegelicht niet bereid te zijn meer te zullen vergoeden. Bij brief van 28 april 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders verwezen naar eerdere correspondentie en aangegeven dat zij niet meer zullen reageren op verdere correspondentie betreffende de vordering berekend tot en met februari 2016. Het feit dat, ondanks meerdere pogingen daartoe door beide partijen, geen overeenstemming kan worden bereikt en de beslissing van de gerechtsdeurwaarders om de discussie hieromtrent te beƫindigen levert geen tuchtrechtelijk relevante gedraging op.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. E. Diepraam en

mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.