ECLI:NL:TGDKG:2015:138 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW423.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:138
Datum uitspraak: 07-08-2015
Datum publicatie: 21-09-2015
Zaaknummer(s): GDW423.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij heeft verzuimd om een brief, waarin de afsluiting van de energielevering werd aangekondigd, ook aan de bewindvoerder te sturen. Nu de gerechtsdeurwaarder ten tijde van het versturen van de desbetreffende brief op de hoogte was van de bewindvoering had hij de brief ook aan de bewindvoerder moeten sturen. Nu de gerechtsdeurwaarder dit niet heeft gedaan is dit klachtonderdeel terecht voorgesteld. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 augustus 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 423.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

-          Bij brief met bijlagen, ingekomen op 19 juni 2014, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-          Bij verweerschrift, ingekomen op 26 augustus 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-          De gemachtigde van klaagster heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

-          De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 26 juni 2015 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

-          Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-          De uitspraak is bepaald op 7 augustus 2015.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De voormalig gemachtigde van klaagster is op 27 januari 2005 benoemd tot de bewindvoerder van klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster tot betaling gesommeerd van een vordering van Eneco en heeft haar vervolgens gedagvaard. Bij verstekvonnis van 16 augustus 2013 is klaagster veroordeeld tot betaling van de achterstand en is Eneco gemachtigd om de energielevering in de woning van klaagster te onderbreken. De gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis op 6 september 2013 aan klaagster betekend. Bij brief van 16 oktober 2013, door de gerechtsdeurwaarder ontvangen op 18 oktober 2013, heeft de voormalig gemachtigde de gerechtsdeurwaarder laten weten dat zij tot bewindvoerder was benoemd en heeft zij verzocht alle voor klaagster bestemde correspondentie aan haar te zenden. Hieraan voorafgaand heeft de gerechtsdeurwaarder de bewindvoerder nooit bericht of betrokken bij de vordering. Na de brief van 16 oktober 2013 heeft er wel contact en correspondentie plaatsgevonden tussen de gerechtsdeurwaarder en de voormalig gemachtigde, maar de gerechtsdeurwaarder heeft verzuimd een brief van 28 mei 2014, waarbij de afsluiting van de energielevering is aangekondigd tegen 6 juni 2014, ook aan de gemachtigde te sturen. De afsluiting heeft niet plaatsgevonden nadat de gerechtsdeurwaarder van zijn verzuim op de hoogte was gekomen. Bij brief van 3 februari 2015 heeft de voormalig gemachtigde aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat per 19 januari 2015 het bewind van klaagster is overgedragen aan een andere bewindvoerder. De gemachtigde van klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 21 mei 2015 om een opgave van het totaal verschuldigde gevraagd.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a:         de gerechtsdeurwaarder de brief van 28 mei 2014 aan haar en niet aan haar bewindvoerder heeft doen toekomen terwijl hij van de bewindvoering op de hoogte was;

b:         de gerechtsdeurwaarder het vonnis onrechtmatig executeert nu dit vonnis geen enkele waarde heeft, omdat haar bewindvoerder niet is gedagvaard;

c:         de gerechtsdeurwaarder onnodige druk heeft uitgeoefend doordat is aangekondigd dat de energielevering zou worden afgesloten, terwijl het met name gaat om de warmwatervoorziening;

d:         medewerkers van de gerechtsdeurwaarder onjuiste uitlatingen hebben gedaan, onder andere omdat ten onrechte is medegedeeld dat zij niet op de hoogte waren van de onderbewindstelling;

e:         er een onnodige procedure is gevoerd, omdat zij al eerder tot betaling was veroordeeld met machtiging van Eneco om tot afsluiting te mogen overgaan.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

Volgens de gerechtsdeurwaarder is er zorgvuldig gehandeld, hoewel de voormalig bewindvoerder inderdaad niet in kennis was gesteld over de geplande afsluitingsdatum. Dat was een vergissing die niet tuchtrechtelijk laakbaar is.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de kamer dat de gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij heeft verzuimd om de brief van 28 mei 2014, waarin de afsluiting van de energielevering werd aangekondigd tegen 6 juni 2014, ook aan de bewindvoerder te sturen. Nu de gerechtsdeurwaarder ten tijde van het versturen van de desbetreffende brief op de hoogte was van de bewindvoering had hij de brief ook aan de bewindvoerder moeten sturen. Nu de gerechtsdeurwaarder dit niet heeft gedaan is klachtonderdeel a terecht voorgesteld.

4.3 Klachtonderdeel b heeft betrekking op de tenuitvoerlegging van een vonnis, waarover deze Kamer niet kan oordelen. Executiegeschillen kunnen aan de voorzieningenrechter in kort geding worden voorgelegd.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de Kamer dat de gerechtsdeurwaarder geen onnodige druk heeft uitgeoefend door aan te kondigen dat de energielevering zou worden afgesloten, omdat hij de aangekondigde maatregelen mocht nemen.

4.5 Met betrekking tot klachtonderdeel d overweegt de Kamer dat klaagster zich op het standpunt stelt dat de medewerkers van de gerechtsdeurwaarder onjuiste uitlatingen hebben gedaan, onder ander omdat ten onrechte is medegedeeld dat zij niet op de hoogte waren van de onderbewindstelling. Gelet op de omstandigheid dat klaagster op 27 januari 2005 onder bewind is gesteld en de gerechtsdeurwaarder pas bij brief van 16 oktober 2013 hiervan op de hoogte werd gesteld is het begrijpelijk en niet tuchtrechtelijk laakbaar dat zijn medewerkers hebben medegedeeld dat zij niet op de hoogte waren van de onderbewindstelling.

4.6 Met betrekking tot klachtonderdeel e geldt dat de Kamer niet bevoegd is om te oordelen of de procedure al dan niet onnodig is gevoerd. Klaagster kan zich met dit geschil tot de gewone rechter wenden.

4.7 De Kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat klachtonderdeel a gegrond is. Nu de gerechtsdeurwaarder adequaat heeft gehandeld toen hij constateerde dat de brief van 28 mei 2014 niet tevens aan de bewindvoerder was gestuurd, zijn er geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klachtonderdeel a gegrond;

-       verklaart de klachtonderdelen b, c, d en e ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.