ECLI:NL:TGDKG:2015:193 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW 906.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:193
Datum uitspraak: 20-10-2015
Datum publicatie: 10-12-2015
Zaaknummer(s): GDW 906.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Een van de twee klachtonderdelen is gegrond. Het ligt op de weg van de gerechtsdeurwaarder om een debiteur tijdig in kennis te stellen indien een aangezegde beslaglegging geen doorgang kan vinden. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij heeft nagelaten om aan klager mede te delen dat de reeds aangezegde beslaglegging geen doorgang zou vinden. De Kamer heeft de gerechtsdeurwaarder een berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 oktober 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 906.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

-          Bij brief van 28 november 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-          Bij brief van 17 december 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweer-schrift ingediend.

-          Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

-          De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 september 2015 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

-          Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-          De uitspraak is bepaald op 20 oktober 2015.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)                    De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een op 5 september 2013 ten nadele van klager gewezen vonnis. Het vonnis is op 27 september 2013 aan klager betekend.

b)                    Bij brief van 24 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat hij nog een bedrag verschuldigd was en de gerechtsdeurwaarder opdracht had gekregen een dezer dagen beslag te komen leggen op zijn inboedel.

c)                    Op 18 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder getracht beslag te leggen. Omdat klager thuis niet werd aangetroffen heeft de gerechtsdeurwaarder aan de vader van klager een aanzegging overhandigd met de mededeling dat hij binnenkort terug zou moeten komen met de hulpofficier van justitie en een slotenmaker om dan alsnog beslag te leggen.

d)                    Bij brief van 3 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat het beslag roerende zaken was ingepland op 18 november 2014 tussen 09.00 uur en 17.00 uur.

2. De klacht

2.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij op 18 juli 2014 ondanks een duidelijk bord verboden ingang bij de toegangspoort van de woning, zonder toestemming toch de tuin is ingestapt, waar toevallig werkzaamheden in het kader van een renovatie plaatsvonden en waarbij ook de voordeur openstond. De gerechtsdeurwaarder is daarbij, zonder toestemming naar binnen gelopen en heeft daarbij gevraagd naar klager. De vader van klager heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht zijn huis te verlaten, waarna de gerechtsdeurwaarder dit heeft gedaan na overhandiging van de aanzegging tot beslagname.

2.2 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder daarnaast het volgende. Op 3 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager aangezegd dat op 18 november 2014 beslag roerende zaken zou worden gelegd. Omdat klager in het buitenland verbleef en om verdere problemen en kosten te voorkomen, heeft de vader van klager vrij genomen teneinde ervoor zorg te dragen dat er iemand aanwezig zou zijn die de gerechtsdeurwaarder toegang kon verlenen tot de woning. Op 18 november 2014 heeft de vader van klager de gehele dag tevergeefs op de komst van de gerechts-deurwaarder gewacht. De vader van klager heeft daardoor inkomen gederfd. Op      20 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder excuses gemaakt vanwege het feit dat de gerechtsdeurwaarder door persoonlijke omstandigheden niet in staat is geweest om tijdig te annuleren. Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk gesteld dient te worden voor het verlies van inkomen van zijn vader en hij verzoekt de Kamer zich hierover uit te spreken.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tucht-rechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. Uit de producties en de klacht kan worden opgemaakt dat de in de aanhef van deze beschikking genoemde gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor de beklaagde handelingen. Om die reden is hij als beklaagde aangemerkt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar-derswet.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft bevestigd dat er aan de voorkant van de woning een toegangshek met een bord verboden toegang stond. Dat de gerechtsdeurwaarder het bord heeft genegeerd om de voordeur te bereiken en om aan te kunnen bellen is echter niet tuchtrechtelijk laakbaar. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder uitdrukkelijk betwist dat de voordeur openstond en dat hij de woning zonder toestemming zou hebben betreden. Nu klager ten tijde van het bezoek van de gerechtsdeurwaarder zelf niet thuis was en hij zijn standpunt niet nader heeft onderbouwd kan de Kamer niet vaststellen wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Daarom kan niet worden geoordeeld dat van klachtwaardig handelen sprake is geweest.

4.3 Het Gerechtshof Amsterdam heeft in eerdere uitspraken ( ECLI:NL:GHAMS: 2010:BN7343 en ECLI:NL:GHAMS:2012:BW6156) beslist dat het op de weg van de gerechtsdeurwaarder ligt om een debiteur tijdig in kennis te stellen indien een aangezegde beslaglegging geen doorgang kan vinden. Dit geldt te meer nu de door de gerechtsdeurwaarder aangekondigde beslaglegging een ernstige inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van klager. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij heeft nagelaten om aan klager mede te delen dat de reeds aangezegde beslaglegging geen doorgang zou vinden en dit onderdeel van de klacht is dan ook terecht voorgesteld. De door de gerechtsdeurwaarder naar voren gebrachte onvoorziene persoonlijke omstandigheden zijn ter zitting niet concreet gemaakt. De Kamer acht op dit punt een berisping op zijn plaats.

4.4 De Kamer is niet bevoegd om schadevergoeding toe te kennen. Het verzoek van klager met betrekking tot het vergoeden van de inkomstenderving van zijn vader zal de Kamer dan ook passeren.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht, zoals omschreven in punt 2.2 van deze beslissing, gegrond;

-       legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.