ECLI:NL:TGDKG:2016:26 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet1090.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2016:26 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-03-2016 |
Datum publicatie: | 19-05-2016 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet1090.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Parate executie op basis van een geldlening met hypotheekstelling. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 1 maart 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 10 november 2015 met zaaknummer 221.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 1090.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
gemachtigde: [ ],
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
- Bij brief van 10 maart 2015 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.
- Bij brief van 16 april 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.
- Bij beslissing van 10 november 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 18 november 2015.
- Bij brief, ingekomen op 26 november 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
- Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 januari 2016 alwaar klager diens gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
- De uitspraak is bepaald op 1 maart 2016.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
a: Bij exploot van 15 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder (door tussenkomst van een notaris) op verzoek van Aegon Levensverzekering NV (hierna Aegon) aan de moeder van klager een afschrift betekend van een tussen Aegon en de moeder van klager gesloten akte van geldlening met hypotheekstelling. In het exploot wordt de parate executie van de woning van de moeder van klager aangezegd, alsmede het voornemen om een verzoekschrift in te dienen teneinde het in de akte van geldlening vermelde huurbeding te kunnen inroepen.
b: Op 15 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager en de eventuele overige huurders en/of gebruikers c.q. onderhuurders van de woning van klaagster betekend een exploot houdende aanzegging aan de moeder van klager van de executie van haar woning, alsmede houdende het voornemen van Aegon om een verzoekschrift in te dienen teneinde het in de akte van geldlening met hypotheekstelling vermelde huurbeding te kunnen inroepen.
c: Bij exploot van 13 maart 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de zoon van klaagster en de eventuele overige huurders en/of gebruikers/onderhuurders van de woning van zijn moeder betekend een (grosse van een) door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag op 10 maart 2014 gegeven beschikking met bevel tot ontruiming van het in het exploot genoemde perceel.
4. De oorspronkelijke klacht
Op gronden als in de klacht vermeld verwijt klager de gerechtsdeurwaarder samengevat dat zijn woning is verkocht en vervolgens is ontruimd door dan wel namens een organisatie die niet beschikte over een executoriale titel en evenmin over de beschikkingsbevoegdheid daartoe. Er is geen sprake van executeren maar van diefstal en vernieling. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder verder dat zij deze strafbare feiten mogelijk heeft gemaakt door in opdracht van die organisatie een rechtens ontoelaatbare kopie van een hypotheekakte te betekenen met aanzegging van de veiling van de woning en vervolgens een bevel tot ontruiming heeft gegeven zonder executoriale titel en in strijd met een verbod van de rechter.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
‘4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder onderscheidenlijk kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in voormelde zin.
4.2 Dat is niet het geval. Aegon was op grond van de authentieke akte met geldlening bevoegd over te gaan tot veiling van de woning van de moeder van klager. Aegon heeft daartoe een notaris ingeschakeld die de gerechtsdeurwaarder opdracht heeft gegeven de in artikel 544 Rv voorgeschreven aanzegging te doen. Dat heeft de gerechtsdeurwaarder gedaan door een exploot aan de moeder van klager en klager te betekenen waarin die aanzegging is gedaan. Het aan klager betekende exploot vindt zijn rechtsgrond daarnaast in het bepaalde in art 549 Rv dat voorschrijft dat de hypotheekhouder (Aegon) een dergelijk exploot dient te betekenen alvorens aan de rechter kan worden verzocht om het inroepen van het in de akte opgenomen huurbeding toe te staan. Aan de opdracht tot betekening, afkomstig van een notaris, een professionele rechtsdeelnemer, hoefde de gerechtsdeurwaarder op geen enkele wijze te twijfelen.
4.3 Voor het uitbrengen van het exploot waarin de veiling wordt aangezegd is niet vereist dat de gerechtsdeurwaarder over een grosse van de hypotheekakte beschikt. Voor parate executie is zelfs niet vereist dat een afschrift van de akte wordt betekend. Uit artikel 3:268 BW volgt immers dat de hypotheekhouder het recht van parate executie heeft in het geval de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt. De hypotheekhouder kan in dat geval zonder executoriale titel overgaan tot verkoop van de verhypothekeerde zaak met inachtneming van de toepasselijke bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Er is dus geen apart rechterlijk vonnis nodig en betekening van de (grosse of afschrift van de) hypotheekakte is evenmin vereist.
4.4 Het gegeven bevel tot ontruiming in het exploot van 13 maart 2014 berust op de beschikking van de voorzieningenrechter van 10 maart 2014 waarin Aegon toestemming is verleend het in de hypotheekakte genoemde huurbeding in te roepen tegen (eventuele) huurders van de woning van de moeder van klager en de eventuele huurders tot ontruiming van die woning zijn veroordeeld. Ook hiervan kan niet worden gezegd dat er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.
4.5 Dat door de rechter een verbod is uitgesproken om een bevel tot ontruiming te doen is niet gebleken. Voor zover klager daarmee de door hem aangehaalde brief van de griffier van de rechtbank Den Haag d.d. 21 maart 2014 bedoelt (klager verwijst in zijn klacht naar een andere klacht met zaaknummer 193.2015 aan welke klacht die brief is gehecht), welke brief aan de moeder van klager is gericht, valt uit die brief slechts op te maken dat als klager geen huurder van de woning was hij niet behoefde te ontruimen op basis van het ingeroepen huurbeding. Klager is echter niet ontruimd op grond van het ingeroepen huurbeding maar, zoals blijkt uit de beschikking op de klacht in de zaak met 193.2015, op grond van het proces-verbaal van toewijzing van de woning (artikel 525 lid 3 Rv).
4.6 De klacht stuit op het voorgaande af. Al hetgeen door klager verder is aangevoerd behoeft geen nadere bespreking omdat de gerechtsdeurwaarder slechts als losse opdracht een aantal exploten heeft betekend en uit de stukken op geen enkele wijze blijkt van enige verdere bemoeienis van de gerechtsdeurwaarder met dit dossier.’
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat hij zich op meerdere punten niet met de beschikking van de voorzitter kan verenigen. De voornaamste bezwaren van klager hebben betrekking op het feit dat de gerechtsdeurwaarder tot parate executie is overgegaan zonder dat hij de beschikking had over een grosse van de hypotheekakte. De door hem uitgevoerde executie zou dan ook in strijd zijn met de tuchtrechtelijke norm.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat het in het onderhavige geval gaat om een parate executie op basis van een geldlening met hypotheekstelling en dat voor de executie daarvan geen grosse vereist is. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.
7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, en mrs. M. Nijenhuis en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.