ECLI:NL:TGDKG:2015:116 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW618.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:116
Datum uitspraak: 23-06-2015
Datum publicatie: 22-07-2015
Zaaknummer(s): GDW618.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Indien een aangekondigd beslag geen doorgang vindt moet de debiteur daarvan tijdig in kennis worden gesteld. In dit geval is dit kenbaar gemaakt aan de maatschappelijk werker van klager. Het enkele feit dat klager niet in staat was de vordering te betalen en bezig was met schuldhulpverlening laat onverlet dat de gerechtsdeurwaarder gerechtigd is beslag te leggen. Klacht ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 juni 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 618.2014 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1. [     ],

2. [     ],

Beiden toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 25 augustus 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders.

Bij brief van 18 september 2014 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 21 april 2015, alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 23 juni 2015.

1. De feiten

a)      Het kantoor van de gerechtsdeurwaarders is belast met de tenuitvoerlegging van een op 20 december 2013 door de rechtbank Rotterdam gewezen vonnis.

b)      Bij exploot van 10 april 2014 heeft een collega van de gerechtsdeurwaarders ten laste van klager beslag gelegd op roerende zaken (de inboedel van klager)

c)      Bij exploot van 9 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder sub 4 (hierna: de gerechtsdeurwaarder) klager de openbare verkoop aangezegd van de inbeslaggenomen roerende zaken op dinsdag 3 juni 2014

d)     Bij email van 22 mei 2014 heeft een maatschappelijk werker, werkzaam bij [     ] te [     ], de gerechtsdeurwaarder namens klager verzocht de aangekondigde verkoop voorlopig op te schorten.

2. De klacht

2.1 In klachtonderdeel 1 verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat hij niet is komen opdagen bij de openbare verkoop. Op 3 juni 2014 zou de openbare verkoop plaatsvinden van de inbeslaggenomen inboedel van klager. De verkoop was aangekondigd door middel van een advertentie op website “veilingdeurwaarder.nl” en een aanplakbiljet op het huisadres van klager. Op de datum van openbare verkoop was klager thuis in afwachting van de openbare verkoop, echter de gerechtsdeurwaarder kwam niet opdagen.

2.2 Het tweede klachtonderdeel betreft het verwijt van klager dat [     ] gerechtsdeurwaarders onnodige druk heeft uitgeoefend door beslag roerende zaken te leggen. [     ] gerechtsdeurwaarders blijft dreigen met executiemaatregelen terwijl zij weet dat klager niet in staat is om te betalen en hij bezig is met schuldhulpverlening. Op zijn inkomsten lag al beslag, wat [     ] gerechtsdeurwaarders weet. Klager is van mening dat onnodige druk op hem wordt uitgeoefend.

2.3 Klager verwijt [     ] gerechtsdeurwaarders als laatste dat zij ten onrechte advertentiekosten bij hem in rekening heeft gebracht. Het betreft een bedrag van

€ 20,00 voor een advertentie op “veilingdeurwaarder.nl”. Klager vraagt zich af waarom die kosten bij hem in rekening worden gebracht. Voor zover klager bekend is, komen deze kosten niet voor zijn rekening aangezien deze kosten niet in de wet zijn geregeld. Klager heeft het gevoel te betalen voor de reclame die [     ] gerechtsdeurwaarders hiermee maakt. De tekst en logo van het kantoor zijn groter dan de aankondiging van de openbare verkoop.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

Namens [     ] gerechtsdeurwaarders is de klacht gemotiveerd weersproken door [     ]. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarders-wet zijn slechts gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Klager heeft de klacht gericht tegen het kantoor, meer in het bijzonder tegen alle aan dat kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders. Uit de stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd kan worden opgemaakt dat klachtonderdeel 1 kan worden toegerekend aan de in aanhef onder 4 vermelde gerechtsdeurwaarder. Blijkens door beklaagde overgelegde stukken heeft deze gerechtsdeurwaarder op 9 mei 2014 de aanzegging executie verkoop aan klager betekend. Uit de stukken kan niet worden opgemaakt welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is voor de in klachtonderdelen 2 en 3 door klager verweten handelingen. Daarom wordt [     ], als degene die kennelijk verantwoordelijk is voor handelingen van medewerkers van het kantoor, als beklaagde aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beslissing al rekening gehouden. Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel 1 (2.1. hiervoor) dient tot uitgangspunt dat het op de weg van de gerechtsdeurwaarder ligt om een debiteur tijdig in kennis te stellen van het niet doorgaan van een beslag of het niet doorgaan van een executoriale verkoop. Indien een eenmaal aangekondigde beslaglegging of executoriale verkoop wordt uitgesteld, dient dit kenbaar te worden gemaakt aan degene onder wie het beslag gelegd zou worden of aan degene ten laste van wie de executoriale verkoop zou worden gehouden.

4.4 In het onderhavige geval heeft echter een maatschappelijk werker namens klager contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarder met het verzoek de aangekondigde verkoop op te schorten. Niet weersproken is dat de gerechtsdeurwaarder de maatschappelijk werker telefonisch heeft medegedeeld dat dit verzoek werd ingewilligd. Weliswaar had de gerechtsdeurwaarder ook klager dienen te informeren,  maar hij mocht, nu zich een maatschappelijk werker namens klager tot hem had gewend, er in dit geval van uitgaan dat de maatschappelijk werker klager zou informeren. Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

4.5 Met betrekking tot klachtonderdeel 2 (2.2. hiervoor) overweegt de Kamer dat het enkele feit dat klager niet in staat was de vordering te betalen en bezig was met schuldhulpverlening onverlet laat dat de gerechtsdeurwaarder op grond van het vonnis gerechtigd was beslag op de inboedel van klager te leggen. Onweersproken is gesteld dat de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd, het aannemelijk achtte dat de verkoop van de inboedel een bedrag zou opleveren dat in mindering op de vordering zou kunnen worden gebracht. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.6 Met betrekking tot klachtonderdeel 3 (2.3. hiervoor) overweegt de Kamer dat het feit dat de gerechtsdeurwaarder ervoor heeft gekozen de (relatief lage) kosten van de advertentie op de website ten laste van klager te brengen teneinde een zo hoog mogelijke executieopbrengst te krijgen, niet als tuchtrechtelijk laakbaar is aan te merken.

5. De slotsom van dit alles is dat tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet is gebleken en de klacht ongegrond dient te worden verklaard.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.