ECLI:NL:TGDKG:2017:27 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 875.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:27
Datum uitspraak: 28-03-2017
Datum publicatie: 28-03-2017
Zaaknummer(s): 875.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond zonder oplegging van een maatregel. Een gerechtsdeurwaarder heeft niet de ruimte om een eigen afweging te maken of afwijking van artikel 45 lid 3 onder d Rv al dan niet gerechtvaardigd is ingeval iemand bij de BRP met een geheimhoudingsindicatie staat geregistreerd. Vaste praktijk is inmiddels, en zo volgt ook uit jurisprudentie, dat gerechtsdeurwaarders verantwoordelijk zijn voor de correcte verwerking van een geheimhoudingsindicatie in exploten. Indien de gerechtsdeurwaarder nalatig is door toch de adresgegevens te vermelden, is deze nalatigheid klachtwaardig.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 maart 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 875.2015 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

tot [   ] toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ], thans gedefungeerd,

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 9 oktober 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij verweerschrift, ingekomen op 12 november 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 februari 2017, alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

Na afloop van de zitting heeft een nadere reactie van klager, met bijlage, de Kamer bereikt. Naar aanleiding van deze reactie is de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van

20 februari 2017 verzocht te reageren. Bij e-mail, ingekomen op 6 maart 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de nadere reactie van klager gereageerd.

De uitspraak is bepaald op 28 maart 2017.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Op 8 oktober 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een sommatie bij exploot aan klager betekend.

-          Klager staat bij de BPR met een geheim adres geregistreerd.

-          De gerechtsdeurwaarder heeft in het exploot van 8 oktober 2015 de volledige adresgegevens van klager vermeld.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze ten onrechte zijn adres in het exploot van 8 oktober 2015 heeft vermeld. Klager staat bij de gemeente geregistreerd met een geheim adres. Het adres van klager had nooit op deze manier vermeld mogen worden in het exploot van 8 oktober 2015.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het adres van klager was blijkens de ter betekening aangeboden stukken bekend bij de opdrachtgever. De privacy van klager is niet geschonden. Volgens artikel 45 lid 3 onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een exploot de woonplaats van degene voor wie het exploot is bestemd te worden vermeld. Volgens 1:10 Burgerlijk Wetboek is dat de woonstede. Afwijking van deze hoofdregel dient niet lichtvaardig te gebeuren, maar slechts in uitzonderingsgevallen. Van een dergelijke afwijking kan slechts sprake zijn als hiermee een redelijk belang wordt gediend, dat zwaarder behoort te wegen dan het belang van de voorgeschreven woonplaats in het exploot. Bijvoorbeeld indien een gerechtsdeurwaarder bij de verificatie een ander adres van de justitiabele zou vinden dan bekend is bij zijn opdrachtgever. Heeft de justitiabele dan om geheimhouding verzocht, dan behoort de gerechtsdeurwaarder dit nieuwe adres in beginsel niet te verstrekken aan zijn opdrachtgever. Daarmee wordt namelijk het doel van het geheime adres teniet gedaan. In dat geval is het redelijk dat de gerechtsdeurwaarder in zijn exploot het adres afschermt vanwege de verlangde geheimhouding.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2. De Kamer stelt voorop dat niet in geschil is dat het adres van klager onder de geheimhouding valt. De gerechtsdeurwaarder voert aan dat de privacy van klager niet is geschonden, nu het adres van klager reeds bekend was bij de opdrachtgever.

De gerechtsdeurwaarder stelt zich principieel op het standpunt dat slechts in uitzonderingssituaties mag worden afgeweken van de hoofdregel als genoemd in artikel 45 lid 3 onder d Rv. Sprake moet zijn van een redelijk belang dat zwaarder behoort te wegen dan het belang van de voorgeschreven woonplaats in het exploot, aldus de gerechtsdeurwaarder.

4.3. De Kamer deelt het door de gerechtsdeurwaarder ingenomen standpunt niet.

Een gerechtsdeurwaarder heeft niet de ruimte om een eigen afweging te maken of afwijking van artikel 45 lid 3 onder d Rv al dan niet gerechtvaardigd is ingeval iemand bij de BRP met een geheimhoudingsindicatie staat geregistreerd. Vaste praktijk is inmiddels, en dit volgt tevens uit jurisprudentie (ECLI:NL:GHAMS:2016:2076), dat gerechtsdeurwaarders verantwoordelijk zijn voor de correcte verwerking van een geheimhoudingsindicatie in exploten. Indien een gerechtsdeurwaarder nalatig is door toch de adresgegevens te vermelden, is deze nalatigheid klachtwaardig. De klacht zal dan ook gegrond worden verklaard.

4.4. De Kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht gegrond is. De Kamer acht onvoldoende termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht gegrond;

-       ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. Ch.A. van Dijk en

mr. J.N. Reijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.