ECLI:NL:TGDKG:2016:84 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 571.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:84
Datum uitspraak: 25-10-2016
Datum publicatie: 01-11-2016
Zaaknummer(s): 571.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:  Klacht gegrond. Maatregel berisping met aanzegging. Klaagster is telefonisch onheus bejegend. Tevens heeft zij gedurende lange tijd een te lage beslagvrije voet ontvangen, ondanks uitdrukkelijke toezegging dat deze zou worden aangepast. Klaagster mocht op de mededelingen van de medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor vertrouwen.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 oktober 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 571.2016 ingesteld door:

[...],

wonende te [...],

klaagster,

tegen:

[...],

gerechtsdeurwaarder te [...],

beklaagde,

gemachtigde: [...].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 5 juni 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 30 juni 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 september 2016 alwaar klaagster, haar voormalig partner en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 25 oktober 2016.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

1.1.      Klaagster en haar echtgenoot zijn tot betaling van een bedrag veroordeeld wegens een huurachterstand.

1.2.      Op 21 november 2014 is er voor voornoemde vordering loonbeslag gelegd ten laste van de echtgenoot van klaagster.

1.3.      De gerechtsdeurwaarder heeft op 9 januari 2015 het bericht ontvangen van de derde-beslagene dat de echtgenoot van klaagster per 1 januari 2015 uit dienst was getreden.

1.4.      Op 13 februari 2015 is door een collega-gerechtsdeurwaarder loonbeslag gelegd ten laste van klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft daarbij de beslagvrije voet gehalveerd, nu de inkomensgegevens van de echtgenoot van klaagster onbekend waren.

1.5.      Op 1 april 2015 heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder omdat de beslagvrije voet te laag was. Telefonisch heeft zij doorgegeven wat de maandelijkse inkomsten en uitgaven waren.

1.6.      De medewerker van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder heeft klaagster telefonisch doorgegeven dat de beslagvrije voet aan de hand van deze gegevens zou moeten worden opgehoogd naar circa € 800,00 per maand. Deze medewerker heeft de gewijzigde beslagvrije voet aangepast in het systeem naar € 820,88 en klaagster toegezegd dat de hogere beslagvrije voet door zou worden geven aan de derde-beslagene.

1.7.      De medewerker heeft nagelaten de gewijzigde hoogte van de beslagvrije voet aan de derde-beslagene door te geven.

1.8.      Vanaf het moment van beslaglegging (13 februari 2015) tot de afwikkeling van het dossier in april 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een beslagvrije voet gehanteerd ter hoogte van € 617,88.

1.9.      Alle gelden zijn overgemaakt naar de opdrachtgeefster.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat - dat hij gedurende een lange periode de onjuiste beslagvrije voet heeft gehanteerd, terwijl zij telefonisch toegezegd heeft gekregen dat de beslagvrije voet zou worden verhoogd.

Klaagster is hierdoor in grote financiële problemen gekomen, evenals persoonlijke problemen, nu zij met haar gezin niet rond kon komen en noodgedwongen in verband met een huurachterstand diende te verhuizen (met alle bijkomende kosten van dien).

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet kan een gerechtsdeurwaarderskantoor niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2. Nu de gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de beklaagde handeling is verricht door een toegevoegd gerechtsdeurwaarder waarvoor hij de verantwoordelijkheid draagt, wordt deze gerechtsdeurwaarder als zijnde aan het kantoor verbonden als beklaagde aangemerkt.

4.3. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat een van zijn medewerkers diverse steken heeft laten vallen, zowel bij de toepassing van de beslagvrije voet als de bejegening naar klaagster toe. Klaagster heeft ter zitting voldoende duidelijk gemaakt dat zij telefonisch onheus is bejegend. Namens de gerechtsdeurwaarder is dit ter zitting ook niet weersproken. Klaagster heeft aangevoerd zo te zijn geschrokken door de telefonische bejegening dat zij niet meer durfde te bellen naar het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft zich vervolgens neergelegd bij het feit dat zij het maar moest doen met het (te lage) bedrag dat zij maandelijks op haar rekening ontving, ondanks dat namens een medewerker uitdrukkelijk is toegezegd dat de hoogte van de beslagvrije voet zou worden aangepast van € 617,68 naar € 820,88. Klaagster mocht op deze mededeling vertrouwen. Vervolgens is niets met de toezegging gedaan richting de derde-beslagene, waardoor klaagster ruim een jaar lang maandelijks niet rond heeft kunnen komen. Dat klaagster na de eerste maand waarin zij te weinig geld ontving geen contact heeft opgenomen doet, gelet op het hiervoor overwogene omtrent de telefonische bejegening, niet af aan de klachtwaardigheid. Het ligt op de weg van de gerechtsdeurwaarder om aan klaagster voldoende duidelijk te maken welke informatie benodigd is voor een aanpassing van de beslagvrije voet. Dat niet om enige informatie is verzocht kan klaagster niet worden tegengeworpen.

4.4. Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht terecht is voorgesteld en gegrond wordt verklaard. Gelet op de manier waarop klaagster (telefonisch) is bejegend, de niet nagekomen toezegging dat de beslagvrije voet zou worden aangepast en de grote financiële en persoonlijke problemen die klaagster heeft ondervonden, zijn er voldoende termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

4.5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op met de aanzegging dat indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen worden gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen..

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.