ECLI:NL:TGDKG:2015:192 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW 765.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:192
Datum uitspraak: 20-10-2015
Datum publicatie: 10-12-2015
Zaaknummer(s): GDW 765.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Meerdere klachtonderdelen waarvan één gegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft vier bankbeslagen op hetzelfde tijdstip aan klager overbetekend. Het lag op de weg van de gerechtsdeurwaarder om slechts één overbetekening bij klager in rekening te brengen. Klacht gegrond en de maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 oktober 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 765.2014 ingesteld door:

[     ] ,

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

-          Bij brief met bijlagen, ingekomen op 23 oktober 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-          Bij verweerschrift, ingekomen op 21 november 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-          Klager en de gerechtsdeurwaarder hebben schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

-          De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 september 2015 alwaar geen van de partijen is verschenen.

-          Van deze behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.

-          De uitspraak is bepaald op 20 oktober 2015.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Op 25 juli 2012 ontving de gerechtsdeurwaarder de opdracht om tot betekening en executie van een ten laste van klager gegeven alimentatiebeschikking van 14 juli 2004 over te gaan.

-                      Op 3 augustus 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder de beschikking aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-          Op 8 augustus 2012 heeft klager schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de vordering. De gerechtsdeurwaarder heeft nadien van zijn opdrachtgever de opdracht gekregen om de zaak aan te houden.

-          Op 2 december 2013 ontving de gerechtsdeurwaarder van zijn opdrachtgever de opdracht om de zaak voort te zetten middels beslaglegging onder diverse banken.

-          Op 9 december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een nieuw bevel aan klager doen toekomen, omdat de vordering van € 1.725,27 tot € 20.963,00 was opgelopen.

-          Op 12 december 2013 ontving de gerechtsdeurwaarder van zijn opdrachtgever de opdracht om de executie ter hand te nemen en tot het leggen van bank-beslagen over te gaan. De gerechtsdeurwaarder heeft een kopie van deze opdracht aan klager doen toekomen.

-          Op 13 december 2013 heeft de advocaat van klager (hierna de advocaat) verzocht om de executie op te schorten. De gerechtsdeurwaarder heeft dit schrijven naar zijn opdrachtgever doorgestuurd. Diezelfde dag ontving de gerechtsdeurwaarder een tweetal e-mails van klager.

-          Op 16 december 2013 is de gerechtsdeurwaarder overgegaan tot het (laten) leggen van een viertal bankbeslagen op uitdrukkelijk verzoek van zijn opdrachtgever die de gerechtsdeurwaarder de rekeningnummers met de daarbij behorende banken heeft aangeleverd en daarbij heeft aangegeven dat deze rekeningnummers op naam van klager zouden staan.

-          Op 17 december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de e-mails van klager van 13 december 2013 beantwoord.

-          Bij e-mails van 18 en 19 december 2013 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de gelegde bankbeslagen.

-          Op 20 december 2013 heeft klager de overbetekening van de gelegde bankbeslagen bij de gerechtsdeurwaarder op kantoor opgehaald.

-          Op 20 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht gekregen om de door het bankbeslag getroffen gelden te incasseren.

-          Op 11 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager medegedeeld dat de vordering in zijn geheel was voldaan en dat hij er zorg voor moet dragen dat de lopende alimentatie tijdig wordt voldaan.

-          Op 14 februari 2014 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat het feitelijk onmogelijk is om tijdig te betalen als de brief waarin dit wordt medegedeeld pas op 11 februari 2014 aan hem wordt verzonden. Diezelfde dag heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder gevraagd welk rekeningnummer hij voor de overboeking dient te gebruiken.

-          Bij e-mail van 20 februari 2014 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij meermaals om een rekeningnummer heeft gevraagd, maar dat er geen reactie is ontvangen en dat hij het bedrag naar het laatst bekende rekeningnummer heeft overgemaakt.

-          Bij e-mail van 10 maart 2014 heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder het rekeningnummer waarop de betalingen dienen te geschieden aan klager doen toekomen.

-          Bij e-mail van 12 maart 2014 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder bevestigd dat hij een betaling heeft overgemaakt.

-          Klager heeft bij e-mail van 6 april 2014 een specificatie van de ingehouden kosten aan de gerechtsdeurwaarder gevraagd. Bij e-mail van 15 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder op dit schrijven gereageerd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a:  de gerechtsdeurwaarder hem onheus heeft bejegend;

b: de gerechtsdeurwaarder niet dan wel niet binnen een redelijke termijn op zijn brieven dan wel e-mails heeft gereageerd;

c: de gerechtsdeurwaarder niet de juiste (juridische) procedures heeft gevolgd;

d: de door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten onjuist zijn.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft klachtonderdeel d erkend en de overige klacht-onderdelen gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de kamer dat klager niet nader heeft geconcretiseerd waaruit de onheuse bejegening zou hebben bestaan. De gerechtsdeurwaarder heeft het gestelde dienaangaande uitdrukkelijk ontkend. Mitsdien kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft en dit onderdeel van de klacht dient als zijnde ongegrond te worden afgewezen.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven en e-mails van een debiteur binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de onder punt 1 van deze beschikking opgenomen feiten kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder wel degelijk binnen een redelijke termijn op die brieven en e-mails van klager heeft gereageerd.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de kamer dat uit de onder punt 1 van deze beschikking opgenomen feiten niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder tijdens zijn werkzaamheden niet de juiste (juridische) werkwijze in acht heeft genomen. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

4.5 Met betrekking tot klachtonderdeel d overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder in het onderhavige geval heeft erkend dat de vier bankbeslagen allemaal op hetzelfde tijdstip aan klager zijn overbetekend en dat het op zijn weg had gelegen om slechts één overbetekening in rekening te brengen. De gerechtsdeurwaarder stelt zich in zijn verweerschrift tevens op het standpunt dat klager, naar aanleiding van de door hem verschafte uitleg omtrent de kosten, bezwaar had kunnen maken tegen de vier separate overbetekeningen en dat het dan direct opgelost had kunnen worden. Het gerechtshof Amsterdam heeft echter in een eerdere uitspraak (LJN: BN5956) beslist dat als een ambtshandeling bij één exploot kan worden gedaan, deze in beginsel ook bij één exploot te worden gedaan. Dat de gerechtsdeurwaarder zijn verantwoordelijkheid afschuift op klager, die in de optiek van de gerechtsdeurwaarder had moeten of kunnen reclameren, acht de Kamer niet gepast. Gelet op het vorenstaande ziet de Kamer aanleiding om een maatregel op te leggen.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht op onderdeel d gegrond en voor het overige ongegrond;

-       legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.