ECLI:NL:TGDKG:2015:216 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW249.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:216
Datum uitspraak: 15-12-2015
Datum publicatie: 22-01-2016
Zaaknummer(s): GDW249.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Opheffen beslag na voldoen vordering. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat terwijl de vordering op klaagster was voldaan het beslag niet is opgeheven waardoor uit hoofde van het beslag nog inhoudingen zijn ontvangen. Toen de vordering van klaagster was voldaan had de gerechtsdeurwaarder het beslag op moeten heffen. De gerechtsdeurwaarder heeft dat niet gedaan en heeft zonder instemming van klaagster de ingehouden bedragen aangewend ter delging van de schulden van haar partner. De Kamer acht het onjuist dat de gerechtsdeurwaarder, die ten onrechte gelden heeft geïncasseerd, voor restitutie van die gelden verwijst naar collega-gerechtsdeurwaarders dan wel de beslagleggers. Het is de verantwoordelijkheid van d gerechtsdeurwaarder zelf om die restitutie te bewerkstelligen. Bovendien acht de Kamer het onjuist dat de gerechtsdeurwaarder de zaak van haar partner gebruikt bij de aan klaagster voorgelegde opties. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 1

Beslissing van 15 december 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 249.2015 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 17 maart 2015 heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 17 april 2015 een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 13 oktober 2015 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is nader bepaald op 15 december 2015.

1. De feiten

a)      Onder verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder is ten laste van klaagster beslag gelegd onder het UWV op de uitkering van klaagster. Met de afdracht in mei 2014 was de vordering op klaagster voldaan. Het beslag is  toen niet opgeheven.

b)      Omdat het beslag niet was opgeheven heeft de gerechtsdeurwaarder in de periode juni tot en met december 2014 nog inhoudingen ontvangen van in totaal een bedrag van € 1.717,92 en afgeboekt op vorderingen die hij op de partner van klaagster in behandeling had.

c)      Bij brief van 16 januari 2015 heeft klaagster de ten onrechte door het UWV aan de gerechtsdeurwaarder afgedragen bedragen als zijnde door haar onverschuldigd betaald van de gerechtsdeurwaarder teruggevorderd.

d)     Bij brief van 13 februari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder erkend ten onrechte de nog ontvangen bedragen te hebben afgeboekt op de vorderingen welke hij in behandeling had op de partner van klaagster en heeft hij twee mogelijke opties voor een oplossing aan klaagster voorgelegd.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze het ten laste van haar gelegde loonbeslag ten onrechte niet heeft opgeheven toen de vordering was voldaan en vervolgens de alsnog geïncasseerde bedragen ten onrechte heeft afgeboekt op schulden van de partner van klaagster. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder verder dat hij niet voortvarend op de interne klacht heeft gereageerd en zij kan zich dan ook niet verenigen met de inhoud van de brief van de gerechtsdeurwaarder van 13 februari 2015 In die brief worden voorstellen gedaan waar klaagster zich niet mee kan verenigen. Voorgesteld wordt een verzoek neer te leggen bij de andere gerechtsdeurwaarders om het te veel ontvangen aan klaagster te restitueren. Indien restitutie onmogelijk is omdat de andere gerechtsdeurwaarders de gelden niet meer onder zich hebben dient klaagster zelf de beslagleggers te benaderen. Tevens wordt klaagster erop gewezen dat de schuldeiser van haar partner, op basis van de gegevens zoals die op dat moment waren, akkoord is gegaan met een voorstel ter finale kwijting. Indien er gelden teruggestort dienen te worden, zal het akkoord ten aanzien van het voorstel komen te vervallen. Klaagster vindt het onjuist dat de door de gerechtsdeurwaarder gemaakte fout ten laste komt van haar. Er wordt oneigenlijke druk uitgeoefend om een en ander te laten zoals het is. Door het handelen van de gerechtsdeurwaarder is de totstandkoming van een schuldregeling door klaagster met haar andere schuldeisers bemoeilijkt omdat haar inkomen voor aflossing van die schulden niet beschikbaar was.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn alleen gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan daarom niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt onder meer dat, als een klacht wordt ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor, eerst dient te worden vastgesteld tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) de klacht zich richt. De klacht betreft verwijten inzake in een dossier van klaagster verrichte handelingen die niet zonder meer tot een bepaalde gerechtsdeurwaarder zijn te herleiden. De in aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder heeft medegedeeld dat de behandeling van het dossier van klaagster onder zijn verantwoordelijkheid heeft plaatsgevonden. Op deze grond wordt deze gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt.

4.2 Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 De Kamer acht de klacht gegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat terwijl de vordering op klaagster was voldaan het beslag niet is opgeheven waardoor uit hoofde van het beslag nog inhoudingen zijn ontvangen. Toen de vordering van klaagster was voldaan had de gerechtsdeurwaarder het beslag op moeten heffen. De gerechtsdeurwaarder heeft dat niet gedaan en heeft zonder instemming van klaagster de ingehouden bedragen aangewend ter delging van de schulden van haar partner. Dat dit, als door de gerechtsdeurwaarder gesteld, is veroorzaakt omdat klaagster en haar partner beide debiteuren van het kantoor waren, en daarom in het systeem aan elkaar waren gekoppeld, komt voor rekening van de gerechtsdeurwaarder.

4.4 In de brief van 13 februari 2015 legt de gerechtsdeurwaarder klaagster een aantal opties voor. Zo staat in die brief onder meer vermeld dat als er gelden aan klaagster gerestitueerd dienden te worden, de beslagvrije voet van haar partner met terugwerkende kracht opnieuw berekend diende te worden en haar partner het teveel aan hem betaalde bedrag dient te retourneren. Dit wekt de indruk dat dit als voorwaarde wordt gesteld om de ten onrechte ingehouden gelden aan klaagster te restitueren. In dat licht bezien is het niet onbegrijpelijk dat, zoals door de gerechtsdeurwaarder gesteld, de brief op dit punt door klaagster negatiever wordt uitgelegd dan de betreffende medewerkster van de gerechtsdeurwaarder heeft bedoeld. In die brief wordt klaagster er bij de eerste optie ook op gewezen dat als er gelden aan klaagster gerestitueerd moeten worden, het door een schuldeiser van de partner van klaagster aan hem gedane voorstel tot finale kwijting zou komen te vervallen. De Kamer acht het onjuist dat de gerechtsdeurwaarder, die ten onrechte gelden heeft geïncasseerd, voor restitutie van die gelden verwijst naar collega- gerechtsdeurwaarders dan wel de beslagleggers. Het is de verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder zelf om die restitutie te bewerkstelligen. Bovendien acht  de Kamer t het onjuist dat de gerechtsdeurwaarder de zaak van haar partner gebruikt bij de in de brief van 13 februari 2015 voorgelegde opties.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.