ECLI:NL:TGDKG:2016:16 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW195.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:16
Datum uitspraak: 23-02-2016
Datum publicatie: 11-03-2016
Zaaknummer(s): GDW195.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Termijn aanpassen beslagvrije voet. De wetgever heeft aan een beslag op periodieke betalingen (waaronder uitkeringen als de onderhavige) een beslagvrije voet verbonden, omdat de schuldenaar voor zijn levensonderhoud van deze betalingen afhankelijk kan zijn. De beslagene heeft een groot belang bij een tijdige en correcte vaststelling van een beslagvrije voet. In dit geval heeft er tussen de datum waarop het verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet de gerechtsdeurwaarder heeft bereikt en de datum waarop de beslagvrije voet met terugwerkende kracht is aangepast te veel tijd gezeten. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 1

Beslissing van 23 februari 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 192.2015 van:

[     ],

klager,

wonende te [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail, ingekomen op 2 maart 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen

(het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij e-mail van 23 maart 2015 heeft klager nadere informatie aan de Kamer doen toekomen.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 1 april 2015 een verweerschrift ingediend. Zowel klager als de gerechtsdeurwaarder hebben op 8 januari 2016 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 12 januari 2016.

Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 23 februari 2016.

1. De feiten

a)      Op 29 oktober 2014 is een vonnis ten laste van klager gewezen.

b)      Op 17 november 2014 is het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

c)      Op 16 december 2014 is ten laste van klager loonbeslag gelegd, welk beslag op 6 januari 2015 aan klager werd overbetekend.

d)     Op 10 februari 2015 heeft klager telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en om aanpassing van de beslagvrije voet verzocht. De gerechtsdeurwaarder heeft klager diezelfde dag schriftelijk verzocht om gegevens aan te leveren zodat de beslagvrije voet kon worden herberekend.

e)      Bij e-mail van 12 februari 2015 heeft klager de door de gerechtsdeurwaarder gevraagde gegevens aangeleverd.

f)       Bij brief van 13 februari (lees: maart) 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aangepast en heeft hij klager bericht dat de teveel ontvangen gelden aan klager zouden worden gerestitueerd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder niet onverwijld tot aanpassing van de beslagvrije voet is overgegaan.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de beslagvrije voet niet onverwijld is aangepast, maar gemotiveerd weersproken dat deze menselijke fout, nu deze na ontdekking daarvan meteen is hersteld, grond zou zijn om de klacht gegrond te achten. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een kantoor. Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De zaak is in behandeling op het kantoor te [     ]. Uit de stukken blijkt dat de fout is gemaakt door een medewerker waarvoor de gerechtsdeurwaarder de verantwoordelijkheid draagt. De in aanhef van deze beschikking genoemde en aan het kantoor te [     ] verbonden gerechtsdeurwaarder wordt daarom als beklaagde aangemerkt mede omdat de gerechtsdeurwaarder kennelijk ook de verantwoordelijkheid voor het dossier aan zich heeft getrokken. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 De wetgever heeft aan een beslag op periodieke betalingen (waaronder uitkeringen als de onderhavige) een beslagvrije voet verbonden, omdat de schuldenaar voor zijn levensonderhoud van deze betalingen afhankelijk kan zijn.

De wetgever heeft met die regeling willen waarborgen dat de beslagene in staat blijft om tenminste nog de lopende kosten van bestaan te voldoen. De beslagene heeft dan ook een groot belang bij een tijdige en correcte vaststelling van een beslagvrije voet.

4.4 Naar het oordeel van de Kamer heeft er tussen de datum waarop het verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet de gerechtsdeurwaarder heeft bereikt en de datum waarop de beslagvrije voet met terugwerkende kracht is aangepast te veel tijd gezeten. Het verzoek is gedaan medio februari 2015 waarna de verzochte aanvullende stukken door klager op 12 februari 2015 zijn toegezonden. De aanpassing van de beslagvrije voet heeft plaatsgevonden op 13 maart 2015 na indiening van de klacht. De wet spreekt van onverwijlde aanpassing. Naar het oordeel van de Kamer is een aanpassing na een maand dan ook te laat. Dit betekent dat de klacht terecht is voorgesteld.

4.5 Naar het oordeel van de Kamer heeft de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig gehandeld jegens klager en is na te melden maatregel passend.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op,

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, J.H.C. Schouten en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.