ECLI:NL:TGDKG:2015:42 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW234.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:42
Datum uitspraak: 13-01-2015
Datum publicatie: 26-06-2015
Zaaknummer(s): GDW234.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Tussenbeslissing. Onderzoek gelast door het BFT ter beantwoording van de vraag of de gerechtsdeurwaarder in de jaren 2013 en 2014 meer dan incidenteel te hoge en onjuiste (exploot)kosten aan debiteuren in rekening heeft gebracht, om wat voor soort kosten het hierbij gaat en om in hoeveel dossiers dit heeft plaatsgevonden.

 KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM  

Tussenbeschikking van 13 januari 2015 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 243.2014 ingesteld door:

1. [     ],

2. [     ],

wonende te [     ],

klagers,

gemachtigde: [     ] (bewindvoerder),

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 3 april 2014, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 9 mei 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 januari 2015 in aanwezigheid van de gerechtsdeurwaarder. De gemachtigde heeft bij brief van 18 december 2014 meegedeeld dat klagers zich hebben onttrokken aan de schuldhulpverlening via zijn kantoor. Hij heeft tevens laten weten dat hij niet aanwezig zou zijn ter zitting en heeft naar aanleiding van de reactie van de gerechtsdeurwaarder het standpunt nog nader toegelicht. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De tussenuitspraak is bij vervroeging bepaald op heden.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 25 april 2013 is een vonnis ten laste van klager sub 2 gewezen, welke titel bij deurwaardersexploot is betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 15 oktober 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager sub 2 beslag roerende zaken gelegd.

-           Bij brief van 13 maart 2014 heeft de gemachtigde van klagers (hierna de gemachtigde) de gerechtsdeurwaarder verzocht een gespecificeerde opgave van het verschuldigde op te geven. De gerechtsdeurwaarder heeft op 14 maart 2014 een specificatie aan de gemachtigde doen toekomen.

-           Bij brief van 2 april 2014 heeft de gemachtigde een klacht bij de gerechts-deurwaarder ingediend, omdat er ten onrechte kosten zouden zijn opgevoerd.

-           Bij e-mail van 3 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde medegedeeld dat hij enige tijd nodig zou hebben om het één en ander uit te zoeken. Diezelfde dag heeft de gemachtigde aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij niet bereid was om langer te wachten.

-           Bij e-mail van 4 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde medegedeeld dat de in rekening gebrachte kosten zijn aangepast.

3. De klacht

Klagers beklagen zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder stelselmatig kosten in rekening heeft gebracht die strijdig zijn met het Besluit Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders;

b: de gerechtsdeurwaarder oneigenlijke druk heeft uitgeoefend door beslag roerende zaken te leggen teneinde een betalingsregeling af te dwingen.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft toegegeven dat er op de specificatie van de executiekosten, behorend bij de zaak van klagers d.d. 14 maart 2014,  kosten staan, die ten onrechte aan klagers in rekening zijn gebracht. Volgens de gerechtsdeurwaarder is dit te wijten aan fouten van nieuwe nog niet ingewerkte medewerkers. Bepaalde kosten behoren voor rekening te komen van de opdrachtgever. Deze kosten zijn echter ten onrechte aan klagers berekend als gevolg van het gebruik van een verkeerde boekingscode in het gebruikte computersysteem Praclox. De gerechtsdeurwaarder doelt hierbij onder andere op de kosten voor informatie GBA en UWV en de administratiekosten. De gerechtsdeurwaarder heeft dit besproken met de opdrachtgever en dit heeft ertoe geleid dat de kosten uit het dossier van klagers zijn geschrapt en  uit coulance ook de gemaakte beslagkosten zijn gecrediteerd en het beslag is opgeheven.

4.2 Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft hij alles in het werk gesteld om dit incidentele probleem op te lossen en heeft hij ook gelijk actie ondernomen om dit in de toekomst te voorkomen.

5. De nadere reactie van de gemachtigde op het verweer

Klagers hebben de indruk dat het vast beleid is van de gerechtsdeurwaarder om kosten in rekening te brengen aan debiteuren die vallen buiten het Btag. Nadat de gemachtigde de gerechtsdeurwaarder hierop gewezen had, was zijn reactie dat hij hierover eerst contact moest opnemen met zijn opdrachtgever om te vragen of hij de bewuste kosten kon schrappen. Klagers achten deze reactie niet juist. Als gerechtsdeurwaarder dient hij die beslissing  zelf te nemen. Ook is het merkwaardig dat de gerechtsdeurwaarder in zijn verweer stelt dat er geen sprake is van vast beleid, maar tegelijkertijd wel rept van een computersysteem waarbij de kosten (bewust!) handmatig worden ingeboekt

6. Beoordeling van de klacht

6.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. In deze procedure staat ter beoordeling of de gerechtsdeurwaarder in overeenstemming met voormelde norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, of een maatregel dient te worden opgelegd.

6.2 De gerechtsdeurwaarder heeft zich verweerd met de stelling dat er in het dossier van klagers en in twee of drie andere dossiers onjuiste (executie)kosten in rekening zijn gebracht door een nieuwe medewerker die onvoldoende was ingewerkt en onder  druk moesten werken. De Kamer stelt vast dat dit in het dossier van klagers is gebeurd in de periode tussen 31 januari 2013 en 8 januari 2014. Gelet op de duur van deze periode is, bij gebreke van een deugdelijke verklaring, welke de gerechtsdeurwaarder ter zitting desgevraagd niet heeft gegeven, voorshands niet aannemelijk dat het hierbij gaat om incidentele fouten, gemaakt door één nieuwe medewerker. Daarbij is (ook) van belang dat de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft verklaard dat  de nieuwe medewerker haar werkzaamheden heeft aangevangen vanaf april 2013, terwijl in de daaraan voorafgegane periode in het dossier van klagers sprake is van in ieder geval één onterechte kostenpost, namelijk de administratie kosten ad € 25,00 d.d. 7 maart 2013. De stelling van de gerechtsdeurwaarder, dat de ten onrechte aan klagers in rekening gebrachte bedragen door zijn opdrachtnemer aan hem waren te betalen, oordeelt de Kamer voorshands evenmin aannemelijk. Het gaat ten deze namelijk niet alleen om ten onrechte in rekening gebrachte executiekosten, doch ook om verrichtingen waarvoor (te) hoge vergoedingen zijn gerekend. Het is niet aannemelijk dat een opdrachtgever dergelijke hoge kosten accepteert. De Kamer acht verder van belang dat de gerechtsdeurwaarder ter zitting desgevraagd geen toelichting heeft geven op welke werkzaamheden de posten informatie inkomstenbron en herhaald bevel + aanzegging beslag roerende zaken betrekking hebben, terwijl evenmin duidelijk is geworden waarom er op 3 verschillende data een informatie UWV is geboekt met telkens een ten laste van klagers komend kostenbedrag van € 25,00.

6.3 De zojuist genoemde feiten en omstandigheden zijn aanleiding om het Bureau Financieel Toezicht (BFT) te verzoeken om  onderzoek te doen en een met redenen omkleed schriftelijk rapport uit te brengen ter beantwoording van de vraag of de gerechtsdeurwaarder in de jaren 2013 en 2014 meer dan incidenteel te hoge en onjuiste (exploot)kosten aan debiteuren in rekening heeft gebracht, om wat voor soort kosten het hierbij gaat en om in hoeveel dossiers dit heeft plaatsgevonden.  Het onderzoek zal moeten plaatsvinden op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder die daaraan zijn medewerking dient te verlenen en alle relevante stukken , waaronder ook registers en repertoria ter beschikking dient te stellen. Hierbij wordt opgemerkt dat het aan het BFT – waar nodig in overleg de gerechtsdeurwaarder - wordt overgelaten op welke wijze  het onderzoek wordt verricht.

6.4 Nadat het BFT door middel van een rapport verslag zal hebben gedaan, worden zowel klagers als de gerechtsdeurwaarder in de gelegenheid gesteld om daarop een reactie te geven, waarna de mondelinge behandeling   zal worden voortgezet op een nog nader te bepalen datum.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     geeft opdracht aan het BFT om op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder over de  jaren 2013 en 2014 per dossier onderzoek te doen zoals hiervoor verwoord onder punt 6.3;

-                     draagt het BFT op om de Kamer mee te delen binnen welke periode het onderzoek kan worden verricht en van het onderzoek schriftelijk verslag te doen door middel van een rapport; 

-                     gelast de secretaris om de stukken van de zaak aan het BFT ter hand te stellen;

-                     bepaalt dat het rapport na ontvangst aan klagers en beklaagde zal worden toegezonden, waarna klagers en beklaagde binnen 30 dagen na toezending van het rapport een schriftelijke reactie kunnen geven. Vervolgens   zal de behandeling van de zaak worden voortgezet op een nog nader te bepalen datum;

-                     houdt iedere verdere beslissing aan;

-                     bepaalt dat hoger beroep van deze beslissing slechts tegelijk met de eindbeslissing kan worden ingesteld.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten , plaatsvervangend-voorzitter, mr. M Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 januari 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.