ECLI:NL:TGDKG:2015:15 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet259.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:15
Datum uitspraak: 10-02-2015
Datum publicatie: 25-02-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet259.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 februari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 18 maart 2014 met zaaknummer 955.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 259.2014 ingesteld door:

1. [     ],

2. [     ],

beiden wonende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 20 november 2013 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 29 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 18 maart 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 19 maart 2014. Bij brief van 2 april 2014 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief met bijlagen van 20 november 2014 hebben klagers producties ingediend. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van

2 december 2014 alwaar klagers en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 10 februari 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      De gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van [     ] Advocaten te [     ] een vordering in behandeling genomen, die voortvloeit uit een op 31 januari 2012 door de voorzieningenrechter [     ] gewezen vonnis en het arrest van 28 mei 2013 in hoger beroep, gewezen door het gerechtshof [     ].

b)      De opdracht tot tenuitvoerlegging was eerst in handen gesteld van [     ] die de opdracht om hen moverende redenen hebben teruggegeven.

c)      Tussen klagers en de gerechtsdeurwaarder is bij brieven van 3 september 2013 (klagers), 19 september 2013 (gerechtsdeurwaarder), 23 en 27 september 2013 (klagers), 29 oktober 2013 (gerechtsdeurwaarder), 31 oktober 2013 (klagers), 4 oktober 2013 (gerechtsdeurwaarder), 7 en 12 oktober 2013 (klagers) gecorrespondeerd over de rechtsgeldigheid van de aan de gerechtsdeurwaarder in handen gestelde titels.

d)     Bij exploot van 20 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager sub 1 herhaald beslag gelegd onder het ABP. De kosten van dit exploot zijn gesteld op nihil.

4. De oorspronkelijke klacht

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat hij een door [     ] teruggegeven opdracht tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak heeft overgenomen.

Aan het door de gerechtsdeurwaarder uitgebrachte exploot van 20 september 2013 kleven volgens klagers de volgende bezwaren:

  1. Er bestaat geen rechtsgeldig opgemaakte grosse van het vonnis van 31 januari 2012 die aan klager sub 1 is betekend. Klager verwijst naar een beslissing van de Kamer van 20 november 2012 (zaaknummer 530.2012).
  2. Ten onrechte zijn in dit exploot opgenomen de op grond van het arrest van

    28 mei 2013 verbeurde dwangsommen.

  3. Het arrest van 28 mei 2013 is betekend op 31 mei 2013 op vervalst explootpapier. Immers achter [     ] schuilt de vennootschap [     ] van wie het exploot afkomstig is.
  4. Ten onrechte is in het exploot van 31 mei 2013 opgenomen dat proceskosten zijn verrekend. In het exploot is sprake van twee rechtspersonen.

De gerechtsdeurwaarder is van deze gebreken en verzuimen op de hoogte gesteld.

De gerechtsdeurwaarder verwijst in zijn antwoord weliswaar naar een bij brief van 4 oktober 2013 overgelegd arrest van het gerechtshof [     ] van 9 april 2013, echter op gronden als in de klacht omschreven zijn klagers van mening dat aan dit arrest verzuimen en gebreken kleven waardoor dit arrest aan nietigheid lijdt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat hetgeen door klagers wordt aangevoerd tegen het aanvaarden door de gerechtsdeurwaarder van de door [     ] teruggegeven opdracht buiten beoordeling wordt gelaten. Deze bezwaren berusten immers niet alleen op aannames, veronderstellingen en door klagers verzonnen scenario’s, maar bovenal is dit voor de beoordeling van de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder niet van belang.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder berust op de gedachte dat hij voortborduurt op uitspraken en exploten waarvan klagers de rechtsgeldigheid betwisten. Dit gaat echter het toetsingskader van de onderhavige tuchtprocedure te buiten. Zoals herhaaldelijk in eerdere beschikkingen van de Kamer is overwogen, kan in een tuchtprocedure de echtheid of de rechtsgeldigheid van een rechterlijke uitspraak (of eventueel daaraan klevende gebreken en verzuimen) niet worden onderzocht. De rechterlijke uitspraak staat vast totdat een (andere) hogere rechter anders heeft beslist. Een andere opvatting zou tot een onaanvaardbare doorkruising van het in Nederland geldende systeem van rechtsmiddelen leiden. Het herhaaldelijk indienen van klachten op deze gronden neigt naar misbruik van (tucht)recht.

5.3 Voorts heeft de voorzitter overwogen dat ten aanzien van de bezwaren tegen de door [     ] uitgebrachte exploten geldt dat deze de gerechtsdeurwaarder niet regarderen. Het betreft authentieke akten waarvan de bewijskracht op voorhand vaststaat. Voor zover klagers de echtheid daarvan willen bestrijden dienen zij dat te doen in een civiele procedure. Het tuchtrecht is daarvoor niet de geëigende weg. Het door klagers gedane beroep op de uitspraak van de Kamer van 20 november 2012 gaat voorbij aan het feit dat deze beslissing door het gerechtshof Amsterdam is vernietigd bij beslissing van 13 december 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:4962). Ook heeft het gerechtshof [     ] op 9 januari 2013 geoordeeld dat het vonnis van 31 januari 2012 op rechtsgeldige wijze aan klager sub 1 is betekend.

5.4 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat de overige door klagers aan de klacht ten grondslag gelegd stellingen evenmin kunnen leiden tot gegrondverklaring van de klacht. Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet stellen klagers dat de voorzitter in zijn beslissing is voorbijgegaan aan de tweeledige verantwoordelijkheid van een gerechtsdeurwaarder. Uit rechtspraak blijkt dat een gerechtsdeurwaarder niet alleen de instructies van zijn opdrachtgever dient uit te voeren, maar er als openbaar ambtenaar ook voor moet zorgen dat de rechtens te eerbiedigen belangen van de aspirant-beslagene niet in het gedrang komen. Als de gerechtsdeurwaarder een innerlijke tegenstrijdigheid in een beslissing dan wel een kennelijke tegenstrijdigheid met de voorschriften constateert, mag hij niet zonder meer afgaan op de gegeven opdracht, maar moet hij een eigen onderzoek instellen.

6.2 Klagers hebben verder aangevoerd dat de voorzitter ten onrechte hetgeen door hen is aangevoerd tegen de door [     ] teruggegeven opdracht buiten beoordeling heeft gelaten. Er is volgens klagers een causaal verband tussen het neerleggen van de opdracht en het vervolg daarop. Vaststaat dat de gerechtsdeurwaarder gebruik heeft gemaakt van het door [     ] uitgebrachte exploot van 31 mei 2013, met daarbij een beroep op de betwiste vermeend rechtsgeldig opgemaakte en uitgegeven grosse van het arrest van het gerechtshof [     ] van 28 mei 2013. Een gerechtsdeurwaarder kan een bij artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet vastgelegde taak niet zo maar neerleggen. In dit artikel is vastgelegd welke ambtshandelingen een deurwaarder verplicht is te verrichten. De Gerechtsdeurwaarderswet heeft betrekking op ambtshandelingen waartoe de gerechtsdeurwaarder bevoegd is, maar die bevoegdheid houdt op waar misbruik begint. De gerechtsdeurwaarder mag zich niet aan misbruik van bevoegdheid schuldig maken. Hiervan kan sprake zijn bij een wanverhouding tussen het gebruik van de bevoegdheid en de nadelen die daarvan het gevolg zijn (NJF 2009/339, UN: B193390). De stelling is dat [     ] misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid dan wel dat sprake is van een wanverhouding tussen het gebruik van de bevoegdheid en de nadelen die daarvan het gevolg zijn. Dit is de opvolgend gerechtsdeurwaarder duidelijk bekend gemaakt. Van verzonnen scenario’s is geen sprake. Iedere bewering van klagers is onderbouwd.

6.3 Klagers hebben voorts aangevoerd dat de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat een toetsing van uitspraken en exploten, waarvan klagers de rechtsgeldigheid betwisten, het toetsingskader van de onderhavige tuchtrechtprocedure te buiten gaat en dat het herhaaldelijk indienen van klachten op deze gronden neigt naar misbruik van (tucht)recht. Met verwijzing naar de eerste twee grieven, beroepen klagers zich op legaliteitsbeginselen en de daarop betrekking hebbende jurisprudentie. Het door de gerechtsdeurwaarder gebruikte exploot van 31 mei 2014 valt in de categorie valsheid in geschrifte van artikel 225 Sr. Naast de kennelijke valsheid in geschrifte vloeit de vermeende nietigheid van het exploot van 25 juni 2013 ook voort uit artikel 3:39 BW, artikel 3: 40 lid 2 BW en artikel 65 Rv. Klagers mogen zich, evenals iedere burger, zonder voorbehoud te allen tijde beroepen op nietigheid, indien niet voldaan is aan de in de wet verankerde voorschriften en wettelijke bepalingen, waardoor gebreken en verzuimen ontstaan die nietigheid met zich brengen, hetgeen hier uitdrukkelijk het geval is. Deze aspecten en bezwaren zijn beklaagde in diverse brieven uitvoerig bekend gemaakt. Het voorgaande geldt ook voor de minuut van het arrest van 28 mei 2013, daar deze is ondertekend door twee niet met rechtspraak belaste ambtenaren, zoals bij inzage is gebleken.

6.4 Als laatste hebben klagers aangevoerd dat hetgeen door de voorzitter is overwogen ten aanzien van het toetsingskader eveneens voorbij gaat aan de mogelijkheid dat valsheid in geschrifte ook authentieke akten kan betreffen, zoals in artikel 227 Sr is vastgelegd. Dat artikel betreft zowel de maker als de gebruiker van het exploot. Dat het hier het gebruik van een valselijk opgemaakte akte (exploot) betreft, blijkt uit de door klagers in het verzet opgenomen feiten die er op neerkomen dat het bestreden exploot is uitgebracht door een gerechtsdeurwaarder van een non-existent gerechtsdeurwaarderskantoor. De beslissing van de Kamer van 20 november 2012 is op 13 december 2013 vernietigd door het gerechtshof Amsterdam, maar blijft ten aanzien van de ontbrekende betekening volgens klagers overeind. De gerechtsdeurwaarder heeft weet van het feit dat hij gebruik maakt van een door klagers bestreden exploot. Er is sprake van misbruik van beslagrecht c.q. bevoegdheden ex artikel 3:13 BW, aldus klagers.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Hetgeen door klagers in verzet is aangevoerd werpt geen nieuw licht op de klacht waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mrs. M.S.F. Voskens en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.