ECLI:NL:TGDKG:2017:55 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 839.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:55
Datum uitspraak: 02-05-2017
Datum publicatie: 29-05-2017
Zaaknummer(s): 839.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Maatregel: berisping. De gerechtsdeurwaarder heeft bij klagers kosten in rekening gebracht die niet in rekening gebracht mochten worden.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 mei 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 839.2015 ingesteld door:

1. [   ] ,

2. [   ],

wonende te [   ],

klagers,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 25 september 2015, heeft de gemachtigde van klagers een klacht ingediend tegen  beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij verweerschrift, ingekomen op 5 november 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De gemachtigde van klagers heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 maart 2017, alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van deze behandeling zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 2 mei 2017.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Op 13 april 2012 is een vonnis gewezen ten laste van klager sub 2. Dit vonnis is op 4 juni 2012 aan klager sub 2 betekend met gelijktijdig bevel tot betaling.

-          Op 15 oktober 2013 heeft een collega van de gerechtsdeurwaarder zich begeven naar de woning van klager sub 2 teneinde beslag te leggen op de aldaar aanwezige roerende zaken. Klager sub 2 is niet ter plaatse aangetroffen.

-          Op 28 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder zich begeven naar de werkgever van klager sub 2 om aldaar executoriaal derdenbeslag te leggen.

-          De gerechtsdeurwaarder is na een agressieve benadering door (een medewerker van) de werkgever weggegaan.

-          Bij brief van 28 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde van klager sub 2 onder meer bericht:

“(…) Vandaag zijn wij naar de werkgever van [   ] gegaan en waren daar voornemens loonbeslag te leggen. Echter zover is het (nog) niet gekomen. (,..)

Mochten wij niets van u vernemen binnen de gestelde termijn, dan zullen wij alsnog overgaan tot het leggen van het loonbeslag, zodat de schuld via de werkgever voldaan zal gaan worden.”

-          Klagers zijn op 31 maart 2014 onder bewind gesteld met benoeming van een collega van de gemachtigde tot bewindvoerder.

-          Bij brief van 15 juli 2014 is met de gemachtigde van klager sub 2 een betalingsregeling overeengekomen. In deze brief is het volgende opgenomen:

“(…) Bij gebreke van (tijdige) betaling van één der termijnen komt de regeling zonder nadere ingebrekestelling te vervallen. Alsdan is het verschuldigde ineens opeisbaar en zullen wij ons genoodzaakt zien nadere maatregelen te treffen, hetwelk de kosten aanzienlijk zal verhogen. (…)”

-          In het kader van de inventarisatie van de schulden van klagers heeft de gerechtsdeurwaarder op 16 september 2015 een overzicht van het verschuldigde toegestuurd. Dit overzicht is door de gemachtigde van klagers op 18 september 2015 ontvangen.

2. De klacht

Klagers verwijtende gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat hij:

2.1.      ten onrechte de kosten van een proces-verbaal van vergeefs beslag op roerende zaken bij klagers in rekening brengt;

2.2.      ten onrechte de helft van de kosten van een proces-verbaal onder derden bij klagers in rekening brengt, terwijl geen beslag is gelegd;

2.3.      ten onrechte informatie uit bestanden trekt en de kosten daarvan heeft doorberekend aan klagers.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2. Met betrekking tot klachtonderdeel 2.1. overweegt de Kamer dat op grond van het BTAG pas bij afronding van een daadwerkelijke beslaglegging kosten voor een vergeefs beslag in rekening mogen worden gebracht. De gerechtsdeurwaarder heeft dit in zijn verweerschrift alsook ter zitting erkend. Dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte de helft van de kosten van een proces-verbaal van vergeefs beslag bij klagers in rekening heeft gebracht staat dan ook vast. Dit leidt ertoe dat dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld. De omstandigheden dat de dienstdoende medewerker tijdens een telefoongesprek met de gemachtigde van klagers een onjuiste voorstelling van zaken had en dat gerechtsdeurwaarder deze kosten inmiddels heeft gecrediteerd doen daar niet aan af.

4.3. Met betrekking tot klachtonderdeel 2.2. overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt stelt dat hij het beslag onder de derde heeft gelegd, dat de kosten zijn gehalveerd en dat het beslag administratief is geboekt als vergeefse poging. Klagers stellen zich op het standpunt dat het beslag niet is gelegd, omdat een schuldenregeling is opgestart. Uit de overgelegde producties volgt, anders dan de gerechtsdeurwaarder betoogt, niet dat de gerechtsdeurwaarder daadwerkelijk het beslag onder de derde heeft gelegd. In zijn eigen brief van 28 januari 2014 schrijft de gerechtsdeurwaarder immers dat het niet tot het leggen van een loonbeslag is gekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting ook verklaard dat hij - na de agressieve benadering - terug naar kantoor is gegaan, alwaar hij zich heeft afgevraagd of hij het proces-verbaal zou toesturen naar de werkgever. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder dat heeft gedaan, nu het exploot van overbetekening alsook een derdenverklaring door de werkgever ontbreken. In plaats van toezending van het proces-verbaal heeft de gerechtsdeurwaarder ervoor gekozen om met klagers en de bewindvoerder in contact te treden, zo betoogt hij ter zitting. Op 15 juli 2014 is een betalingsregeling tot stand gekomen. In de bevestiging van de betalingsregeling staat dat bij niet (tijdige) nakoming nadere kostenverhogende maatregelen zullen worden getroffen. Dat geeft er eveneens geen blijk van dat de gerechtsdeurwaarder het loonbeslag daadwerkelijk op 28 januari 2014 heeft gelegd. Dat de gerechtsdeurwaarder op zeer agressieve wijze werd benaderd, hij de locatie diende te verlaten en hij niet een persoon is die dat snel doet, maakt niet dat hij alsnog de kosten van een afgebroken ambtshandeling gedeeltelijk bij klagers in rekening mag brengen. De gerechtsdeurwaarder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij het beslag heeft gelegd, zodat ook dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld. De bij klagers in rekening gebrachte kosten zijn onterecht.

4.4. Met betrekking tot klachtonderdeel 2.3. overweegt de Kamer dat klagers stellen dat de gerechtsdeurwaarder, ondanks dat een betalingsregeling is getroffen, is gaan informeren bij het UWV, de Belastingdienst en in het bevolkingsregister, en de kosten die dat met zich mee heeft gebracht bij klagers in rekening brengen. De gerechtsdeurwaarder erkent dat hij informatieaanvragen heeft gedaan op 5 juni 2015 met het oog op verder verhaal, omdat de betalingsregeling niet correct werd nagekomen. Daarom stelt de gerechtsdeurwaarder zich op het standpunt dat de kosten voor de informatieaanvragen rechtsgeldig zijn gemaakt. Echter, omdat niet én informatieaanvragen kunnen worden gedaan én een kans tot hervatting van de regeling kan worden geboden, heeft de gerechtsdeurwaarder deze kosten gecrediteerd, aldus de gerechtsdeurwaarder. Naar het oordeel van de Kamer doet de creditering van de kosten door de gerechtsdeurwaarder niet af aan het feit dat de gerechtsdeurwaarder kennelijk niet voornemens was een exploot uit te brengen dan wel executiemaatregelen te nemen. De gerechtsdeurwaarder is niet overgegaan tot het nemen van executiemaatregelen. De kosten zijn dus aanvankelijk wel degelijk ten onrechte bij klagers in rekening gebracht. Dit leidt ertoe dat dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld.

4.5. De Kamer zal de klacht gelet op het hiervoor gestelde gegrond verklaren. De Kamer is van oordeel dat oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel passend en geboden is. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht gegrond;

-       legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel berisping op.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. A. Sissing en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 mei 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.