ECLI:NL:TGDKG:2015:48 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet880.2014
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2015:48 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-02-2015 |
Datum publicatie: | 26-06-2015 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet880.2014 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | Een berisping |
Inhoudsindicatie: | Eindbeslissing op verzet. De Kamer is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. Bij tussenbeslissing is de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld een overzicht over te leggen waaruit blijkt welke ingehouden bedragen aan zijn opdrachtgever zijn doorbetaald.. De gerechtsdeurwaarder heeft medegedeeld dat de inhoudingen welke hebben plaatsgevonden op de uitkering van klager in de periode mei 2013 tot en met maart 2014 direct zijn verrekend met de door de opdrachtgever aan de gerechtsdeurwaarder verschuldigde kosten. Volgens de gerechtsdeurwaarder dient deze verrekening te worden beschouwd als een tussentijdse betaling die heeft plaatsgevonden. De Kamer is het niet met de gerechtsdeurwaarder eens. De gerechtsdeurwaarder heeft met dit antwoord op geen enkele wijze inzicht heeft gegeven in de omvang van de bedragen die volgens hem zouden zijn afgedragen en de tijdstippen waarop dit heeft plaatsgevonden. Een tussentijdse afdracht is bovendien niet hetzelfde als interne verrekening van kosten. Het recht van een debiteur op terugbetaling van te veel ingehouden bedragen wordt niet opzij gezet doordat de ontvangen gelden worden bestemd ter dekking van gemaakte kosten. De klacht wordt alsnog gegrond verklaard. Het is tuchtrechtelijk laakbaar indien bij een beslaglegging teveel ingehouden gelden die in beginsel dienen te worden gerestitueerd, niet onverwijld worden terugbetaald. Maatregel van berisping opgelegd. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beschikking van 24 februari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van de voorzitter van 4 november 2014 met nummer 422.2014 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 880.2014 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Verder verloop van de procedure
Op 12 januari 2015 is een tussenbeschikking gegeven. Bij brief met productie van 26 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. Bij brief van 5 februari 2015 heeft klager gereageerd. Hierna is uitspraak bepaald op 24 februari 2015.
2. De verdere beoordeling van de gronden van het verzet
2.1 De Kamer is het met klager eens dat de voorzitter onvoldoende op de klacht is
ingegaan. Het verzet is daarom gegrond. Door de voorzitter is met name niet
ingegaan op het onderdeel van de klacht dat alsnog in 2014 het vakantiegeld onder
het beslag is gebracht, terwijl de gerechtsdeurwaarder bij brief van 4 april 2014 aan
klager had meegedeeld dat de netto uitkering van klager
onder de voor hem geldende beslagvrije voet lag. De kern van de klacht was immers
dat er reden was tot restitutie van ten onrechte ingehouden bedragen en dat de
gerechtsdeurwaarder dat niet had gedaan.
2.2. Bij de behandeling van het verzet is twijfel gerezen of de gerechtsdeurwaarder
alle op grond van het beslag ingehouden bedragen al aan zijn opdrachtgever had
doorbetaald. Met name omdat klager heeft weersproken dat dit ook voor het
bedrag van € 700,00 aan vakantiegeld gold.
2.3 De Kamer heeft daarom in de tussenbeschikking bepaald dat van de
gerechtsdeurwaarder een overzicht werd verwacht waaruit zou blijken welke
ingehouden bedragen aan de opdrachtgever tussentijds zijn afgerekend en wanneer
dat is gebeurd.
2.4 De gerechtsdeurwaarder heeft in zijn nadere reactie aangevoerd dat de
inhoudingen welke hebben plaatsgevonden op de uitkering van
klager in de periode mei 2013 tot en met maart 2014 direct zijn verrekend met de
door de opdrachtgever aan de gerechtsdeurwaarder verschuldigde kosten. Volgens de
gerechtsdeurwaarder dient deze verrekening te worden beschouwd als een
tussentijdse betaling die heeft plaatsgevonden. Mede gezien het tijdsverloop tussen
de inhoudingen en het verzoek tot restitutie kan op basis van de hieraan ten grondslag
liggende afspraken niet worden verwacht dat de ingehouden gelden, waarvan de
afdracht inmiddels heeft plaatsgevonden, door middel van verrekening worden
gerestitueerd.
2.5 De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder met dit antwoord op geen
enkele wijze inzicht heeft gegeven in de omvang van de bedragen die volgens hem
zouden zijn afgedragen en de tijdstippen waarop dit heeft plaatsgevonden. Zijn
verweer tegen de klacht dat hij niet in staat was tot restitutie, omdat de geleden al aan
zijn opdrachtgever waren doorbetaald, is daarmee onvoldoende onderbouwd. Een
tussentijdse afdracht is bovendien niet hetzelfde als interne verrekening van kosten
met de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. In het laatste geval blijven de
gelden in de macht van de gerechtsdeurwaarder en kan hij deze aanwenden voor de
terugbetaling aan de debiteur zo daartoe aanleiding is. Het recht van een debiteur
op terugbetaling van te veel ingehouden bedragen wordt niet opzij gezet doordat de
ontvangen gelden worden bestemd ter dekking van gemaakte kosten. De gelden
blijven immers in de macht van de gerechtsdeurwaarder.
Klager heeft in zijn nadere reactie in dit verband ook terecht gesteld dat de
gerechtsdeurwaarder heeft gesproken over een tussentijdse verrekening met zijn
kosten. Die gelden zijn dus niet doorbetaald aan de opdrachtgever. Dit laatste kan
naar het oordeel van de Kamer nu inderdaad niet worden vastgesteld. Daarmee dient
de klacht alsnog gegrond te worden verklaard, omdat niet is gebleken dat de
gerechtsdeurwaarder niet in staat was tot restitutie en door de gerechtsdeurwaarder
niet is weersproken dat klager voor die restitutie op zich wel in
aanmerking kwam. Het is tuchtrechtelijk laakbaar indien bij een beslaglegging teveel
ingehouden gelden die in beginsel dienen te worden gerestitueerd, niet onverwijld
worden terugbetaald. Gelet op de ernst van de gedraging acht de Kamer na te melden
maatregel op zijn plaats.
3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESCHIKKING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart de klacht alsnog gegrond;
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.