ECLI:NL:TGDKG:2016:119 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 243.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:119
Datum uitspraak: 01-11-2016
Datum publicatie: 19-12-2016
Zaaknummer(s): 243.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Schorsing in de uitoefening van het ambt
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Schorsing van 2 weken. De gerechtsdeurwaarder heeft kosten in rekening gebracht waarvoor het BTAG geen basis biedt.

Beschikking van 1 november 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 243.2014 van:

[   ]

wonende te [   ],

klagers,

gemachtigde: [   ] (bewindvoerder),

tegen:

[   ]

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Verdere  loop van de procedure

Bij tussenbeschikking van 13 januari 2015 heeft de Kamer het BFT opdracht gegeven om onderzoek te doen en een met redenen omkleed schriftelijk rapport uit te brengen ter beantwoording van de vraag of de gerechtsdeurwaarder in de jaren 2013 en 2014 meer dan incidenteel te hoge en onjuiste (exploot)kosten aan debiteuren in rekening heeft gebracht, om wat voor soort kosten het hierbij gaat en in hoeveel dossiers dit heeft plaatsgevonden. Op 8 februari 2016 is van het BFT het onderzoeksrapport in deze ontvangen. Bij brief van 3 mei 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder op het rapport gereageerd. De behandeling van de klacht is voortgezet ter openbare terechtzitting van 20 september 2016 in aanwezigheid van de gerechtsdeurwaarder. Klagers zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 1 november 2016.

2. De bevindingen van het BFT

2.1 Het BFT heeft in haar rapport geconcludeerd dat gedurende de boekjaren 2013 en 2014 in een aantal dossiers door de gerechtsdeurwaarder bij de debiteur/schuldenaar kosten in rekening zijn gebracht volgens de bepalingen van het BTAG 2013 en 2014 die niet kwalificeren als schuldenaarstarieven. Deze conclusie is gebaseerd op de volgende  bevindingen:

“Informatiekosten

In 18 dossiers is een bedrag van  18,31 onder vermelding van “informatiekosten” bij de debiteur/schuldenaar in rekening gebracht. In totaal gaat het om een bedrag van  329,58.”Zie bijlage A

Opnieuw bevel niet alleen voor onroerende zaken

In 880 dossiers is een bedrag variërend van € 64,95 tot € 65,64 per gedaagde inzake “Opnieuw bevel” niet alleen voor onroerende zaken bij de debiteur/schuldenaar in rekening gebracht.

Voornoemde handeling is geen ambtshandeling waarvoor een tarief in de BTAG is vastgesteld.

In totaal gaat het om een bedrag van € 62.951,12

Zie bijlage B

Aanzegging ontruiming aan gemeente

In 63 dossiers werd een bedrag variërend van € 60,69 tot € 61,33 per gedaagde tot inzake “Aanzegging ontruiming aan gemeente ”bij de debiteur/schuldenaar in rekening gebracht.

In totaal gaat het om een bedrag van €  3.840,11.

Zie Bijlage C

Administratiekosten

2.4 In 8 dossiers is een bedrag van  € 25,00 inzake “Administratiekosten” bij de debiteur/schuldenaar in rekening gebracht. In totaal gaat het om een bedrag van  200,00.

Zie bijlage D (…)”.

3. De reactie van de gerechtsdeurwaarder op de bevindingen van het BFT.

3.1 Met opdrachtgevers is afgesproken dat kosten voor extra werkzaamheden in rekening mogen worden gebracht, als die kosten niet kunnen worden doorbelast aan de debiteur.

3.2 Van de in Bijlage A bij het rapport door het BFT vermelde posten aan informatiekosten zijn die kosten in 13 gevallen niet daadwerkelijk aan de debiteur in rekening gebracht. De in de tussenbeschikking vermelde overweging dat het niet aannemelijk is dat een opdrachtgever dergelijke hoge kosten accepteert, is dus niet juist. Op een totaal van meer dan 200.000 boekingen in de jaren 2013 en 2014 zijn feitelijk dus slechts in 13 gevallen die kosten in rekening gebracht en daarmee sporadisch.

3.3 Bij diverse dossiers uit Bijlage B die ter herincasso in handen zijn gegeven is sprake van oude vonnissen. De betekening daarvan is vaak meer dan 5 jaar oud. Na diverse aanschrijvingen is een Herhaald/Opnieuw bevel uitgebracht teneinde de debiteur de gelegenheid te geven de vordering te gaan betalen of om een regeling te treffen. Ook de opdrachtgevers vonden het in deze gevallen niet correct om direct executiemaatregelen te treffen. Op deze manier zijn veel reacties, betalingen of regelingen verkregen. Ook is bij dossiers waarin voornemens was om beslag onroerend goed te leggen een dergelijk bevel gedaan. In diverse dossiers is dit ook door beslag gevolgd. In een aantal gevallen waren meerdere bevelen nodig omdat dan sprake was van twee debiteuren die gescheiden waren. Heel incidenteel heeft een eerste bevel tot een regeling geleid die niet werd nagekomen en ontstond het voornemen om na een paar jaar beslag te leggen. Daarvoor diende dan weer bevel te worden gedaan. Echter dit betrof slechts 4 dossiers van de 880.

Dit is dus maar een heel klein deel van alle in 2013 en 2014 uitgebrachte exploten. Vanwege het ontbreken van verhaalsmogelijkheden en tariefafspraken is meer dan 55% niet verrekend en voor eigen rekening genomen.

3.4 In Bijlage C staat ten onrechte informatiekosten vermeld. Het betreft echter 63 Aanzeggingen Ontruimingen aan de gemeente en niet aan de debiteur. Het in rekening brengen van deze kosten aan de debiteur is volgens de gerechtsdeurwaarder gebaseerd op het Deurwaardersreglement. Bij een ontruiming dient een aanzegging aan de gemeente  plaats te vinden.

3.5 De in Bijlage D vermelde administratiekosten zijn kosten die aan de opdrachtgever worden berekend als een dossier al volledig is betaald en toch nog extra inspanningen zijn verricht. Het betreft slechts 8 dossiers waarbij het bedrag feitelijk werd verrekend met een surplus aan rente die een opdrachtgever zou ontvangen.

  5. Beoordeling van de klacht

5 .1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De gerechtsdeurwaarder heeft de bevindingen van het BFT niet betwist. Daarmee staat vast dat uit de administratie van de gerechtsdeurwaarder volgt dat hij de genoemde kosten in rekening heeft gebracht.  Ook al heeft de gerechtsdeurwaarder de bewuste kostenposten niet in alle gevallen daadwerkelijk aan de debiteur in rekening gebracht, hij heeft dit wel zo in zijn administratie verwerkt en aldus de indruk gewekt  dat hij die intentie (op enig moment) heeft gehad. Dit betekent dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte kosten in rekening heeft gebracht of wilde brengen in situaties waarvoor het BTAG daarvoor geen basis biedt. De toelichting die de gerechtsdeurwaarder nog heeft gegeven, overtuigt niet. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat hij het hernieuwd bevel heeft gebaseerd op artikel 2.d van het BTAG, dat handelt over de overbetekening van een beslag. Dit artikel biedt voor een hernieuwd bevel dus geen basis om een vergoeding te berekenen. Ook kunnen de kosten van een aanzegging ontruiming aan de gemeente niet aan de debiteur worden berekend, want de BTAG kent daar geen schuldenaarstarief voor. Los daarvan kan een dergelijke aanzegging eenvoudigweg per e-mail, fax of brief aan de gemeente worden gedaan.

5.3. De Kamer acht het eerste klachtonderdeel gegrond en ernstig tuchtrechtelijk laakbaar.

5.4 Het tweede klachtonderdeel acht de Kamer ongegrond. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder oneigenlijke druk heeft uitgeoefend door beslag roerende zaken te leggen teneinde een betalingsregeling af te dwingen, terwijl al loonbeslag was gelegd. Ten aanzien van de proportionaliteit van het gelegde beslag geldt dat de beslaglegger aansprakelijk kan zijn voor de gevolgen van een beslag omdat het beslag is gelegd voor een te hoog bedrag, lichtvaardig is gelegd of onnodig is gehandhaafd. Dat moet echter worden beantwoord aan de hand van criteria die gelden voor misbruik van recht en wel in beginsel aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de debiteur door het beslag op een van die goederen in zijn belangen wordt getroffen. Het is echter niet aan de tuchtrechter om hierover een oordeel te geven maar aan de gewone rechter.

 5.5 De onderhavige procedure leent zich niet voor toekenning van schadevergoeding, zo daartoe al aanleiding zou zijn.    

5.6 Gelet op de ernst van de verweten gedragingen acht de Kamer oplegging na te melden maatregel op zijn plaats.

5.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het eerste onderdeel van de klacht gegrond;

-        verklaart het tweede onderdeel van de klacht ongegrond;

-        legt voor het gegrond verklaarde onderdeel van de klacht aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van 2 weken welke maatregel van kracht wordt op een na onherroepelijk worden van deze beslissing bij aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder door de Kamer mee te delen datum.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, mr. L. van Berkum en M.W. de Ruijter,  leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.